ECLI:NL:RBAMS:2025:847

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
13.180393.24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging van ex-vriendin met gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-vriendin heeft belaagd en bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 mei 2024 tot en met 31 mei 2024 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij, door haar meerdere keren te bellen en dreigende berichten te sturen. De verdachte heeft onder andere de woorden geuit: 'Ik ga je doodmaken' en 'Ik sla je helemaal dood', wat leidde tot een ernstige vrees bij de benadeelde partij. Daarnaast heeft de verdachte 32 kogelpatronen voorhanden gehad, wat ook ten laste is gelegd.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. V.C. de Jong, gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, die inhoudt dat de verdachte gedurende 5 jaar geen contact mag opnemen met de benadeelde partij en zich niet binnen een straal van 500 meter van haar adres mag bevinden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €750,- toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 mei 2024.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen beoordeeld en besloten dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit binnen de proeftijd, wat aanleiding gaf om de voorwaardelijke straf van 2 maanden gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, maar de schadevergoedingsmaatregel is wel opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op de benadeelde partij in overweging hebben genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.180393.24
Parketnummers vorderingen tenuitvoerlegging: 10.145186.21 en 10.175760.22
Datum uitspraak: 6 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1996,
wonende op het adres [woonadres] ,
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd op het politiebureau te [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit (verkort) vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. V.C. de Jong, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. Z. Bedrane namens mr. G.A.J. Purperhart, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] , en van wat haar gemachtigde mw. [naam gemachtigde] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2024 tot en met 31 mei 2024 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (zijn ex-vriendin) [benadeelde partij] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen door in voornoemde periode (telkens)
- die [benadeelde partij] een of meermalen te bellen en/of
- die [benadeelde partij] een of meer chatberichten te sturen;
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te Amsterdam, althans in Nederland, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij] een of meermalen dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik zweer het ik ga je doodmaken" en/of
- " Ik ga je echt wat aan doen" en/of
- " Ik zweer het op mijn moeder ik ga je wurgen. Je gaat het niet halen" en/of
- " Ik sla je helemaal dood. Ik verbouw je hele kankerkop",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 31 mei 2024 te Amsterdam munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 32, althans een of meer, kogelpatronen (kaliber: .32 auto) voorhanden heeft gehad;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Partiële vrijspraak feit 1
De raadsman heeft betoogd dat er geen whatsappberichten zijn aangetroffen van vóór 10 mei 2024, zodat verdachte voor de periode vóór 10 mei 2024 partieel moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hierover dat uit het dossier is gebleken dat aangeefster op 10 mei 2024 expliciet in een whatsapp bericht heeft aangegeven dat zij wil dat verdachte stopt en dat hij haar met rust laat. Verdachte is na die melding doorgegaan met het versturen van whatsappberichten en het telefonisch contact opnemen met aangeefster. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van de periode vóór 10 mei 2024.
Overige verweren
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een wederrechtelijk karakter van het contact, omdat aangeefster zelf ook meermaals telefonisch contact heeft gezocht met verdachte, in totaal voor een duur van 39 minuten. Ook voert de raadsman aan dat er bij aangeefster geen redelijke vrees heeft kunnen bestaan omdat aangeefster zelf na 10 mei 2024 ook teksten zou hebben gestuurd aan verdachte waarin zij aangeeft hem te zullen ‘exposen’. Dit gedrag is niet verenigbaar met iemand die in vrees verkeert.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn drie Apple Iphones en twee Samsungtelefoons aangetroffen. Uit het onderzoek naar de inhoud van een Apple Iphone 8 komt naar voren dat dit toestel werd gebruikt door verdachte. Het toestel maakt gebruik van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Met dit toestel zijn in de periode van 8 mei tot en met 27 mei 2024 169 in- en uitgaande gesprekken gevoerd tussen verdachte en aangeefster. Van die gesprekken zijn er 151 gevoerd van verdachte naar aangeefster. Dat aangeefster zelf enkele malen naar verdachte heeft gebeld, ook nadat zij tegen verdachte had gezegd dat hij haar met rust moest laten, maakt nog niet dat dit het wederrechtelijke karakter van het opnemen van contact door verdachte met aangeefster opheft. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Dat er bij aangeefster naar aanleiding van de bedreigende teksten geen redelijke vrees kon bestaan, volgt de rechtbank niet. De teksten van verdachte bevatten duidelijke en concrete doodsbedreigingen. Daarbij komt nog de omstandigheid dat aangeefster op de telefoon van verdachte foto’s met vuurwapens heeft gezien. Deze foto’s zijn ook op een telefoon van verdachte aangetroffen. De bedreigingen waren al met al van dien aard en zijn onder zodanige omstandigheden geschied dat bij aangeefster in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van verdachte daarop was gericht. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Overweging ten aanzien van feit 3
De rechtbank constateert dat de kogelpatronen in de woning van verdachte (in [woonplaats verdachte] ) zijn aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij patronen in een la had gestopt. De rechtbank leest het in de eerste regel van het onder 3 ten laste gelegde vermelde “Amsterdam” als “ [woonplaats verdachte] ” aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad omdat uit hetgeen op de terechtzitting is besproken is gebleken dat verdachte weet om welke gebeurtenis het gaat

