ECLI:NL:RBAMS:2025:816

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
11300457 CV EXPL 24-11561
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurprijs voor marktkramen door kramenzetter tegen winkelier op de Albert Cuypmarkt

In deze zaak vordert een professionele kramenzetter, hierna te noemen [eiser], betaling van een bedrag van € 19.050,96 van een winkelier, hierna te noemen [gedaagden], voor het huren van marktkramen op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam. De kramenzetter heeft een vergunning voor het plaatsen en verhuren van marktkramen, terwijl de winkelier een vergunning heeft voor het exploiteren van een winkel met vaste marktplaatsen. De kramenzetter heeft de kramen geplaatst en verhuurd, maar de winkelier heeft de facturen niet betaald. De kantonrechter heeft eerder in een andere procedure de winkelier veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 12.586,72 aan de kramenzetter voor eerdere huur. De winkelier heeft de overeenkomst met de kramenzetter opgezegd, maar de kantonrechter oordeelt dat de winkelier de kramen heeft gebruikt en daarmee de huurovereenkomst heeft aanvaard. De kantonrechter wijst de vordering van de kramenzetter toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De totale te betalen som bedraagt € 20.016,46, te vermeerderen met wettelijke rente. De winkelier wordt hoofdelijk veroordeeld tot betaling van dit bedrag en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
zaaknummer: 11300457 CV EXPL 24-11561
vonnis van: 6 februari 2025
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.L. Dingemans,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
gemachtigde: [gedaagde 2]
2. ,
te [plaats] ,
procederende in persoon
3.
[gedaagde 3],
te [plaats] ,
gemachtigde: dhr. D. van der Voort
4.
[gedaagde 4],
te [plaats] ,
gemachtigde: dhr. H. Weeling
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 26, 27 en 28 augustus 2024
- de akte overleggen producties van [eiser]
- de conclusie van antwoord met producties
- het tussenvonnis van 31 oktober 2024
- de akte vermeerdering van eis tevens akte overleggen producties van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 28 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een professionele kramenzetter, die marktkramen plaatst en verhuurt op de dagmarkt op de Albert Cuypstraat in Amsterdam (hierna: de Albert Cuypmarkt).
2.2.
[gedaagden] exploiteert een winkel voor antiek meubilair, gelegen aan de [adres] . [gedaagden] heeft een vergunning ‘vaste marktplaats’, voor drie kramen direct voor de winkel. Op grond van deze vergunning wordt [gedaagden] geacht de regels/voorschriften van de Marktverordening (MV) na te leven.
2.3.
In artikel 3.25 lid 1 van de MV is het volgende bepaald:
Marktondernemers zijn voor het uitoefenen van de markthandel verplicht gebruik te maken van de kramen van de houder van de vergunning als bedoeld in artikel 3.24 eerste lid.
Artikel 3.24 lid 1 van de MV luidt als volgt:
Het is verboden zonder vergunning van het college op een markt kramen te plaatsen of te verhuren.
Artikel 3.21 sub e van de MV luidt als volgt:
Het is de vergunninghouder verboden: indien de dagelijkse indeling gebeurt door middel van het digitale systeem, de marktplaats niet in te nemen zonder zich in het digitale systeem voor een door het college te bepalen tijdstip te hebben afgemeld.
2.4.
Bij besluit van 31 mei 2023 van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam is aan [eiser] vergunning verleend voor het plaatsen en verhuren van marktkramen op de Albert Cuypmarkt met ingang van 17 april 2023. Uit de vergunning blijkt welke tarieven voor het huren van een marktkraam [eiser] maximaal in rekening mag brengen.
2.5.
Partijen hebben gecorrespondeerd over onder meer de facturen. [gedaagden] heeft daarbij aangeboden het oude tarief te betalen, dat de vorige professionele kramenzetter op de Albert Cuypmarkt in rekening bracht.
2.6.
[gedaagden] heeft de facturen van [eiser] niet betaald. Bij vonnis van 19 juli 2024 (CV EXPL 23-12851) is [gedaagden] veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 12.586,72 aan hoofdsom, te vermeerderen met incassokosten, rente en proceskosten. De toegewezen hoofdsom ziet op door [eiser] gevorderde factuurbedragen met betrekking tot de door haar geplaatste marktkramen in periode 5 mei 2023 tot en met 11 januari 2024.
2.7.
Bij e-mail van 21 juli 2024 heeft [gedaagden] aan [eiser] het volgende e-mail bericht verzonden:
Gelet op de uitspraak van de kantonrechter inzake procedure 10715106/CV EXPL 23-12851 beëindig ik de privaatrechtelijke overeenkomst tussen de [eiser] en [gedaagde 1] met terugwerkende kracht per 12 januari 2024.
Mocht uw onderneming vanaf heden nog kramen plaatsen op de vergunde vaste plaatsen dan doet u dat voor eigen rekening en risico.
