ECLI:NL:RBAMS:2025:8392

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
25/5140
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake erkenning buurtplatform gemeente Amsterdam

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de weigering van de toekenning van de status van erkend buurtplatform op grond van de Participatieverordening, gemeente Amsterdam 2024. De voorzieningenrechter heeft het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoeker het griffierecht van € 194,- niet tijdig heeft betaald en geen verontschuldiging voor dit verzuim heeft gegeven. De griffier had verzoeker in een aangetekende brief op 12 september 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. De brief is op 16 september 2025 bezorgd en door verzoeker afgehaald, maar het griffierecht is niet op tijd betaald.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter op 9 september 2025 verzocht om een nadere onderbouwing van het spoedeisend belang, maar verzoeker heeft hierop geen reactie gegeven. Hierdoor is er geen spoedeisend belang aangetoond. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld kan worden en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 7 november 2025 en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/5140

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 november 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. T.P. Schut),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de weigering van de toekenning van de status van erkend buurtplatform op grond van de Participatieverordening, gemeente Amsterdam 2024. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 194,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 12 september 2025 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 16 september 2025 om 08:34 uur is bezorgd en vervolgens is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.2.
Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Spoedeisend belang
3. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter het volgende op. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. De voorzieningenrechter heeft op 9 september 2025 verzocht om een nadere onderbouwing te geven van het spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft verzoeker hiervoor een termijn van één week gegeven. De voorzieningenrechter heeft geen reactie ontvangen van verzoeker. De conclusie is dat er geen enkel spoedeisend belang is.

Conclusie en gevolgen

4. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.W. Franssen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.