ECLI:NL:RBAMS:2025:8499

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
AMS 24/1342
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en misbruik van procesrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen Hotel Falcon Plaza B.V. als eiseres en de heffingsambtenaar als verweerder. De rechtbank ontving op 23 februari 2024 een beroepschrift van eiseres, gericht tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder van 19 februari 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres het griffierecht van € 371,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had eiseres meerdere keren verzocht om het griffierecht te voldoen, maar eiseres heeft hierop niet adequaat gereageerd.

De gemachtigde van eiseres heeft in het beroepschrift verzocht om uitstel van betaling van het griffierecht, maar dit verzoek was niet gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde in veel meer zaken standaard verzoeken om uitstel van betaling indient, zonder dat deze verzoeken zijn onderbouwd. Dit gedrag is door de rechtbank aangemerkt als misbruik van procesrecht. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de gemachtigde op de hoogte was van de regels omtrent het griffierecht en dat hij had moeten weten dat zijn verzoeken geen kans van slagen hadden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroepschrift, waaronder de tijdige betaling van het griffierecht. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, gezien de uitkomst van de zaak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/1342

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Hotel Falcon Plaza B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 23 februari 2024 een beroepschrift van eiseres ontvangen dat is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 19 februari 2024 (de bestreden uitspraak).

Overwegingen

1. De rechtbank doet uitspraak zonder dat een zitting wordt gehouden, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. [1]
Griffierecht
2. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. [2] In deze zaak is het griffierecht vastgesteld op € 371,-. De griffier heeft een termijn gesteld waarbinnen het griffierecht moet zijn betaald. Dat betekent dat het hele bedrag binnen die termijn moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Beroep op betalingsonmacht [3]
3. De gemachtigde van eiseres heeft in het beroepschrift om uitstel van betaling van het griffierecht verzocht totdat finaal op het beroep is beslist dan wel partijen het geschil hebben geschikt. De gemachtigde heeft zijn verzoek niet gemotiveerd. De griffier heeft het verzoek daarom niet in behandeling genomen.
4. De gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 16 april 2024 een beroep op betalingsonmacht gedaan. De griffier heeft het verzoek om vrijstelling van de betaling van het griffierecht bij brief van 19 april 2024 afgewezen.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat zowel het verzoek in het beroepschrift als het beroep op betalingsonmacht in de brief van 16 april 2024 terecht niet in behandeling zijn genomen. De ontvankelijkheid van het rechtsmiddel is mede afhankelijk van het tijdig en volledig betalen van het griffierecht. De gemachtigde van eiseres is daarmee bekend. Ondanks dat verzoekt hij (nagenoeg) standaard en zonder motivatie in elke zaak waarin hij een partij bijstaat om uitstel van betaling. Als professionele rechtshulpverlener hoort hij te weten dat een dergelijk standaard verzoek geen kans van slagen heeft.
5.2.
Daar komt bij dat van de gemachtigde van eiseres mag worden verwacht dat hij er ook mee bekend is dat een verzoek om uitstel van betaling volgens jurisprudentie wordt aangemerkt als een verzoek om vrijstelling van de betaling van het griffierecht. [4] De griffier heeft hem bij brief van 16 februari 2023 gemotiveerd bericht dat vanaf heden geen acht wordt geslagen op een beroep op betalingsonmacht, wanneer is verzuimd het formulier c.q. de benodigde gegevens mee te sturen. [5] Ondanks deze mededeling heeft de gemachtigde van eiseres het verzoek om vrijstelling van 16 april 2024 niet gemotiveerd. De verzoeken worden definitief afgewezen.
Betaling griffierecht
6. De griffier heeft eiseres bij brief van 5 maart 2024 een betaaltermijn van vier weken gesteld. In een per aangetekende post verzonden brief van 3 april 2023 heeft de griffier eiseres een tweede betaaltermijn van vier weken gegeven. Dat betekent dat het griffierecht uiterlijk op 1 mei 2024 door de rechtbank moet zijn ontvangen.
7. Eiseres heeft het griffierecht niet betaald.
8. Eiseres heeft niet gereageerd op de vraag van de griffier bij brief van 3 juni 2024 om de reden van het niet betalen van het griffierecht op te geven. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
