7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met tenminste één andere persoon aangeefster ongeveer zeven uur lang van haar vrijheid beroofd met als doel het stelen van geld en juwelen. Daarbij hebben verdachte en zijn mededader aangeefster een klap toebedeeld en gedreigd met het toepassen van meer geweld, waarbij zij aangeefster een vuurwapen (of een soortgelijk voorwerp) toonden. Dit alles gebeurde in de eigen woning van aangeefster, midden in de nacht. Een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Zo was dit niet die nacht voor aangeefster: zij werd in haar slaap door verdachten overvallen. Verdachte en zijn mededader zijn met een grote buit vertrokken en hebben aangeefster in haar badkamer achtergelaten, vastgebonden aan een radiator. Aangeefster was doodsbang. De rechtbank acht deze feiten zeer ernstig en ziet geen andere straf passend dan een langdurige gevangenisstraf. De lange duur van de vrijheidsberoving weegt zij strafverzwarend mee.
Meerdaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld sprake is van meerdaadse samenloop, zoals bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de wetsartikelen van deze strafbare feiten een verschillende strekking hebben en in de aard geheel verschillende misdrijven betreffen. Daarbij merkt de rechtbank op dat een wederrechtelijke vrijheidsberoving voor de duur van zeven uur zeker geen onvermijdelijke bijkomstigheid is bij een woninginbraak, zoals de raadsman heeft betoogd. De rechtbank ziet daarin dus geen reden voor strafmatiging.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 25 september 2025. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een patroon betreffende geweldsdelicten en diefstal. Bovendien heeft verdachte de bewezen geachte feiten gepleegd terwijl hij nog in de proeftijd liep van een eerdere onherroepelijke veroordeling voor een mishandeling. De rechtbank weegt al deze omstandigheden stafverzwarend mee.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 17 juli 2025, opgemaakt door M. van Schie, reclasseringswerker, opgesteld voor de raadkamerzitting van 21 juli 2025. Hierin schrijft de reclassering dat verdachte sinds 2025 een opwaartse ontwikkeling laat zien, waarbij hij gerichte stappen onderneemt om zijn levenssituatie op een sociaal aanvaardbare constructieve manier te verbeteren. Verdachte maakt reeds gebruik van hulpverlening, in de vorm van behandeling bij De Waag, hulpverlening vanuit de gemeente, de reclassering en de instelling voor begeleid wonen. Het algemene beeld is dat verdachte zich ontvankelijk laat zien voor begeleiding in combinatie met veranderingsbereidheid. De reclassering adviseert om als voorwaarden bij een eventuele schorsing van de voorlopige hechtenis op te leggen: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod (met medeverdachten), locatiegebod (met elektronische monitoring), dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
Voor de zitting van 16 oktober 2025 is er geen reclasseringsrapport opgesteld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een bericht van de reclasseringsbegeleider van verdachte, door de rechtbank ontvangen op 13 oktober 2025. Hierin schrijft de begeleider dat zowel de behandelaar van De Waag als de reclasseringsbegeleider verdachte hebben bezocht in detentie. Beiden hadden de indruk dat verdachte daadwerkelijk positieve stappen aan het zetten was met betrekking tot werk, huisvesting en verandering van mind-set. De reclasseringsbegeleider adviseert dat de voorwaarden uit het reclasseringsrapport van 17 juli 2025 als bijzondere voorwaarden kunnen worden overgenomen bij een voorwaardelijke veroordeling.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan alle genoemde voorwaarden. De rechtbank zal ten positieve meewegen dat verdachte na het plegen van dit feit, een positieve lijn had ingezet en de rechtbank slaat ook acht op de jonge leeftijd van verdachte.
Oriëntatiepunten
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Strafoplegging
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Daarbij legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden op zoals door de reclassering is geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod en locatiegebod. De voorwaardelijke straf dient als herinnering aan verdachte om geen strafbare feiten meer te plegen. Ook hoopt de rechtbank dat verdachte met hulp van de reclassering, na het uitzitten van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, de positieve lijn die verdachte had voordat hij werd aangehouden, weer op gaat pakken.