Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Szczecin, Polen, op 27 mei 2022. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1967 in Polen, die werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. van Nunen. Tijdens de zitting op 10 december 2024 werd vastgesteld dat er een individueel reëel gevaar bestond voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon, gezien de detentieomstandigheden in Polen. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenneming geschorst tot aan de uitspraak.
In een tussenuitspraak op 24 december 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en vastgesteld dat de Poolse autoriteiten geen garanties konden bieden die het individuele gevaar voor de opgeëiste persoon zouden wegnemen. De officier van justitie heeft vervolgens gevorderd om geen gevolg te geven aan het EAB, wat de rechtbank heeft overgenomen. Op 28 januari 2025 werd de behandeling voortgezet, maar de rechtbank bleef bij haar eerdere oordeel dat de omstandigheden niet waren gewijzigd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank op 11 februari 2025 besloten om geen gevolg te geven aan het EAB, de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering en de (geschorste) gevangenneming op te heffen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.