ECLI:NL:RBAMS:2025:8497

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
AMS 23/2985 en AMS 23/2986
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens betalingsonmacht en misbruik van procesrecht door veelprocedeerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een veelprocedeerder, eiser, en de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Eiser heeft herhaaldelijk een beroep gedaan op betalingsonmacht (BOBOG) en heeft standaard een incompleet formulier ingediend, wat heeft geleid tot een tekort aan financiële onderbouwing. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet tijdig het griffierecht heeft betaald en dat zijn verzoek om vrijstelling van het griffierecht niet kan worden ingewilligd, omdat hij niet voldoende informatie heeft verstrekt over zijn inkomen. De rechtbank heeft eiser gewaarschuwd dat zijn procesgedrag kan worden aangemerkt als misbruik van recht, gezien de herhaalde en ontoereikende verzoeken om vrijstelling. De rechtbank heeft het beroep van eiser als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, waardoor een inhoudelijke beoordeling van de zaak niet aan de orde is gekomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een volledige en correcte indiening van verzoeken om vrijstelling van griffierecht, en de gevolgen van herhaaldelijk misbruik van procesrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/2985 en AMS 23/2986

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 25 mei 2023 een beroepschrift van eiser ontvangen dat is gericht tegen twee uitspraken op bezwaar van verweerder, beide gedateerd op 5 mei 2023 (de bestreden uitspraken). De rechtbank heeft het beroep geregistreerd onder meerdere zaaknummers.

