Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser 3],
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
Na verder debat is vonnis bepaald op 13 februari 2025.
2.De feiten
Achtergrond
het geheel van de reacties en toegestuurde documentatie de bank niet conveniërend” is. In de dagvaarding is deze periode aangeduid als ‘De vierde ronde (2021-2022)’.
3.Het geschil
A. ABN AMRO te gebieden haar dienstverlening in het kader van haar bancaire relatie met [eiser 1] , Bainbridge en [eiser 3] voort te zetten;
B. ABN AMRO te gebieden de beperkende voorwaarden zoals op 12 mei 2022 opgelegd aan [eiser 1] en Bainbridge op te heffen; en
met veroordeling van ABN AMRO in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.De beoordeling
Hierna zullen een aantal van de door ABN AMRO aangevoerde gronden voor beëindiging van de bankrelatie, zoals opgenomen in de brieven van 28 oktober 2024, worden besproken.
1.107,00