ECLI:NL:RBARN:2000:AA7336

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
65069 / KG ZA 00-551
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie tussen pianostemmers in kort geding

In deze zaak, die op 3 oktober 2000 door de Rechtbank Arnhem is behandeld, heeft eiser, een zelfstandig pianostemmer, gedaagde, die tot 1 april 2000 in zijn opdracht als pianostemmer werkte, in kort geding gedagvaard. Eiser vorderde gedaagde te gebieden zich te onthouden van contact met zijn klanten, omdat gedaagde hen had benaderd om hun relatie met eiser te beëindigen. Eiser had eerder een klantenkring overgenomen van Pianobedrijf X en was afhankelijk van deze klanten voor zijn inkomen. Gedaagde heeft de vorderingen van eiser gemotiveerd weersproken, stellende dat klanten zelf moeten kunnen kiezen wie hen bedient. De president van de rechtbank oordeelde echter dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld. Hij had moeten begrijpen dat eiser afhankelijk was van de klantenkring die hij had overgenomen. De president oordeelde dat gedaagde in strijd met de morele codes binnen het bedrijfsleven had gehandeld door actief klanten van eiser te benaderen. De vorderingen van eiser werden toegewezen, met een beperking op de dwangsommen. Gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het anders of meer gevorderde werd geweigerd.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Arnhem
Sector civiel recht
Zaak/rolnummer: 65069 / KG ZA 00-551
Datum uitspraak: 3 oktober 2000
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
[eiser],
wonende te,
eiser,
procureur mr. J.M.J. Huver,
advocaat mr. J. Slager te Rotterdam
tegen
[gedaagde],
wonende te,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden verder aangeduid als [eiser] en [gedaagde].
Het verloop van de procedure
[eiser] heeft [gedaagde] ter zitting in kort geding doen dagvaarden en bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaat van [eiser] en [gedaagde] hebben de zaak bepleit. Daarbij heeft de advocaat van [eiser] producties in het geding gebracht en tenslotte de processtukken voor het wijzen van vonnis overgelegd.
De motivering van de beslissing
1. [eiser] is werkzaam als zelfstandig pianostemmer. [gedaagde] heeft tot 1 april 2000 in opdracht van [eiser] als pianostemmer werkzaamheden verricht bij klanten van [eiser]. [eiser] heeft bij brief van 23 maart 2000 aan [gedaagde] medegedeeld dat hij geen gebruik meer wenst te maken van zijn diensten.
2. [eiser] heeft van Pianobedrijf X per 1 januari 1999 een stemklantenkring overgenomen. [eiser] heeft daarvoor een vergoeding betaald. [eiser] was voordien in dienstbetrekking werkzaam bij dat bedrijf.
3. [gedaagde] heeft in de maand juni van dit jaar klanten, waarvan hij weet dat [eiser] deze tegen betaling heeft overgenomen van het onder 2 genoemde bedrijf, schriftelijk benaderd met de bedoeling hen te bewegen de relatie met [eiser] te beëindigen en pianostemwerkzaamheden door [gedaagde] te laten verrichten.
4. [eiser]ij brief van 27 juni 2000 heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde]aansprakelijk gesteld voor de schade die [eiser] door zijn handelen lijdt c.q. in de toekomst zal gaan leiden. Verder heeft hij verzocht hem schriftelijk te berichten welke klanten door [gedaagde] zijn benaderd. Verder heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde] verzocht zich te onthouden van het actief mondeling en/of schriftelijk benaderen van klanten van [eiser].
5. [gedaagde] heeft op deze brief van 27 juni 2000 en op de tweede sommatiebrief van 8 augustus 2000 niet gereageerd.
6. [eiser] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en vordert, samengevat weergegeven,
[gedaagde] te gebieden om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het op welke wijze dan ook telefonisch dan wel schriftelijk, direct of indirect, onderhouden en opnemen van contacten met bestaande stemklanten van [eiser], op straffe van het verbeuren van een dwangsom, [gedaagde] te bevelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis aan [eiser] schriftelijke opgave te doen van de namen van de stemklanten van [eiser] welke door [gedaagde] schriftelijk dan wel mondeling zijn benaderd, op straffe van het verbeuren van een dwangsom.
