ECLI:NL:RBARN:1999:AA3699
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een schadevergoeding aanvraag in het kader van de Nadeelcompensatieregeling door de Rechtbank Arnhem
In deze zaak heeft eiser, vennoot van Autobedrijf A v.o.f. te B, een verzoek ingediend om schadevergoeding van f 30.000,- wegens omzetschade die hij stelt te hebben geleden door dijkverbeteringswerkzaamheden in de periode van april tot en met september 1996. Verweerder, de Dijkstoel van het Polderdistrict Tieler- en Culemborgerwaarden, heeft de aanvraag op 22 april 1998 niet in behandeling genomen, omdat de termijn voor het indienen van een verzoek om schadevergoeding volgens de Nadeelcompensatieregeling verstreken zou zijn. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 18 juni 1998 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H. Steehouwer.
De rechtbank heeft de zaak op 10 augustus 1999 behandeld. De kern van het geschil was of het bestreden besluit van verweerder, dat de aanvraag om schadevergoeding ongegrond verklaarde, de rechterlijke toetsing kon doorstaan. De rechtbank oordeelde dat de Nadeelcompensatieregeling in strijd was met de Deltawet grote rivieren, omdat deze regeling een termijn stelde voor het indienen van een verzoek om schadevergoeding, terwijl de Deltawet dit niet deed. De rechtbank concludeerde dat verweerder artikel 4 van de Nadeelcompensatieregeling buiten toepassing had moeten laten, waardoor het bestreden besluit vernietigd moest worden.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op f 1.420,- werden begroot, en moest het Polderdistrict Tieler- en Culemborgerwaarden het griffierecht van f 420,- aan eiser vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 oktober 1999.