7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de person van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft op verschillende momenten willekeurige personen op straat bedreigd en mishandeld. Het gaat om ernstige bedreigingen waarbij verdachte willekeurige personen op straat heeft lastig gevallen, angst heeft aangejaagd en zelfs heeft mishandeld. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt in de persoonlijke vrijheid en de lichamelijke integratie van de slachtoffers. Het handelen van verdachte heeft daarnaast bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid die heersen in de maatschappij.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 1 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor bedreiging. Ten aanzien van feit 2 en feit 3 is dus sprake van recidive.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de eerder genoemde Pro Justitia rapportage van 24 april 2025, alsook het reclasseringsadvies van 23 juni 2025 opgemaakt door reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] .
De psychiater, de psycholoog en reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] hebben ter terechtzitting hun adviezen bevestigd en daar waar nodig toegelicht en aangevuld. Over het gevaar, de kans op herhaling en de noodzaak van tbs concluderen de psychiater en de psycholoog dat de psychotische stoornis een verhoogde kans op risicovolle conflicten en spanningen met anderen veroorzaakt. Sinds 2022 vertoont verdachte vaker verward gedrag met agressie naar willekeurige derden. Vanuit zijn achterdocht is er bij hem snel sprake van wantrouwen jegens anderen. Vanuit zijn grootheidswanen zoekt hij conflicten eerder op dan dat hij deze uit de weg te gaat. Hij vertoont onvoorspelbaar en oninvoelbaar gedrag voortkomend uit zijn psychotische pathologie. Zijn cannabisgebruik zal de psychotische ontregeling hebben versterkt. De eerder gerapporteerde agressie naar derden en de tenlastegelegde feiten, mits bewezen, laten een gevaar voor escalatie zien. Op basis van de beschikbare informatie is duidelijk geworden dat betrokkene vanaf jonge leeftijd een pervasief patroon van normoverschrijdend en agressief gedrag laat zien waarbij er sprake is van een beperkt ontwikkelde agressie- en impulsregulatie, een lacunaire gewetensfunctie en gebrekkige empathische vermogens. Ook deze kenmerken van antisociaal gedrag worden als risico verhogend gezien voor geweldsdelicten. Het risico op recidive van een geweldsdelict wordt als hoog ingeschat zolang de psychotische stoornis niet afdoende is behandeld en er geen abstinentie van zijn cannabisgebruik is bereikt en de antisociale gedragskenmerken niet zijn meegenomen in de behandeling.
Om het risico op herhaling af te wenden is behandeling van de psychotische stoornis in een klinische setting met voldoende beveiliging en forensische scherpte noodzakelijk. Dit forensisch kader is nodig gezien het tekortschietende ziektebesef, ontbrekende motivatie tot behandeling en een hoog recidiverisico. Een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) met beveiligingsniveau 4 wordt noodzakelijk geacht. Met medicatie en een intensieve langdurige klinische behandeling zal de toestand van betrokkene naar verwachting op termijn verbeteren en kan zodoende het risico op recidive worden beperkt. Wanneer dit verantwoord is kan resocialisatie langzaam en stapsgewijs worden vorm gegeven
Een behandeling in het kader van een zorgmachtiging wordt als onhaalbaar gezien, vanwege de te korte duur van een half jaar, het geschatte recidiverisico in combinatie met de ernst van het ten laste gelegde en de psychische conditie van betrokkene
Ook een tbs-maatregel met voorwaarden wordt niet haalbaar geacht gezien de afwezigheid van ziektebesef en -inzicht en daarbij het ontbreken van enige motivatie voor behandeling. De inschatting is dat betrokkene zich niet aan gestelde voorwaarden (zoals langdurig medicatiegebruik en verblijf in een kliniek) zal willen en kunnen conformeren. Gezien het hoge risico op ernstige recidive en de inschatting dat een langer durende behandeling met toezicht en beveiliging nodig is, wordt een tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege geadviseerd.
De reclassering heeft onderzoek gedaan of tbs met voorwaarden mogelijk is en adviseert hiertoe negatief. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies binnen het kader van een tbs met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Volgens de reclassering is een stevig behandelkader met een hoge zorgintensiteit en hoge mate van beveiliging geïndiceerd. Verdachte wordt niet in staat geacht zich te kunnen committeren aan voorwaarden. Het ontbreekt verdachte aan inzicht in zijn problematiek en inzicht in de noodzaak tot langdurige behandeling. Verder adviseert de reclassering om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat na afloop van de tbs-maatregel nog gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen worden toegepast.
Op grond van de eerder genoemde rapportages is de rechtbank van oordeel dat sprake is van gevaar voor herhaling van soortgelijke feiten. Verder is de rechtbank met de deskundigen van oordeel dat sprake is van een escalatierisico. Daarom vindt de rechtbank het niet verantwoord dat verdachte, zonder dat dit recidiverisico is weggenomen, terugkeert in de maatschappij. Het verkleinen van de herhalingskans door behandeling van de problematiek van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank alleen mogelijk binnen het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte een langdurige, forensische intensieve behandeling krijgt. Minder vergaande alternatieven, zoals een tbs-maatregel met voorwaarden, vindt de rechtbank niet toereikend.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel. Verdachte is onderzocht door een psychiater en een psycholoog, die hebben vastgesteld dat tijdens het begaan van de bewezenverklaarde bedreigingen bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekige ontwikkeling van de geestvermogens. Bij verdachte was ten tijde van de feiten sprake van een ongespecificeerde psychotische stoornis in combinatie een stoornis in het gebruik van cannabis. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreigingen (feiten 2 en 3) waarvoor gelet op artikel 37a Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. De algemene veiligheid van personen maakt ook dat verdachte ter beschikking moet worden gesteld. Verdachte wordt veroordeeld voor bedreigingen en de inschatting van de deskundigen is dat het risico op herhaling (zonder behandeling) hoog is.
De rechtbank zal daarom overgaan tot de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Ten aanzien van de duur van de maatregel
Voor (het antwoord op) de vraag of de maatregel gemaximeerd is tot een periode van vier jaar, dan wel ongemaximeerd in duur is, is van belang of sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (een zogeheten ‘geweldsmisdrijf’). De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de tbs-maatregel alleen wordt opgelegd voor de bedreigingen. De mishandeling van [slachtoffer 1] is geen misdrijf waarop een gevangenisstraf van minimaal vier jaar staat. De rechtbank kan deze mishandeling dan ook niet betrekken bij de vraag of sprake is van een ‘geweldsmisdrijf’. Uit vaste rechtspraak volgt dat bedreiging niet zonder meer kan worden gekarakteriseerd als een ‘geweldsmisdrijf’. Dit kan anders zijn als de bedreiging bijvoorbeeld werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van de bedreigde dan wel op andere wijze werd ondersteund, of als destijds aannemelijk was dat de bedreiging zou worden uitgevoerd. Verdachte heeft aangever [benadeelde partij 1] achterna gezeten met een scherp voorwerp en een harkschoffel gegooid naar aangever [slachtoffer 3] . Beide handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als een objectief vast te stellen niet-verbaal handelen dat naar zijn aard de bedreiging met geweld ondersteunt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, sprake is van een ‘geweldsmisdrijf’. Dat betekent, met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, dat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
Ten aanzien van de GVM
De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte ook een GVM op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat binnen de tbs-maatregel met dwangverpleging een geïntegreerde aanpak van de problematiek van verdachte mogelijk is. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een GVM niet passend en geboden en wordt volstaan met oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging.