ECLI:NL:RBAMS:2025:8158

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
200.344.658
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake griffierechten in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 november 2025 een herstelarrest uitgesproken naar aanleiding van een verzoek van de appellant, vertegenwoordigd door mr. H.J. Menger. De appellant had op 30 september 2025 een arrest ontvangen waarin hij ten onrechte was veroordeeld tot betaling van € 6.561,-- aan verschotten aan de zijde van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. U. Özcan. De appellant stelde dat hij slechts € 349,-- aan griffierechten verschuldigd was, aangezien hij procedeerde op basis van een toevoeging. Het hof heeft de geïntimeerde in de gelegenheid gesteld om op het verzoek van de appellant te reageren. De geïntimeerde betwistte de grondslag van het verzoek en stelde dat het niet onder artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering viel. Na beoordeling van de situatie, inclusief de draagkrachtverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand, concludeerde het hof dat er sprake was van een kennelijke fout in het eerdere arrest. Het hof heeft het verzoek van de appellant toegewezen en het bedrag aan verschotten aangepast naar € 349,--, terwijl de overige onderdelen van het arrest ongewijzigd bleven. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I (handel)
zaaknummer : 200.344.658/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 10532158/ CV EXPL 23-7903

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 november 2025

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [plaats] ,
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. H.J. Menger te Zaltbommel,
tegen

[geïntimeerde] ,

gevestigd te [plaats] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. U. Özcan te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

Het geding in hoger beroep

Het hof heeft in deze zaak op 30 september 2025 een arrest uitgesproken.
Bij e-mail van 2 oktober 2025 heeft mr. Menger namens [appellant] het hof verzocht een fout in het arrest te verbeteren. Volgens [appellant] is hij ten onrechte veroordeeld tot betaling van € 6.561,-- aan verschotten aan de zijde van [geïntimeerde] procedeert immers blijkens het roljournaal op basis van een toevoeging, en was dus slechts een bedrag van € 349,-- aan verschotten (griffierecht) verschuldigd.
[geïntimeerde] is in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Bij e-mail van 8 oktober 2025 heeft mr. Özcan namens [geïntimeerde] zich op het standpunt gesteld dat voornoemd verzoek niet valt onder het bereik van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en evenmin op die rechtsgrondslag is gestoeld, zodat het verzoek afgewezen dient te worden.

Beoordeling

[geïntimeerde] heeft een draagkrachtverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand aan het hof verstrekt, op basis waarvan het griffierecht voor [geïntimeerde] op een bedrag van € 349,-- is gesteld. In 6.2. van het dictum is [appellant] daarom ten onrechte veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.561,-- aan verschotten aan de zijde van [geïntimeerde] Naar het oordeel van het hof is hier sprake van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent, zoals bedoeld in artikel 31 Rv. Het hof wijst het verzoek daarom toe en herstelt de fout als hieronder in het dictum vermeld. Voor het overige blijft het arrest, ook wat betreft de datum van uitspraak, geheel in stand.

Beslissing

Het hof:
verbetert het in deze zaak op 30 september 2025 uitgesproken arrest aldus dat hetgeen in het dictum onder 6.2. is opgenomen wordt gewijzigd in:
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in principaal appel, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 349,-- aan verschotten en € 8.856,-- aan salaris;
stelt de verbetering op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door mr. R.L. de Graaff, mr. I.A. van der Burg en mr. S. Tamboer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025.