ECLI:NL:RBAMS:2025:8459

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
AMS 25/5565
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met opname in de integrale Persoonsgerichte Aanpak Radicalisering

Op 7 november 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die is opgenomen in de integrale Persoonsgerichte Aanpak Radicalisering (iPGA-R) door de burgemeester van Amsterdam, een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. Verzoeker is het niet eens met zijn opname en heeft bezwaar gemaakt. Hij verzoekt om schorsing van het besluit totdat de burgemeester op het bezwaar heeft beslist. De voorzieningenrechter beoordeelt of er sprake is van spoedeisend belang en of het besluit evident onrechtmatig is. In deze zaak heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de opname van verzoeker in de iPGA-R niet evident onrechtmatig is en dat de gevolgen voor verzoeker niet zó zwaar wegen dat het bestreden besluit moet worden geschorst. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waarbij hij aangeeft dat de burgemeester eerst tot een volledige heroverweging van het besluit moet komen. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/5565

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 november 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder (hierna: de burgemeester)

(gemachtigden: mr. M. Houben, mr. C. Claessens en [naam 1] ).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van de burgemeester om verzoeker op te nemen in de integrale Persoonsgerichte Aanpak Radicalisering (iPGA-R). Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij heeft daarom bezwaar gemaakt, verzoekt om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt in dit geval of er spoedeisend belang is, of het besluit evident onrechtmatig is en of de belangen van verzoeker zodanig groot zijn dat het bestreden besluit moet worden geschorst.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Verzoeker heeft principiële gronden aangevoerd met betrekking tot de grondslag van het besluit. Het voert te ver om daarover in deze voorlopige voorzieningprocedure te oordelen. De voorzieningenrechter acht de opname van verzoeker in de iPGA-R niet evident onrechtmatig. De gevolgen van het besluit voor verzoeker wegen ook niet zó zwaar dat het bestreden besluit moet worden geschorst totdat de burgemeester op het bezwaar heeft beslist. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2.1.
Met het bestreden besluit van 27 augustus 2025 heeft de burgemeester verzoeker opgenomen in de iPGA-R. De burgemeester heeft een signaal over verzoeker ontvangen. In dat signaal ziet de burgemeester een risico op geweld vanuit extremistisch
gedachtegoed. De burgemeester wil verzoeker daarom hulp en begeleiding bieden met als doel dit risico te verminderen.
2.2.
Verzoeker heeft hiertegen op 29 september 2025 bezwaar gemaakt en op
30 september 2025 de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn vriendin [naam 2] en de gemachtigden van de burgemeester.
2.4.
De burgemeester heeft voorafgaand aan de zitting een set ongelakte processtukken ingediend waarbij is toegelicht dat uitsluitend de voorzieningenrechter daarvan kennis mag nemen onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De geheimhoudingskamer van deze rechtbank heeft op 27 oktober 2025 kortgezegd overwogen dat de beperking van de kennisneming van deze gelakte stukken grotendeels gerechtvaardigd is. Verzoeker heeft op de zitting de voorzieningenrechter echter niet de toestemming verleend om kennis te nemen van de ongelakte stukken. [1] De voorzieningenrechter heeft de ongelakte stukken dus niet kunnen betrekken bij deze uitspraak. Zowel verzoeker als de voorzieningenrechter hebben wel kennis genomen van de gelakte versie van de stukken.
2.5.
Verzoeker heeft kort voorafgaand aan de zitting nog een nadere schriftelijke reactie ingediend. Namens de burgemeester is bezwaar gemaakt tegen het toelaten van dit stuk gelet op de korte termijn voor de zitting. De gemachtigde van de burgemeester heeft wel kort gereageerd op de schriftelijke reactie na een vluchtige blik daarop. De voorzieningenrechter acht het in dit geval niet in strijd met de goede procesorde dat dit stuk nog is ingebracht. Hierbij speelt mee dat het een kort stuk is en dat de burgemeester al kort heeft gereageerd op de zitting. Ook speelt mee dat verzoeker stelt dat zijn schriftelijke reactie een reactie is op stukken die de burgemeester zelf kort voor de zitting nog indiende. De voorzieningenrechter zal al met al die schriftelijke reactie betrekken bij zijn oordeel.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
3.1.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Voordat de voorzieningenrechter toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek, moet hij eerst beoordelen of daar sprake van is.
3.2.
