ECLI:NL:RBAMS:2025:8144

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
24/3228
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze zaak heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Financiën om een deel van haar private schulden niet over te nemen op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Het bezwaar van eiseres is op 6 mei 2025 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat zou zijn ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De minister was vertegenwoordigd door mr. A. van der Spoel. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de minister de gelegenheid gegeven om te onderzoeken of er eerder contact is geweest tussen eiseres en de uitvoeringsorganisatie Sociale Banken Nederland (SBN) over een eerder bezwaarschrift. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het eerdere bezwaarschrift tijdig is toegezonden aan SBN. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift, gedateerd op 15 januari 2024, te laat is ingediend, aangezien de termijn voor indiening eindigde op 8 januari 2024. Eiseres heeft geen bewijs kunnen overleggen van een eerder ingediend bezwaarschrift. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen op 31 oktober 2025, waarbij het beroep ongegrond is verklaard en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/3228

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Pot),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van der Spoel)

Inleiding

1. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de niet overname van private schulden.
1.1.
Met een besluit van 19 oktober 2023 heeft verweerder op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) besloten een deel van de private schulden van eiseres niet over te nemen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is op 6 mei 2025 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres is tegen dat besluit in beroep gegaan.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde deelgenomen. Namens de minister is mr. A. van der Spoel verschenen.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Zij heeft de minister de gelegenheid gegeven om te onderzoeken of en zo ja wanneer er telefonisch contact is geweest tussen eiseres en de uitvoeringsorganisatie Sociale Banken Nederland (hierna: SBN) over een eerder ingediend bezwaarschrift dan het bezwaarschrift dat is gedateerd op 15 januari 2024. De minister heeft ter zitting ook toegezegd onderzoek te doen naar de originele envelop van het onderhavige bezwaarschrift om te bezien of de datumstempel op de postzegel daarop leesbaar is. Op 23 april 2025 heeft de minister de rechtbank nader geïnformeerd. Eiseres heeft op haar beurt op 3 juni 2025 daar een nadere reactie op gegeven. Vervolgens heeft de rechtbank op 11 juni 2025 nog een nadere vraag aan de minister gesteld. Deze heeft daar op 16 juni 2025 een reactie op gegeven.
1.5.
De rechtbank heeft partijen vervolgens laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een nadere zitting.

Wat aan deze procedure voorafging

2. Deze uitspraak gaat over de regeling voor het overnemen van private schulden van gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslagaffaire. Het overnemen van private schulden wordt uitgevoerd door de SBN, namens verweerder.
3. Eiseres is aangemerkt als gedupeerde ouder van de kinderopvangtoeslagaffaire. Naar aanleiding daarvan heeft zij op grond van de Catshuisregeling een bedrag van
€ 30.000,- ontvangen. Zij heeft daarnaast een schuldenlijst aan verweerder gestuurd, omdat gedupeerden op grond van de Wht in aanmerking komen voor afbetaling van hun private schulden als die binnen de regeling vallen.
4. Met het primaire besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend. Verweerder meent dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ambtshalve heeft zij wel de bezwaargronden van eiseres beoordeeld en bepaald dat de schuld van Deurwaarder Nijstad en Toonen van € 7.320,54 niet kan worden overgenomen nu dit geen private, maar een publieke schuld betreft.
Standpunt eiseres
5. Eiseres meent dat zij het bezwaar wel tijdig heeft ingediend. De SBN raakt daarnaast opmerkelijk veel post kwijt. Dit is de gemachtigde uit overige dossiers gebleken. Als men per e-mail bezwaar kon maken, zou er tenminste een ontvangstbevestiging zijn. Verweerder gebruikt in deze zaak een nooduitgang door zich op een formaliteit als ontvankelijkheid te beroepen en maakt daarmee een inhoudelijke discussie onmogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
8. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag nadat het besluit aan de belanghebbende is toegezonden of uitgereikt. [2]
8.1.
Een bezwaarschrift is in ieder geval op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn door het bestuursorgaan is ontvangen. [3] Wanneer het bezwaarschrift met de gewone post is verstuurd, is het bij ontvangst ná het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [4] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan en dat het niet later dan een week na de afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren.
Is het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard?
9. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit is verzonden op 28 november 2023. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 8 januari 2024. Het dossier bevat een bezwaarschrift wat gedateerd is op 15 januari 2024 en door de minister is ontvangen op 11 maart 2024. Daarmee is het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn ingediend en ontvangen.
10. Dat dit bezwaarschrift te laat is ingediend, is ook niet in geschil. Het standpunt van eiseres is echter dat zij eerder wel een tijdig bezwaarschrift heeft ingediend en dat haar bezwaar daarom ontvankelijk moet worden verklaard. In haar bezwaarschrift van 15 januari 2024 staat namelijk vermeld dat zij met deze brief nogmaals bezwaar maakt. Ook staat beschreven dat zij meerdere keren telefonisch en schriftelijk contact heeft opgenomen om haar bezwaar kenbaar te maken. Eiseres schrijft verder dat zij, ondanks haar inspanningen om in december 2023 en daarna haar situatie telefonisch nogmaals te communiceren, steeds te horen kreeg dat haar brieven niet zijn ontvangen. Eiseres heeft geen bewijs kunnen overleggen van haar telefonische contacten tot 15 januari 2024. Wel heeft zij ook in de periode daarna (van 15 januari 2024 - 14 maart 2024) meermaals telefonisch contact gezocht met de SBN om updates over haar bezwaar te krijgen. Zij heeft screenshots overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat zij zeven keer telefonisch contact heeft gezocht met de SBN in laatstgenoemde periode.
11. Vervolgens is uit het onderzoek van verweerder naar voren gekomen dat er slechts twee telefoongesprekken bekend zijn bij de SBN, één van 31 januari 2024 en één van 7 maart 2024. Tot slot heeft eiseres een printscreen overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat de eerste versie van haar bezwaarschrift is opgemaakt voor het einde van de bezwaartermijn.
12. De rechtbank is van oordeel dat eiseres haar stelling dat zij eerder tijdig een bewaarschrift heeft ingediend niet voldoende aannemelijk heeft kunnen maken. In het op 15 januari 2024 gedateerde bezwaarschrift staat: “Met deze brief maak ik, [eiseres] , nogmaals bezwaar …”. Dit ondersteunt weliswaar het standpunt van eiseres, evenals de door eiseres overlegde printscreen van het document N.docx. Dit document is inhoudelijk gelijk aan het onderhavige bezwaarschrift van 15 januari 2024. Uit deze printscreen kan worden afgeleid dat dit document is aangemaakt op 11 december 2023 en is gewijzigd op 14 januari 2024. Dat kan erop duiden dat op 11 december 2023 een eerdere versie van het bezwaarschrift is aangemaakt. Maar het is niet duidelijk wat de inhoud van het op 11 december 2023 aangemaakte document is. Ook zegt de printscreen niets over de daadwerkelijke verzending van een eerder bezwaarschrift en of deze verzending tijdig zou zijn geweest. Dat is echter wel nodig voor het ontvankelijk verklaren van het bezwaar. Ook het bestaan van telefonische contacten met de SBN, waarin mogelijk gesproken zou zijn over een eerder bezwaarschrift in de periode vóór 15 januari 2024 is niet aannemelijk geworden. Eiseres heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat het eerdere bezwaarschrift tijdig is toegezonden aan SBN.
13. De rechtbank is van oordeel dat de minister het bezwaarschrift dan ook niet-ontvankelijk mocht verklaren.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. van der Maas, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb en artikel 3:41 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.