2.8.
[gedaagden] heeft de (wekelijkse) facturen van [eiser] vanaf week 3, 2024 tot en met week 2, 2025, een totaalbedrag van € 19.050,96, onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na vermeerdering van eis - samengevat - hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van een bedrag van € 19.050,96 te vermeerderen met de handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen, hoofdelijke veroordeling tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 965,50 en in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert nakoming van de huurovereenkomst. [gedaagden] stelt dat er geen overeenkomst bestaat en dat als er een overeenkomst bestond, hij deze heeft opgezegd per 21 juli 2024 met terugwerkende kracht tot 12 januari 2024.
4.2.
Een overeenkomst komt tot stand doordat een partij een aanbod doet en de andere partij dit aanbod aanvaardt. Indien een overeenkomst tot stand is gekomen moeten partijen deze overeenkomst nakomen. Als een van partijen de overeenkomst niet nakomt, kan de andere partijen nakoming vorderen van de afgesproken verplichtingen.
4.3.
[eiser] plaatst zes dagen in de week om half zeven de kramen op de markt. Op dat moment is nog niet duidelijk hoeveel kramen er nodig zijn en wie gebruik maakt van deze kramen. De marktondernemers komen rond 8 uur. De kramen die niet worden gebruikt worden verdeeld onder de gegadigden zonder vaste of tijdelijke vergunning. De marktverordening van de Albert Cuyp markt geeft hiervoor een systeem.
4.4.
[eiser] verhuurt als enige kramen en zij heeft daarvoor als enige een vergunning. [gedaagden] heeft de vergunning van [eiser] bestuursrechtelijk aangevochten omdat de marktondernemers niet als belanghebbenden zijn betrokken bij de vergunningverlening. Wat hier ook van zij, op dit moment heeft [eiser] een vergunning. Overigens is onvoldoende duidelijk wat de gevolgen zijn van het vernietigen van de vergunning, als dat de uitkomst van de bestuursrechtelijke procedure zal zijn.
4.5.
Elke ochtend, als [eiser] haar marktkramen plaatst, is dit een aanbod om een huurovereenkomst aan de gaan. Zij vraagt per kraam 24 euro inclusief BTW per dag. Als de kraam zes dagen wordt gehuurd wordt er vijf en een halve dag in rekening gebracht.
De vraag is of [gedaagden] genoemd aanbod, elke dag weer, heeft aanvaard. Als de marktondernemer geen gebruik wenst te maken van zijn eigen vergunning om goederen te verkopen op de markt, dan dient hij dat aan te geven. Hij is niet verplicht om zes dagen gebruik te maken van zijn vergunning. Ook kan hij zijn vergunning laten intrekken als hij in het geheel geen gebruik meer wenst te maken van zijn vergunning. Vast staat dat [gedaagden] dit niet heeft gedaan. Hij geeft daarbij aan dat hij dit niet doet, omdat anders een andere marktondernemer de drie kramen voor de winkel van [gedaagden] kan gaan gebruiken. Dit wil hij niet, omdat hij vreest dat dat ten kost gaat van de verkoop in de winkel.
4.6
Daarnaast heeft [eiser] gesteld en onderbouwd dat [gedaagden] de kramen heeft gebruikt. Dit is door [gedaagden] onvoldoende betwist. Onder gebruiken verstaat de kantonrechter dat goederen van de marktondernemer buiten de winkel worden geplaatst op de plaats waar de kramen staan of horen te staan. Dit kan in, op, onder, naast, aan of bij de marktkraam zijn. De marktondernemer heeft invloed op de wijze waarop de kramen worden geplaatst. De kramen van [gedaagden] worden haaks op de Albert Cuypstraat geplaatst, zonder planken. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagden] de kraam, elke dag, heeft gebruikt.
4.7.
Doordat [gedaagden] zich niet heeft afgemeld voor de zijn plaats op de markt en gebruik maakt van de kramen, aanvaardt hij het aanbod van [eiser] om de marktkramen te huren. Er is dus tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen, elke dag weer. Dat [gedaagden] de overeenkomst heeft opgezegd, heeft geen enkele waarde zolang hij het aanbod van [eiser] dagelijks weer aanvaardt.
[gedaagden] is de overeenkomst niet nagekomen. Hij heeft de huurprijs niet voldaan. Dat wordt niet door [gedaagde 2] c.s betwist en evenmin is de hoogte van de vordering betwist. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] toewijzen.
4.8.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 965,50 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
19.050,96
- buitengerechtelijke incassokosten
965,50
+
totaal
20.016,46
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
20.016,46
4.10.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaardingen
343,37
(€115,12 + €113,54 + € 114,71)
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
1.048,00
(2,00 punten × € 524,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.068,37
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.12.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 20.016,46, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 2.068,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 6 februari 2025.