ECLI:NL:RBAMS:2025:820

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
13/405549-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het parket-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, België. De opgeëiste persoon, geboren in Eritrea, is op 20 december 2024 door de Belgische autoriteiten aangehouden op verdenking van deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten. De behandeling van het EAB vond plaats op 4 februari 2025, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar zijn raadsman, mr. P. van de Kerkhof, wel. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de Belgische autoriteiten voldoende garanties hebben gegeven over de detentieomstandigheden in België. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling na overlevering, gezien de waarborgen die zijn verstrekt door de Belgische autoriteiten. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. Daarom staat de rechtbank de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/405549-24
Datum uitspraak: 7 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 6 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 december 2024 door het parket-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Eritrea) op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
uit andere hoofde gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en heeft middels een schriftelijke verklaring afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de zitting. Zijn gemachtigd raadsman, mr. P. van de Kerkhof, advocaat in Tilburg is wel verschenen en heeft namens de opgeëiste persoon het woord gevoerd. De raadsman heeft geen inhoudelijke verweren gevoerd en heeft verzocht zo spoedig mogelijk uitspraak te doen opdat de opgeëiste persoon aanwezig kan zijn bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak die op 26 februari 2025 start.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Eritrese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrest van het hof van beroep te Antwerpen, kamer C5 in correctionele zaken van 18 december 2024, met referentienummers 2024/CO/1021, 2024/PGA/2558 en 2024/VJ11/1077.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft uiteengezet dat dit arrest is gewezen tijdens een inleidende (nog niet inhoudelijke) zitting en dat op 26 februari 2025 zal worden gestart met de inhoudelijke zitting. Dit volgt ook uit de informatie in het EAB. Van een voor tenuitvoerlegging vatbare vrijheidsbenemende straf of maatregel is geen sprake.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [2]

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit zoals opgenomen onder B aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten A en C niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
  • overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [3]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 9 januari 2025, afkomstig van het Diensthoofd bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende individuele detentiegarantie is gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[de opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Dendermonde.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [de opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Zoals deze rechtbank eerder heeft geoordeeld (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 december 2022) [4] gaat de rechtbank aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar op een dergelijke behandeling met deze garantie voor hem is weggenomen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 157 Wetboek van Strafrecht, 9.2.2.1 Wet Milieubeheer, 1a, 2 en 6 Wet op de economische delicten, 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan het parket-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. B. van Galen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.