4.3.Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het opzettelijk voorhanden hebben van de harddrugs, de wapens, de hennep en de cobra’s (feiten 1, 2, 3, en 4)
Overeenkomend met de standpunten van de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierna omschreven in rubriek 4. Hierbij wordt verdachte partieel vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van 25,14 gram 2C-B (feit 1) en van het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van de wapens, de hennep en de cobra’s (feiten 2, 3, en 4).
In
bijlage IIheeft de rechtbank een opgave gedaan van de wettige bewijsmiddelen, inhoudende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte deze feiten heeft bekend en er door de verdediging geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Ten aanzien van het witwassen (feit 5)
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen in
bijlage IIIbij dit vonnis, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door het voorhanden hebben van een geldbedrag van in totaal € 16.169,20. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van witwassen zal allereerst moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van verdachte worden verlangd dat hij
een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Deze verklaring dient concreet, min
of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Het ligt dan op de
weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaringen van de verdachte blijkende, mogelijke alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp, waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Bewijsoverweging
Op 2 april 2025 is naar aanleiding van een melding bij het Team Criminele Inlichtingen de woning van verdachte aan het [adres] doorzocht. Hierbij werd in totaal een bedrag van € 16.169,20 contant geld aangetroffen, verspreid over verschillende lades en in een kast. Gelet op de hoge waarde van het totale contante geldbedrag, de vindplaatsen en de manier van aantreffen van het geld – in pakketjes biljetten met een elastiek eromheen – de coupures waaronder biljetten van € 200 en € 500,- in combinatie met het aantreffen van drugs en wapens in de woning, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een witwasvermoeden. Van verdachte mag onder deze omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, welke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verdachte heeft echter geen enkele verklaring gegeven over de herkomst van het geld. Op basis van het politieonderzoek is het beeld ontstaan dat verdachte zich heeft beziggehouden met illegale praktijken (zoals drugshandel) waarmee hij aanzienlijke bedragen zou kunnen hebben verdiend. Uit de onderzochte financiële omstandigheden van verdachte door de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCov) blijkt dat verdachte een eigen klusbedrijf heeft, maar dat hij daar volgens de bij de Belastingdienst bekende gegevens minimale inkomsten uit genereert. Evenmin beschikt verdachte over een vermogen. Het in de woning van verdachte aangetroffen contante geldbedrag kan dan ook niet verklaard worden vanuit het inkomen en vermogen van verdachte. De rechtbank komt daarom bij gebrek aan enige verklaring tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen contante geld – middellijk of onmiddellijk – uit misdrijf afkomstig is en dat verdachte op de hoogte is geweest van deze herkomst.
Op grond van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte dit geldbedrag heeft verdiend uit eigen misdrijf, zoals door de raadsman naar voren is gebracht. Niet duidelijk is uit welk gronddelict het geld van verdachte is verkregen, zodat de rechtbank uitgaat van geld verkregen uit enig misdrijf
Overeenkomend met de standpunten van de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bij het witwassen geen sprake is geweest van medeplegen, verdachte wordt daar dan ook partieel voor vrijgesproken.