7. [gedaagde] heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken. Hij voert aan dat mensen zelf moeten kunnen kiezen wie ze als pianostemmer willen. [gedaagde] heeft mensen aangeschreven waar hij al jaren komt en heeft het risico dat daar klanten van [eiser] bij zitten op de koop toe genomen. [gedaagde] vindt dat een redelijke manier om zijn recht op een aandeel in de klanten van [eiser] te verwezenlijken.
8. Centraal in dit kort geding staat de vraag of [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Hoewel de president begrip heeft voor het standpunt van [gedaagde] is hij van oordeel dat [gedaagde] in dit geval onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Daartoe heeft hij het volgende overwogen. In beginsel staat het een werknemer vrij om in vrije concurrentie met zijn voormalig werkgever en andere pianostemmers zich te wenden tot potentiële klanten, waaronder ook vaste klanten van zijn voormalig werkgever kunnen zijn. Dat geldt ook voor de relatie freelancer-voormalige opdrachtgever. Echter in dit geval, onder de hierna weer te geven bijzondere omstandigheden, is sprake van oneerlijke concurrentie en handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser]. [gedaagde] wist immers dat [eiser] tegen een vergoeding de hiervoor genoemde stemklantenkring - een klantenkring, die door [eiser] ook werd bediend als werknemer van het in rechtsoverweging 2 bedoelde bedrijf - had overgenomen. [gedaagde] wist verder ook, althans heeft redelijkerwijze moeten begrijpen, dat [eiser] voor zijn inkomen grotendeels afhankelijk is van de stemwerkzaamheden die hij verricht voor deze overgenomen stemklantenkring. Dat laatste is door [gedaagde] ook niet weersproken. Deze bijzondere omstandigheden maken dat [gedaagde] in strijd met de binnen het bedrijfsleven geldende morele codes heeft gehandeld door op deze manier een eigen klantenkring op te bouwen. [gedaagde] had bij het aanschrijven van klanten waar hij volgens hem al jaren komt niet het risico mogen nemen dat daar klanten van de stemklantenkring van [eiser] bij waren. Dat [gedaagde], zoals hij aanvoert, ook zelf benaderd wordt door klanten van [eiser] doet aan het voorgaande niet af. [gedaagde] heeft overigens tijdens de mondelinge behandeling slechts schriftelijke reacties op zijn in rechtsoverweging 3 bedoelde schriftelijke benadering getoond. De vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat er aanleiding is de gevorderde dwangsommen te beperken en aan een maximum te binden.
9. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van dit kort geding worden veroordeeld.
De beslissing
1. gebiedt [gedaagde] zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het op welke wijze dan ook telefonisch dan wel schriftelijk, direct of indirect, onderhouden en opnemen van contacten met bestaande stemklanten van [eiser],
2. veroordeelt [gedaagde] om ingeval hij (na betekening van dit vonnis) het onder 1 genoemde verbod overtreedt, aan [eiser] een dwangsom te betalen van ƒ 250,00 per keer, echter met een maximum van ƒ 25.000,00,
3. beveelt [gedaagde] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser] een schriftelijke opgave te doen van de namen van de stemklanten van [eiser], die door [gedaagde] schriftelijk dan wel mondeling zijn benaderd,
4. veroordeelt [gedaagde] om ingeval hij (na betekening van dit vonnis) in gebreke mocht blijven aan de onder 3 genoemde veroordeling te voldoen, aan [eiser] een dwangsom te betalen van ƒ 1.000,00 per dag en iedere dag dat hij nalaat de onder 3 genoemde opgave te verstrekken, echter met een maximum van ƒ 100.000,00,
5. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op ƒ 1.550,00 voor salaris en op ƒ 481,49 voor verschotten (ƒ 81,49 wegens het uitbrengen van de dagvaarding en ƒ 400,00 wegens griffierecht),
6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7. weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de vice-president en in het openbaar uitgesproken op in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier de rechter