Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
(…)
IN AANMERKING NEMENDE DAT(…)
2. De betaaldata en bedragen als bedoeld in artikel 3, 4 en 7 als volgt wensen te wijzigen:
(…)”
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 december 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vennoot van een steakhouse en zijn medevennoten. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Kashyap, vorderde onder andere betaling van een restant van de koopprijs van € 10.000,-, een contractuele boete van € 50.000,- wegens schending van een vervreemdingsverbod, en toegang tot de onderneming. De gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Nix, voerden verweer en stelden dat de eiser niet had gereageerd op eerdere aanbiedingen en dat hij al geruime tijd niet meer in het restaurant was geweest.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiser niet voldoende aannemelijk zijn gemaakt. De vordering tot betaling van de restant koopprijs werd afgewezen omdat de eiser niet kon aantonen dat de gedaagden een fout hadden gemaakt in de vastlegging van de betalingsafspraken. Ook de vordering tot betaling van de contractuele boete werd afgewezen, omdat het onredelijk zou zijn om de gedaagden te straffen voor een situatie waarin de eiser zelf niet adequaat heeft gereageerd op eerdere aanbiedingen. De vordering tot toegang tot de onderneming werd eveneens afgewezen, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij recht had op toegang en de gedaagden hadden aangeboden om hem een sleutel te geven.
De eiser is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van € 1.375,- betalen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en afspraken tussen vennoten in een vennootschap.