Op 28 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) tegen een opgeëiste persoon, geboren in Marokko en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op basis van de weigeringsgrond van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen door Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon gedurende de tenuitvoerleggingstermijn onvindbaar is geweest voor de autoriteiten, wat heeft bijgedragen aan de verjaring van de tenuitvoerleggingstermijn. De rechtbank heeft ook overwogen dat het in het belang van de opgeëiste persoon is om zijn sociale re-integratie in Nederland te bevorderen. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.