ECLI:NL:RBARN:2000:AA6409

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 2000/411
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming van huurwoning na ontbinding huurovereenkomst

Op 6 juli 2000 heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Arnhem uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, die sinds 1 december 1982 een woning huurt van gedaagde, had gedaagde gedagvaard om te voorkomen dat de ontruiming van de woning, zoals bevolen door de kantonrechter te Nijmegen, zou plaatsvinden. De kantonrechter had de huurovereenkomst ontbonden en ontruiming bevolen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, dat op 7 juli 2000 zou worden betekend.

Eiser had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter en verzocht om opschorting van de ontruiming. Gedaagde weigerde echter mee te werken aan deze opschorting. In het kort geding vorderde eiser dat gedaagde het vonnis van de kantonrechter niet ten uitvoer zou leggen totdat er in hoger beroep een eindvonnis zou zijn gewezen. Gedaagde heeft de vordering gemotiveerd weersproken.

De president overwoog dat het niet aan hem was om aan een door de gewone rechter gewezen en uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis de kracht tot tenuitvoerlegging te ontnemen, tenzij er sprake zou zijn van misbruik van bevoegdheid. Eiser stelde dat hij geen overlast had veroorzaakt, maar de president oordeelde dat de kantonrechter had geoordeeld dat er voldoende aanleiding was voor de ontbinding van de huurovereenkomst. Eiser had geen nieuwe feiten aangedragen die zouden rechtvaardigen dat de ontruiming niet zou plaatsvinden.

Uiteindelijk heeft de president de vordering van eiser afgewezen en hem in de kosten van het kort geding verwezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 6 juli 2000, met de motivering die op 7 juli 2000 werd vastgelegd.

Uitspraak

6 juli 2000
Vonnis van de president van de arrondissementsrechtbank te Arnhem in het kort geding van
eiser,
wonende te ,
eiser bij dagvaarding van ,
procureur mr P.P.F. Tummers te Nijmegen,
Rolnummer: KG 2000/411 tegen
gedaagde,
gevestigd te ,
gedaagde,
procureur mr C.J. Bot-Verdult te Nijmegen.
Partijen worden verder aangeduid als eiser en gedaagde.
Het verloop van de procedure
eiser heeft gedaagde ter zitting in kort geding van 6 juli 2000 doen dagvaarden en bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De procureur van eiser en de procureur van gedaagde hebben de zaak bepleit, eerstgenoemde overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotitie. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Tenslotte hebben partijen de processtukken voor het wijzen van vonnis overgelegd. De president heeft op 6 juli 2000 uitspraak gedaan, met dien verstande dat de motivering van die uitspraak pas later volledig op schrift zal worden gesteld.
De motivering van de beslissing
1. eiser huurt sinds 1 december 1982 van gedaagde een woning, staande en gelegen te Nijmegen aan de
2. Bij vonnis van heeft de kantonrechter te Nijmegen de huurovereenkomst ontbonden met bevel tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Het vonnis is betekend en de ontruiming is aangezegd op 7 juli 2000 om 10.00 uur.
3. eiser heeft hoger beroep tegen het onder 2 genoemde vonnis ingesteld. Verder heeft eiser gedaagde schriftelijk verzocht de ontruiming op te schorten en de uitslag in hoger beroep af te wachten. Bij fax van 4 juli 2000 heeft gedaagde meegedeeld niet aan een opschorting van de ontruiming te willen meewerken.
4. eiser vordert, samengevat weergegeven, gedaagde te ontzeggen het vonnis van de kantonrechter te Nijmegen van voor wat betreft de ontruiming ten uitvoer te laten leggen totdat in hoger beroep over dat vonnis een eindvonnis zal zijn gewezen, op straffe van het verbeuren van een dwangsom.
5. gedaagde heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken.
6. Voorop dient te worden gesteld dat het niet aan de president in kort geding is om aan een door de gewone rechter gewezen en uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zijn kracht tot tenuitvoerlegging bij voorraad te ontnemen. Daarvoor kan alleen reden zijn als die tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Van zulk misbruik is sprake indien, op grond van een evidente misslag van de rechter die het vonnis wees of van nieuwe feiten die zich na het wijzen van het vonnis hebben voorgedaan of bekend zijn geworden, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat het vonnis in hoger beroep niet in stand zal blijven.
7. eiser heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat hij zelf geen overlast heeft veroorzaakt. Hij heeft zich door diverse lieden laten gebruiken/misbruiken door zijn woning "ter beschikking te stellen" en hij was niet goed in staat hun de deur te wijzen. Volgens eiser heeft de kantonrechter geen juiste afweging gemaakt wat betreft het directe aandeel van eiser en de in het geding gebrachte verklaringen van de buurtbewoners dat het niet eiser is geweest die overlast heeft veroorzaakt.
8. Naar het voorlopig oordeel van de president heeft de kantonrechter het niet van beslissende betekenis geacht of de overlast door eiser zelf dan wel door ‘de mensen die hij over de vloer krijgt’ wordt veroorzaakt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een zodanige aan eiser toe te rekenen overlast dat deze ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming rechtvaardigt. Deze afweging van de kantonrechter leidt voorshands niet tot de conclusie dat het vonnis van de kantonrechter op een feitelijke of juridische misslag berust.
9. Verder heeft eiser gesteld dat hij reeds meer dan een halfjaar geen aanleiding heeft doen geven aan derden om zich over enige vorm van overlast te beklagen. Daartoe heeft eiser een verklaring van een vijftal buurtbewoners overgelegd. Deze verklaring is echter door eiser gemotiveerd betwist, in die zin dat het geen verklaringen van buurtbewoners uit hetzelfde trappenhuis zijn maar van buurtbewoners die verder weg wonen. gedaagde heeft daarentegen een verklaring van de politie Gelderland-Zuid overgelegd waaruit blijkt dat in de periode van 1 januari 2000 tot heden tweemaal politiebemoeienis is geweest in verband met overlast van de bewoner van perceel en/of zijn bezoek. Dat betekent dat eiser geen nieuwe feiten heeft gesteld die zich na het wijzen van het vonnis van de kantonrechter hebben voorgedaan of bekend zijn geworden, op grond waarvan gedaagde misbruik zou maken van haar bevoegdheid om het vonnis van de kantonrechter ten uitvoer te (laten) leggen.
10. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van eiser moet worden afgewezen.
11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal eiser in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De president
1. weigert de gevorderde voorzieningen,
2. veroordeelt eiser in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde bepaald op ƒ 1.550,00 voor salaris procureur en op ƒ 400,00 voor verschotten.
Dit vonnis is gewezen door de president mr D.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2000 in tegenwoordigheid van de griffier mr T.J. Steenland, terwijl de overwegingen waarop de beslissing stoelt afzonderlijk zijn geminuteerd op 7 juli 2000.