Verzoeker heeft in dat kader gewezen op de volgens hem onterechte opneming in de iPGA-R. Hij wil dit aanvechten in bezwaar, maar ondertussen worden zijn gegevens al uitgewisseld tussen de verschillende overheidsinstanties en wordt een dossier opgebouwd. Hij wordt nu ten onrechte bestempeld als gewelddadige risicovolle extremist. De burgemeester heeft het gestelde spoedeisend belang ook niet betwist. In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht ziet de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang om een verzoek om voorlopige voorziening te beoordelen.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
4.1.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de beslissing van de burgemeester om hem op te nemen in de iPGA-R onrechtmatig is. Er zijn geen concrete beschuldigingen genoemd in het besluit, zodat hij zich daar ook niet tegen kan verweren. Hij is ook niet gehoord door de burgemeester voordat zij tot dit besluit is gekomen. De later toegezonden stukken over de – kennelijk voor de burgemeester relevante – incidenten zijn gebaseerd op feitelijke onjuistheden, verkeerde context en zelfs verzinsels. De totstandkoming van het besluit is dan ook strijdig met alle beginselen van behoorlijk bestuur. Bovendien is de Wet Parta [2] ook strijdig met diverse internationale verdragen en wordt er gehandeld in strijd met de AVG [3] . De opname in de iPGA-R is volgens verzoeker hoe dan ook onterecht en kan leiden tot vergaande inzet van maatregelen en bevoegdheden door de instanties. Dit terwijl hij geen gewelddadig extremistisch persoon is, maar een politiek activist. Hij wordt nu in de gaten gehouden en gevolgd door de politie. Verzoeker wil daarom direct uit de iPGA-R.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De iPGA-R is een samenwerkingsverband tussen de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders, de politie, het Openbaar Ministerie, de reclasseringsinstellingen en de Raad voor de Kinderbescherming. Samen maken zij een plan van aanpak, bedoeld om het risico op geweld te verminderen. De Wet Parta bevat regels omtrent de gegevensverwerking tussen voornoemde instanties omtrent de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten. De beslissing om iemand op te nemen in het programma wordt door de burgemeester gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Awb vanwege de daarbij geboden rechtsbescherming.
4.3.
Verzoeker heeft diverse principiële bezwaren naar voren gebracht tegen de Wet Parta en het iPGA-R in het algemeen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er voor een weging van deze complexe materie binnen het bestek van deze voorlopige voorziening procedure geen plaats is. Daarbij komt dat deze voorlopige voorziening wordt verzocht hangende bezwaar. De burgemeester dient eerst tot volledige heroverweging van het besluit over te gaan. De voorzieningenrechter past hier terughoudendheid en zal daarom niet vooruitlopen op de beoordeling van de bezwaargronden. De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot een toets waarbij wordt gekeken of het besluit evident onrechtmatig is. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en of het besluit in stand zal blijven. Vervolgens zal de voorzieningenrechter de belangen van partijen tegen elkaar afwegen.
4.4.
Toegegeven moet worden dat het besluit van 27 augustus 2025 zeer summier is onderbouwd en slechts spreekt van ‘signalen’. Uit de door de burgemeester – ook aan verzoeker – later overgelegde stukken volgt echter welke signalen worden bedoeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester hiermee inzicht gegeven in de onderbouwing en totstandkoming van het besluit tot opname van verzoeker in de iPGA-R. Uit deze stukken volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op voorhand dat sprake is van een onzorgvuldig en strijd met de algemene beginsel van behoorlijk bestuur genomen besluit.
4.5.
De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker het als vervelend ervaart dat hij is opgenomen in de iPGA-R. Het is de voorzieningenrechter echter niet gebleken van zo’n (spoedeisend) belang bij het treffen van een voorlopige voorziening waarbij de opname in de iPGA-R wordt opgeschort. De burgemeester heeft op de zitting toegelicht dat de betrokken instanties een overleg hebben gevoerd over verzoeker en dat een plan van aanpak wordt opgesteld. Verzoeker kan daar ook bij betrokken worden als hij dat wil, maar tot op heden heeft hij laten weten niet te willen meewerken. Er is met name sprake van het delen van informatie. De opname in de iPGA-R creëert voor de instanties geen nieuwe bevoegdheden. Op dit moment is het de voorzieningenrechter daarom niet gebleken van onomkeerbare of onoverkomelijke gevolgen voor verzoeker in de periode tot de burgemeester op het bezwaar van verzoeker heeft beslist. De burgemeester verwacht dat dat rond de aankomende jaarwisseling zal gebeuren.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Dat betekent dat het besluit van 27 augustus 2025 niet wordt opgeschort. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2025
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
2.Wet van 29 januari 2025, houdende regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten.
3.Algemene verordening gegevensbescherming.