ECLI:NL:RBAMS:2025:8670

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
13/219209-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot wapenhandel en veroordeling voorhanden hebben vuurwapen met gevangenisstraf

Op 12 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot wapenhandel en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot wapenhandel, omdat niet kon worden bewezen dat hij geen houder was van een erkenning voor het bezit van een vuurwapen, zoals vereist door de Wet wapens en munitie. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, en legde hiervoor een gevangenisstraf op van zes maanden. De rechtbank weigerde een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, ondanks het advies van de reclassering, vanwege de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De uitspraak volgde op een zitting die plaatsvond op 29 oktober 2025, waar de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar concludeerde dat de aard van het feit en de recidive geen ruimte boden voor een voorwaardelijke straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/219209-25
Parketnummer vordering tul: 15/171209-22
Datum uitspraak: 12 november 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende op het adres: [adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd te: [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L. Firet, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Doorn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 2 februari 2025 tot en met 2 juni 2025 in Amsterdam of Zaanstad heeft schuldig gemaakt aan
(primair)poging tot wapenhandel of
(subsidiair)het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde kan worden bewezen. Verdachte heeft een video gemaakt van een echt vuurwapen, waarbij hij een verkoopprijs heeft genoemd. Deze video heeft hij via Snapchat naar derden gestuurd. Daarmee heeft hij kennelijk de bedoeling gehad het vuurwapen over te dragen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat verdachte niet de bedoeling heeft gehad het vuurwapen ter beschikking te stellen, te verhandelen en/of over te dragen.
Over het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van wapenhandel
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte geen houder is van een erkenning zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Dit volgt noch uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting. Dit bestanddeel van de delictsomschrijving kan dus niet worden bewezen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring wapenbezit
De rechtbank is op grond van de verklaring van verdachte op de terechtzitting en de andere bewijsmiddelen van oordeel dat hij op enig moment in de periode van 2 februari 2025 tot en met 2 juni 2025 in Zaanstad een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad. Gelet hierop acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 2 februari 2025 tot en met 2 juni 2025, te Zaanstad, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten: Makarov, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod, worden opgelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – gelet op de proceshouding van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden – de rechtbank verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Nu de reclassering heeft gerapporteerd dat zij fors willen interveniëren en verdachte daarvoor openstaat, heeft de raadsman de rechtbank daarnaast verzocht om aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te koppelen, met uitzondering van het contactverbod.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Verdachte heeft verklaard dat hij zonder na te denken het vuurwapen heeft vastgepakt en daarvan filmpjes heeft gemaakt om stoer te doen. De rechtbank twijfelt aan de geloofwaardigheid van die verklaring. Daarbij baart het de rechtbank zorgen dat verdachte laconiek omgaat met een vuurwapen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen is een ernstig strafbaar feit, omdat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico vormt voor de openbare orde en de veiligheid van personen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 22 oktober 2025, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld terzake de Wet Wapens en Munitie. Kennelijk hebben eerdere veroordelingen hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 22 oktober 2025. De reclassering concludeert dat verdachte instabiele levensomstandigheden kent. Hij beschikt niet over een vaste dagbesteding, er is sprake van schuldenproblematiek en van een negatief sociaal netwerk. De reclassering schat de kans op herhaling in als hoog. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde strafbare feit is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf is gerechtvaardigd. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft zij rekening gehouden met de afspraken die de rechtbanken onderling hebben opgesteld. Gelet daarop neemt zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden als uitgangspunt. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte. Ook weegt zij in strafverzwarende zin mee dat verdachte onvoldoende de ernst en het gevaar van het voorhanden hebben van een vuurwapen lijkt in te zien. Anders dan de reclassering heeft geadviseerd zal de rechtbank geen voorwaardelijk strafdeel opleggen, omdat zij van oordeel is dat daar, vanwege de aard en ernst van het feit in combinatie met de veelvuldige recidive van verdachte, geen ruimte voor is.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in haar vordering tot tenuitvoerlegging van het vonnis met parketnummer 15/171209-22, omdat het vonnis in die strafzaak niet onherroepelijk is.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging van het vonnis met parketnummer 15/171209-22.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J. Blok, voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en H.J. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Alexeas, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2025.