In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Shell Overseas Investments B.V. en Carpathian Petroleum Corporation (CPC), met als derde partij Ukrnafta Public Joint Stock Company. Shell had vorderingen ingesteld tegen CPC, waarbij zij de opheffing van door CPC gelegde derdenbeslagen op het recht van Ukrnafta op levering van aandelen in Alliance vorderde. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de beslagen opgeheven dienen te worden, omdat deze niet gerechtvaardigd zijn. CPC had verweer gevoerd en een tegenvordering ingediend, maar deze werd door de voorzieningenrechter afgewezen. De voorzieningenrechter heeft CPC bovendien veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Shell, die tot op heden zijn begroot op € 1.940,40, te vermeerderen met wettelijke rente. De beslissing is genomen in het kader van de spoedeisendheid van de zaak, waarbij de voorzieningenrechter heeft aangegeven dat de uitwerking van het vonnis op 3 maart 2025 zal volgen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.