Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
5 november 2025.
mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. Gunning, naar voren hebben gebracht.
B. van den Berg (beiden GZ-psycholoog).
2.Tenlastelegging
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3.Waardering van het bewijs
Het voorwaardelijk opzet is naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Op basis van de verklaringen van de verbalisanten kan ook feit 2 worden bewezen.
Het opzet van verdachte is nooit gericht geweest op het daadwerkelijk zwaar verwonden van enig persoon laat staan de politie, als hij op dat moment zich had gerealiseerd dat hij met de politie van doen had. Verdachte heeft alleen het schild van de politie geraakt en nergens kan uit worden afgeleid dat verdachte doelbewust het lichaam van een agent trachtte te raken. Ook van voorwaardelijk opzet is geen sprake geweest, nu het wapen niet gevaarzettend was. Hierdoor was er geen aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel kon worden veroorzaakt. Uit onderzoek naar het zwaard blijkt dat het gaat om een sierzwaard en dat er met dit zwaard niet ‘gesneden’ kan worden. Uit het slaan met een dergelijk voorwerp kan geen (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel worden afgeleid.
bijlage IIvan de volgende feiten en omstandigheden uit.
katanazwaard en is bestemd als siervoorwerp. Het heeft geen (geslepen) scherpe snijkant, maar is bot. In het rapport staat beschreven dat met het sierzwaard – zoals met elk ander voorwerp – wel geslagen kan worden. Ook staat beschreven dat door het gewicht van het zwaard, het met twee handen vasthouden en een lange zwaaiende slaande beweging te maken, een bepaalde kracht kan worden overgebracht. Onduidelijk is echter wat de letselpotentie is omdat daar dan een nader definitief onderzoek naar zou moeten plaatsvinden.
De rechtbank begrijpt dan ook dat de verbalisanten – mede gelet op de hectische situatie in de woning – ervan uitgingen dat verdachte een echt zwaard vasthad en dat dit voor hen een dreigende en beangstigende situatie is geweest. Op grond van het wapenrapport kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat met het sierzwaard dat verdachte heeft gebruikt zwaar lichamelijk letsel kan worden toegebracht. Het zwaard was namelijk bot en had geen scherpe snijkant. Daarmee komt de rechtbank dan ook niet tot een bewezenverklaring van feit 1 en zal verdachte vrijspreken van dit feit. De rechtbank overweegt ten overvloede dat dit anders was geweest als het om een zwaard met een scherpe snijkant zou gaan.
De omstandigheid dat het niet op de beelden van de bodycam te horen is, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het niet geroepen zou zijn.
4.Bewezenverklaring
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
5.De strafbaarheid van de feiten
6.De strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de straf
8.Beslag
bijlage III).
9.Vorderingen benadeelde partijen
De gevorderde schadevergoeding voor de ontstane schrik is ten aanzien van de vorderingen van [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] toewijsbaar. Hoewel [verbalisant 3] niet in de tenlastelegging staat vermeld, staat dit een toewijzing van de vordering niet in de weg.
Uit het dossier blijkt immers dat ook hij betrokken is geweest bij het incident met verdachte.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) weken.
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.