9. De gemachtigde van eiseres heeft in zijn op 16 juni 2024 gedateerde brief, deze brief is ter griffie ontvangen op 3 juli 2024, gevraagd om een juiste nota toegezonden te krijgen. De rechtbank begrijpt dat uit deze brief kennelijk moet worden opgemaakt dat de gemachtigde van eiseres van mening is dat de notabrieven een onjuiste tenaamstelling en adressering bevatten. De brief leidt echter niet tot de conclusie dat het eiseres niet kan worden aangerekend dat het griffierecht niet is betaald. De gemachtigde van eiseres heeft van de rechtbank notabrieven ontvangen en treedt vaker in bestuursrechtelijke procedures op. Van hem mag worden verwacht dat hij ermee bekend is dat in de wet staat dat voor het indienen van een beroepschrift op tijd griffierecht moet worden betaald. Een verschil van mening over de tenaamstelling van een notabrief maakt dit niet anders. De combinatie van tenaamstelling, postbusnummer, zaaknummer en naam van eiseres maakt naar het oordeel van de rechtbank bovendien duidelijk dat de betreffende brieven en herinneringen gericht zijn aan de gemachtigde van eiseres in deze hoedanigheid. De betreffende brieven en herinneringen kunnen dan ook worden aangemerkt als mededeling als bedoeld in artikel 8:41, vierde lid, van de Awb. [6] Het griffierecht is dus verwijtbaar niet betaald.
Misbruik van procesrecht
10.1.
De gemachtigde van eiseres procedeert in zeer veel zaken. Alleen al bij deze rechtbank zijn dat gemiddeld ruim 100 zaken per jaar. [7] Nagenoeg elke beroepszaak dat door hem aanhangig wordt gemaakt, bevat een verzoek om uitstel van betaling en een beroep op betalingsonmacht en bevat grieven over het griffierecht waarop in talloze uitspraken door verschillende rechters reeds is beslist. De rechtbank stelt vast dat de eerder in deze uitspraak genoemde brief van 16 februari 2023 niet tot een andere werkwijze van de gemachtigde heeft geleid. Aanleiding voor de brief van 16 februari 2023 was het procesgedrag dat hij vertoonde. Procesgedrag dat hij ook bij andere rechtspraakorganen toont. [8]
10.2.
De gemachtigde blijft in (nagenoeg) elke zaak waarin hij een partij bijstaat grieven en herhalingen indienen, ook wanneer deze niet aan de orde zijn. Deze constatering geldt ook in zaken van partijen die hij eerder heeft vertegenwoordigd en waarvan hij weet dat deze herhalingen niet tot toewijzing kunnen leiden. [9] Dit ongewijzigde gedrag is naar het oordeel van deze rechtbank aan te merken als misbruik van procesrecht. [10] Het gedrag van de gemachtigde van eiseres is voor deze rechtbank in ieder geval geen aanleiding de in de brief van 16 februari 2023 omschreven werkwijze in te trekken. Deze werkwijze zal eerst na
1 januari 2028 worden geëvalueerd.
Uittreksel en volmacht
11. In de wet staat dat een beroepschrift aan een aantal voorwaarden moet voldoen. [11]
De bestuursrechter mag de indiener van het beroep om een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel en, indien van toepassing, om een volmacht vragen. [12] Aan de hand van het uittreksel (en de eventuele volmacht) kan onder andere worden beoordeeld of degene die het beroepschrift heeft ondertekend de bevoegde persoon was om dat te mogen doen. Indien het gevraagde uittreksel (en eventuele volmacht) niet wordt opgestuurd kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. [13]
12. Het beroepschrift is per post ingediend op naam van eiseres door haar gemachtigde. De griffier heeft eiseres bij aangetekend verzonden brief van 28 februari 2024 gevraagd om binnen vier weken na dagtekening een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel en een volmacht op te sturen. De laatste dag van deze termijn is 27 maart 2024. In die brief is ook aangegeven dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien eiseres niet aan het verzoek om de gevraagde gegevens op te sturen voldoet en evenmin tijdig een verzoek om uitstel heeft gedaan.
13. De rechtbank heeft op 6 maart 2024 op 21 maart 2023 gedateerde uittreksels uit het register van de Kamer van Koophandel ontvangen alsmede twee volmachten, ondertekend door “
[naam 1]” en “
[naam 2]”. Beide volmachten zijn gedateerd “
Februari/maart/april 2021“. Omdat in de herstelverzuimbrief van 28 februari 2024 niet is verzocht om een recente volmacht, kan een gedateerde machtiging niet tot
niet-ontvankelijkheid van het beroep leiden. Uit de overgelegde uittreksels blijkt dat

[naam 3]” alleen/zelfstandig bevoegd is om eiseres te vertegenwoordigen. De gemachtigde van eiseres heeft geen door [naam 3] afgegeven machtiging overgelegd. Dat betekent dat niet is gebleken dat hij bevoegd was om namens eiseres beroep in te stellen.
14. Het beroep is om de hiervoor vermelde redenen kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling is bij die uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 november 2025
griffier
rechter
is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingediend bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.artikel 8:41 van de Awb
3.beroep op betalingsonmacht is hetzelfde als een verzoek om vrijstelling van de betaling van het
5.de rechtbank heeft de brief van 16 februari 2023 aan de uitspraak gehecht
6.zie ook
7.over de periode januari 2015 tot 1 januari 2025 (tien jaar) gaat het om circa 1.338 zaken
9.voorbeelden zijn de stelling dat het bezwaar tijdig is ingediend, verzoek om toezending van de
11.artikel 6:5 van de Awb
12.artikel 8:24, eerste lid, van de Awb
13.artikel 6:6 van de Awb