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1
in de periode van 10 mei 2024 tot en met 31 mei 2024 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (zijn ex-vriendin) [benadeelde partij] , met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen door in voornoemde periode
- die [benadeelde partij] meermalen te bellen en
- die [benadeelde partij] chatberichten te sturen;
2
op 10 mei 2024 in Nederland, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik zweer het ik ga je doodmaken" en
- " Ik ga je echt wat aan doen" en
- " Ik zweer het op mijn moeder ik ga je wurgen. Je gaat het niet halen" en
- " Ik sla je helemaal dood. Ik verbouw je hele kankerkop",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 31 mei 2024 te [woonplaats verdachte] munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 32 kogelpatronen (kaliber: .32 auto) voorhanden heeft gehad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf en maatregelen

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Ook heeft zij gevorderd dat aan verdachte een contactverbod en een locatieverbod wordt opgelegd voor de duur van 5 jaar op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte mantelzorger is voor zijn vader. Daarbij is verdachte ten aanzien van belaging een first offender. De raadsman verzoekt om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen overeenkomstig de duur van het voorarrest. Daarnaast kan een voorwaardelijk strafdeel opgelegd worden met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, met uitzondering van het meewerken aan het opstellen van een diagnose.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging van zijn ex-vriendin. Verdachte heeft na het verbreken van de relatie veelvuldig contact gezocht met aangeefster. Aangeefster heeft verdachte duidelijk gemaakt dat zij geen contact meer wenste. Verdachte heeft desondanks herhaaldelijk contact gezocht met aangeefster, wat te zien is aan de vele (bedreigende) whatsappberichten en de vele malen dat hij telefonisch contact met haar zocht. Verdachte heeft met zijn ongewenste gedragingen een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en heeft haar met zijn bedreigende teksten vrees aangejaagd. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van 32 kogelpatronen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staan Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 4 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld en verdachte in meerdere proeftijden loopt van eerder onherroepelijke veroordelingen.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 8 januari 2025 van [naam reclasseringswerker] reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Hieruit komt onder meer naar voren dat verdachte niet accepteert dat de relatie voorbij is. Verdachte heeft meerdere trajecten binnen de reclassering gehad, die voortijdig zijn beëindigd of afgebroken. De reclassering schat het risico op recidive als hoog.
Ten tijde van de behandeling ter terechtzitting was verdachte uit anderen hoofde gedetineerd op verdenking van bedreiging van aangeefster, zo deelde de officier van justitie mede.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf voor de duur van 3 maanden passend is. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen omdat het toezicht van een eerdere deels voorwaardelijk opgelegde straf nog doorloopt (zie hierna).
De rechtbank zal wel de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Deze maatregel bestaat in een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor het huisadres van aangeefster en het huisadres van haar ouders. De maatregel wordt opgelegd voor de duur van vijf jaar. Bij overtreden van de maatregel zal een vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 7 dagen per overtreding tot een maximum van 6 maanden.
De rechtbank zal gelasten dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is nu ter terechtzitting is gebleken dat verdachte nog onlangs en ondanks het geldend contactverbod contact heeft gezocht met aangeefster.

10.Beslag

Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 32 kogelpatronen (item 6508225), dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder feit 3 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
11. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 1.500,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. Namens de benadeelde partij heeft mevrouw [naam gemachtigde] gesteld dat de gevolgen voor aangeefster duidelijk zijn omschreven in de vordering. Zij schetst een totaal ander beeld van de relatie dan verdachte en zij is heel bang voor hem. Zij leefde de eerste zes à zeven maanden in een sociaal isolement. De benadeelde partij voelt zich nog steeds angstig en onveilig.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd. De vordering kan worden toegewezen met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat dit een onevenredige belasting van het strafproces is gelet op het feit dat de vordering op een erg laat tijdstip (een dag voor de zitting) is overgelegd. Daardoor heeft hij de vordering niet met verdachte kunnen bespreken. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, zodat deze moet worden afgewezen. Meer subsidiair moet de vordering aanzienlijk worden gematigd, gelet op de jurisprudentie in overeenkomstige zaken.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden behandeld. De vordering is voldoende onderbouwd en het betreft geen ingewikkelde vordering. De behandeling van de vordering levert geen onevenredige belasting voor het strafproces op.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij door het onder feiten 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2024.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde partij] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2024.

12.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Parketnummer 10.175760.22
Bij de stukken bevindt zich de ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van 7 augustus 2024 van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 10.175760.22, betreffende het op 7 december 2023 onherroepelijk geworden vonnis d.d. 24 oktober 2022 van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, waarbij verdachte mede is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te bevelen.
Parketnummer 10.145186.21
Bij de stukken bevindt zich een bij de strafgriffie van deze rechtbank ontvangen vordering na voorwaardelijke veroordeling van 7 augustus 2024 ten name van [verdachte] van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam. Op deze vordering is niet aangegeven op welk parketnummer de vordering betrekking heeft, wat de datum van het vonnis is, wat de oorspronkelijke straf is en welk (deel van de) straf tenuitvoergelegd moet worden.
Nu de vordering zodanig onduidelijk is, is de rechtbank van oordeel dat de vordering nietig is.

13.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 38v, 57, 285, 285b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

14.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 (Bewezenverklaring) is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Belaging
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
Ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van
5 (vijf) jaren
(1) op
geenenkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , wonende op het adres [woonadres benadeelde partij]
en
(2) zich niet bevinden in een straal van 500 meter van het adres [woonadres benadeelde partij] en het adres [adres] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
7 dagenvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [benadeelde partij] , beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
32 kogelpatronen (item 6508225)
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 mei 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 mei 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan
gijzelingworden toegepast voor de duur van 15 (vijftien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vorderingen tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen
Parketnummer 10.175760.22
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 24 oktober 2022 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Parketnummer 10.145186.21
Verklaart de vordering tenuitvoerlegging nietig.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. M.A. Boerhorst en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2025.