Overwegingen

1. De rechtbank doet uitspraak zonder dat een zitting wordt gehouden, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. [1]
2. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. [2] In deze zaak is het griffierecht vastgesteld op € 50,-. De griffier heeft een termijn gesteld waarbinnen het griffierecht moet zijn betaald. Dat betekent dat het hele bedrag binnen die termijn moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Diverse verzoeken, waaronder een beroep op betalingsonmacht [3]
3. Eiser heeft in zijn brief van 25 mei 2023 gevraagd eenmaal griffierecht te heffen voor beide zaken en verder om vrijstelling van de betaling van het griffierecht. [4] Eiser heeft bij het verzoek stukken van de Raad voor Rechtsbijstand over het jaarinkomen van 2017 t/m 2021 gevoegd.
4. De griffier heeft eiser bij brief van 7 juni 2023 in beide zaken verzocht het daartoe bestemde formulier ingevuld en ondertekend te retourneren. Eiser heeft op 15 juni 2023 een door hem ingevuld en ondertekend formulier ingezonden. De griffier heeft het verzoek om vrijstelling in beide zaken op 1 oktober 2024 voorlopig afgewezen. Eiser heeft verschillende keren opnieuw gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. De griffier heeft eiser bij brief van 9 januari 2025 medegedeeld dat een herhaald verzoek om vrijstelling niet in behandeling wordt genomen.
5.1
De griffier heeft eiser een formulier toegezonden. Op dit formulier moeten bepaalde gegevens worden ingevuld en antwoorden op vragen worden gegeven die van belang zijn bij de beoordeling van het beroep op betalingsonmacht. Eiser heeft een verkorte versie van het formulier ingevuld en ondertekend teruggezonden. Achter het formulier heeft eiser enkele vragen ingevuld en ondertekend.
5.2
Eiser heeft niet alle vragen beantwoord. Eiser heeft geen antwoord gegeven op de vraag of hij over inkomen beschikt. Dat betekent dat het verzoek om vrijstelling van de betaling van het griffierecht reeds om die reden moet worden afgewezen.
5.3
Eiser heeft verwezen naar inkomensgegevens van de Raad voor Rechtsbijstand met de mededeling dat die gegevens nog steeds actueel zijn. De door eiser ingezonden stukken van de Raad voor Rechtsbijstand hebben betrekking op eisers jaarinkomen van 2017 t/m 2021. Deze informatie heeft geen betrekking op de referteperiode. [5]
5.4
Uit de door verweerder toegezonden informatie, ook overigens ambtshalve bij de rechtbank bekend, kan worden opgemaakt dat eiser over een inkomen beschikt. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van bijzondere bijstand. [6] In die zaak heeft verweerder overwogen dat eiser over een AOW-pensioen beschikt. [7]
5.5
Omdat eiser onvoldoende duidelijk heeft aangegeven of hij wel of niet over inkomen beschikt, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht definitief moet worden afgewezen.
6.1
Eiser heeft verzocht eenmaal griffierecht te betalen voor de onderhavige zaken en voor zaaknummer AM 24/6766 over de aanslag waterschapsbelasting 2024.
6.2
Het beroep in AMS 24/6766 is ingediend op 11 november 2024. Het beroep in de onderhavige zaaknummers is ingediend op 25 mei 2023. Reeds om die reden kan geen sprake zijn van samenhang tussen de drie zaken.
6.3.
De griffier heeft in de zaken waarin in deze uitspraak wordt beslist, AMS 23/2985 en AMS 23/2986, griffierecht geheven. De rechtbank is van oordeel dat de griffier terecht per zaak griffierecht heeft geheven. Het beroep van eiser is gericht tegen twee uitspraken op bezwaar over waterschapsbelasting van steeds een ander belastingjaar (2021 en 2022). Elk belastingjaar kent een eigen toetsingskader. Dat maakt dat samenhang niet mogelijk is, tenzij tijdens de inhoudelijke behandeling van een gelijk toetsingskader blijkt.
Betaling griffierecht
7.1
De griffier heeft eiser in AMS 23/2985 bij brief van 9 oktober 2024 een betaaltermijn van twee weken gesteld. In een per aangetekende post verzonden brief van
24 oktober 2024 heeft de griffier eiser een tweede betaaltermijn van twee weken gegeven. Dat betekent dat het griffierecht uiterlijk op 7 november 2024 door de rechtbank moet zijn ontvangen.
7.2
De griffier heeft eiser in AMS 23/2986 bij brief van 9 oktober 2024 een betaaltermijn van vier weken gesteld. In een per aangetekende post verzonden brief van
7 november 2024 heeft de griffier eiser een tweede betaaltermijn van vier weken gegeven. Dat betekent dat het griffierecht uiterlijk op 5 december 2024 door de rechtbank moet zijn ontvangen.
8. Eiser heeft in beide zaken het griffierecht niet betaald.
9. Eiser heeft in verschillende brieven geschreven, onder meer in de brief van
20 oktober 2025, dat hij vrijstelling of kwijtschelding wil van de betaling van het griffierecht. Eiser heeft, zoals hiervoor is overwogen, niet aangetoond dat zijn inkomen lager is dan 95% van de bijstandsnorm van een alleenstaande.
Overweging ten overvloede
10.1
De rechtbank wijst eiser op het volgende. Eiser is een zogenoemde veelprocedeerder. In het geval dat sprake lijkt te zijn van misbruik van (proces)recht kan de rechter een partij of diens gemachtigde een waarschuwing geven. [8] De rechtbank maakt van deze mogelijkheid gebruik.
11.2
In bijna elk beroepschrift stelt eiser zich op het standpunt dat zijn (gezins)inkomen onvoldoende is om het verschuldigde griffierecht te betalen. Op het verzoek een daartoe bestemd en meegezonden formulier volledig ingevuld en ondertekend tijdig terug te zenden reageert eiser met een door hemzelf gemaakt formulier. Op dat formulier ontbreken een aantal essentiële vragen en antwoorden. Eiser stuurt geen financiële informatie uit de betreffende referteperiode op. Eiser stuurt voortdurend herhaalde beroepen op betalingsonmacht in en verzoeken om toepassing van artikel 8:41, derde lid, van de Awb, onder meer met zaken waarvan op voorhand duidelijk is dat geen samenhang kan ontstaan.
11.3
Tot op heden heeft de rechtbank in een groot aantal van eisers zaken geoordeeld dat eiser ten onrechte gebruik probeert te maken van vrijstelling van de betaling van het griffierecht. [9] Van misbruik van procesrecht kan sprake zijn wanneer evident is dat beroepen op betalingsonmacht geen kans van slagen hebben wanneer de financiële onderbouwing van die beroepen consequent ontoereikend zijn. Daarnaast levert eisers procesgedrag een onevenredige werkdruk op voor de Rechtspaak. Wanneer eiser zijn procesgedrag op dit punt niet aanpast loopt eiser het risico misbruik van procesrecht te worden verweten. Dat betekent dat de rechtbank in nieuwe zaken een beroep op betalingsonmacht niet in behandeling zal nemen, tenzij uit een compleet ingediend en volledig onderbouwd verzoek blijkt dat in de referteperiode in de betreffende zaak sprake is van betalingsonmacht. [10]
12. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 november 2025
griffier
rechter
is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingediend bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.artikel 8:41 van de Awb en de Regeling verlaagd griffierecht
3.beroep op betalingsonmacht is hetzelfde als een verzoek om vrijstelling van de betaling van het
4.de mogelijkheid om eenmaal griffierecht te heffen voor meerdere zaken staat in artikel 8:41, derde
5.de referteperiode is de periode waarover de hoogte van het inkomen en vermogen wordt beoordeeld.
6.dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer AMS 23/3373
7.uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW)
8.zie onder meer
9.zie onder meer AMS 16/3368, AMS 16/3740, AMS 16/3741, AMS 23/1436, AMS 21/3225,
10.artikel 8:41, zesde lid, van de Awb