De motivering van de beslissing
1. [eiser] is werkzaam als zelfstandig pianostemmer. [gedaagde] heeft tot 1 april 2000 in opdracht van [eiser] als pianostemmer werkzaamheden verricht bij klanten van [eiser]. [eiser] heeft bij brief van 23 maart 2000 aan [gedaagde] medegedeeld dat hij geen gebruik meer wenst te maken van zijn diensten.
2. [eiser] heeft van Pianobedrijf X per 1 januari 1999 een stemklantenkring overgenomen. [eiser] heeft daarvoor een vergoeding betaald. [eiser] was voordien in dienstbetrekking werkzaam bij dat bedrijf.
3. [gedaagde] heeft in de maand juni van dit jaar klanten, waarvan hij weet dat [eiser] deze tegen betaling heeft overgenomen van het onder 2 genoemde bedrijf, schriftelijk benaderd met de bedoeling hen te bewegen de relatie met [eiser] te beëindigen en pianostemwerkzaamheden door [gedaagde] te laten verrichten.
4. [eiser]ij brief van 27 juni 2000 heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde]aansprakelijk gesteld voor de schade die [eiser] door zijn handelen lijdt c.q. in de toekomst zal gaan leiden. Verder heeft hij verzocht hem schriftelijk te berichten welke klanten door [gedaagde] zijn benaderd. Verder heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde] verzocht zich te onthouden van het actief mondeling en/of schriftelijk benaderen van klanten van [eiser].
5. [gedaagde] heeft op deze brief van 27 juni 2000 en op de tweede sommatiebrief van 8 augustus 2000 niet gereageerd.
6. [eiser] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en vordert, samengevat weergegeven,
[gedaagde] te gebieden om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het op welke wijze dan ook telefonisch dan wel schriftelijk, direct of indirect, onderhouden en opnemen van contacten met bestaande stemklanten van [eiser], op straffe van het verbeuren van een dwangsom, [gedaagde] te bevelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis aan [eiser] schriftelijke opgave te doen van de namen van de stemklanten van [eiser] welke door [gedaagde] schriftelijk dan wel mondeling zijn benaderd, op straffe van het verbeuren van een dwangsom.
7. [gedaagde] heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken. Hij voert aan dat mensen zelf moeten kunnen kiezen wie ze als pianostemmer willen. [gedaagde] heeft mensen aangeschreven waar hij al jaren komt en heeft het risico dat daar klanten van [eiser] bij zitten op de koop toe genomen. [gedaagde] vindt dat een redelijke manier om zijn recht op een aandeel in de klanten van [eiser] te verwezenlijken.
8. Centraal in dit kort geding staat de vraag of [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Hoewel de president begrip heeft voor het standpunt van [gedaagde] is hij van oordeel dat [gedaagde] in dit geval onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Daartoe heeft hij het volgende overwogen. In beginsel staat het een werknemer vrij om in vrije concurrentie met zijn voormalig werkgever en andere pianostemmers zich te wenden tot potentiële klanten, waaronder ook vaste klanten van zijn voormalig werkgever kunnen zijn. Dat geldt ook voor de relatie freelancer-voormalige opdrachtgever. Echter in dit geval, onder de hierna weer te geven bijzondere omstandigheden, is sprake van oneerlijke concurrentie en handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser]. [gedaagde] wist immers dat [eiser] tegen een vergoeding de hiervoor genoemde stemklantenkring - een klantenkring, die door [eiser] ook werd bediend als werknemer van het in rechtsoverweging 2 bedoelde bedrijf - had overgenomen. [gedaagde] wist verder ook, althans heeft redelijkerwijze moeten begrijpen, dat [eiser] voor zijn inkomen grotendeels afhankelijk is van de stemwerkzaamheden die hij verricht voor deze overgenomen stemklantenkring. Dat laatste is door [gedaagde] ook niet weersproken. Deze bijzondere omstandigheden maken dat [gedaagde] in strijd met de binnen het bedrijfsleven geldende morele codes heeft gehandeld door op deze manier een eigen klantenkring op te bouwen. [gedaagde] had bij het aanschrijven van klanten waar hij volgens hem al jaren komt niet het risico mogen nemen dat daar klanten van de stemklantenkring van [eiser] bij waren. Dat [gedaagde], zoals hij aanvoert, ook zelf benaderd wordt door klanten van [eiser] doet aan het voorgaande niet af. [gedaagde] heeft overigens tijdens de mondelinge behandeling slechts schriftelijke reacties op zijn in rechtsoverweging 3 bedoelde schriftelijke benadering getoond. De vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat er aanleiding is de gevorderde dwangsommen te beperken en aan een maximum te binden.
9. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van dit kort geding worden veroordeeld.