ECLI:NL:RBAMS:2025:9170

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
AMS 24/3804
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in bestuursrechtelijke zaak tegen de minister van Infrastructuur en Waterstaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van eiseres tegen de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Eiseres had een aanvraag ingediend voor nadeelcompensatie wegens overschrijding van geluidsgrenswaarden bij luchthaven Schiphol, welke door de minister op 21 september 2023 was afgewezen. Na een bezwaarprocedure bleef de afwijzing in stand, waarna eiseres beroep instelde. Echter, eiseres heeft het verschuldigde griffierecht van € 187,- niet betaald, ondanks herhaalde aanmaningen en een termijn van vier weken die haar was gegeven. De rechtbank oordeelde dat het niet betalen van het griffierecht niet verschoonbaar was, aangezien de verplichting tot betaling voortvloeit uit de wet. Eiseres was niet verschenen op de zitting en had geen verdere argumenten aangedragen die haar situatie konden rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep daarom niet-ontvankelijk, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/3804

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat (de minister), verweerder

(gemachtigden: mr. T.W. Franssen, mr. M.J.W. Timmer en mr. J.J. Schaeffer).

Procesverloop

1. Met een besluit van 21 september 2023 heeft de minister de aanvraag van eiseres om nadeelcompensatie wegens overschrijding van de geluidsgrenswaarden bij één of meer handhavingspunten bij luchthaven Schiphol afgewezen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 31 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 oktober 2025, gezamenlijk met elf andere zaken, op zitting behandeld. In die zaken doet de rechtbank separaat uitspraak. Aan de zitting hebben deelgenomen: [de persoon 1] namens de minister, de gemachtigden van de minister en [de persoon 2] en [de persoon 3] van [bedrijf] . Eiseres is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke behandeling van het beroep, moet zij beoordelen of het beroep ontvankelijk is.
2.1.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. [1] In deze zaak is het griffierecht vastgesteld op € 187,-. De griffier stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. [2] Het volledige bedrag moet binnen die termijn door de rechtbank zijn ontvangen. Als het griffierecht niet op tijd wordt betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. [3] Dat is alleen anders als het de indiener van het beroep niet kan worden verweten dat hij het griffierecht niet heeft betaald. In dat geval is het niet betalen van het griffierecht verschoonbaar.
2.2.
Bij brief van 10 juli 2024 is eiseres meegedeeld dat de betaaltermijn voor het griffierecht vier weken bedraagt. In een per aangetekende post verzonden brief van 8 augustus 2024 is eiseres een tweede en laatste betaaltermijn van vier weken gegeven. Eiseres heeft het griffierecht niet betaald.
2.3.
Eiseres heeft in haar beroepschrift aangegeven dat zij het niet eens is met het feit dat zij griffierecht moet betalen. Volgens eiseres wordt daarmee een drempel opgeworpen om in beroep te gaan.
2.4.
De rechtbank oordeelt dat wat eiseres aanvoert in haar beroepschrift geen verschoonbare reden oplevert voor het niet betalen van het griffierecht. Die verplichting volgt uit de wet. Dat dit (tot op zekere hoogte) een drempel opwerpt om in beroep te gaan is dan ook de keuze geweest van de wetgever waar de rechtbank niet aan voorbij kan gaan. Op 3 oktober 2025 heeft de rechtbank eiseres nog in een brief medegedeeld dat het niet betalen van het griffierecht op de zitting aan de orde zal worden gesteld. Eiseres is niet op de zitting verschenen en evenmin heeft zij op de brief gereageerd. Er zijn door eiseres dus verder geen redenen aangevoerd die maken dat het niet betalen van het griffierecht als verschoonbaar moet worden beoordeeld. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak daarom niet inhoudelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, voorzitter, en mr. C.F. de Lemos Benvindo en mr. M.W. Speksnijder, leden, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb.
3.Zie artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.