ECLI:NL:RBARN:2000:AA8475

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
53481 / HA ZA 99-1583
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Eugenie Apolline Laurette Ponjee
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verkoop en levering van appartementsrechten in schuldsanering

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 23 november 2000 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij de bewindvoerder van de heer X en mevrouw X, die onder schuldsanering stonden, de vernietiging van een verkoop en levering van appartementsrechten aan gedaagde Y vorderde. De bewindvoerder, mr. Eugenie Apolline Laurette Ponjee, had de taak om de belangen van de gezamenlijke schuldeisers te behartigen. De verkoop van de appartementsrechten aan Y, de broer van mevrouw X, vond plaats voor een bedrag van f. 86.000,--, terwijl de marktwaarde volgens de makelaardij op f. 159.000,-- was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verkoop paulianeus was, omdat deze de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers benadeelde. Y had niet betwist dat de verkoop onder de marktwaarde was en dat de gezamenlijke schuldeisers hierdoor in hun rechten waren geschaad. De rechtbank overwoog dat er sprake was van een onverplichte rechtshandeling en dat er een vermoeden van wetenschap van benadeling bestond, aangezien de verkoop plaatsvond binnen een jaar voor de schuldsanering. De rechtbank vernietigde de verkoop en levering van de appartementsrechten en veroordeelde Y in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. N.W. Huijgen en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Arnhem
Sector civiel recht
Zaak/rolnummer: 53481 / HA ZA 99-1583
Datum uitspraak: 23 november 2000
Vonnis
in de zaak van
mr. EUGENIE APOLLINE LAURETTE PONJEE,
kantoorhoudende te Tiel, in haar hoedanigheid van bewindvoerder in de schuldsaneringsregelingen van de heer X, h.o.d.n. Ideal te Lienden, en mevrouw X,
beiden wonende te Tiel,
eiseres bij dagvaarding van 23 september 1999,
procureur mr. J.M.A.J. Thielen te Tiel,
tegen
Y,
wonende te Tiel,
gedaagde,
procureur mr. A.L. van Korlaar-van Blijenburgh te Hedel,
advocaat mr. B.A. Elings te Hedel.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 2 maart 2000 wordt naar dat vonnis verwezen.
Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken.
Eiseres heeft daarna een conclusie van repliek genomen. De procureur van gedaagde heeft bij brief van 26 september 2000 aan de rolrechter én de procureur van eiseres bericht niet meer in staat te zijn op te treden namens gedaagde: hij heeft zich op 28 september 2000 aan de zaak onttrokken.
Eiseres heeft daarna de processtukken overgelegd voor het wijzen van vonnis.
De vaststaande feiten
Bij beschikkingen van 14 juli 1999 van deze rechtbank zijn de heer X en zijn echtgenote mevrouw X, gehuwd in algemene gemeenschap van goederen, toegelaten tot de schulsaneringsregeling met benoeming van eiseres tot bewindvoerder, hierna te noemen: de bewindvoerder.
Mevrouw X heeft vlak voor de toepassing van de schuldsanerings-regelingen de aan haar in eigendom toebehorende appartementsrechten rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning op de derde verdieping en de bijbehorende berging aan de ZZZ- te Tiel verkocht en geleverd aan gedaagde, hierna te noemen Y, voor een koopsom van f. 86.000,--. Y is de broer van mevrouw X. De koopsom is gelijk aan de waarde zoals vermeld in de aanslag onroerende zaakbelasting van de gemeente Tiel van 26 februari 1999.
De eigendomsoverdracht heeft op 29 juni 1999 plaatsgevonden voor notaris mr. G.P. Hoogenboom te Tiel. Blijkens de notariële akte van 29 juni 1999 heeft de heer X toestemming gegeven voor de door mevrouw X verrichte rechtshandeling als bedoeld in artikel 1:88 BW.
Op 21 juni 1999 - derhalve nog voor voormelde eigendomsoverdracht - heeft Y een verkoopopdracht verstrekt voor de woning en berging aan makelaardij Witte te Tiel. De vraagrpijs is vastgesteld op f. 159.000,-- k.k..
Op 9 september 1999 heeft de bewindvoerder op de woning en berging conservatoir paulianabeslag tot levering doen leggen ten laste van Y.
De vordering
1.1. De bewindvoerder vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de verkoop en levering van -kort gezegd- de woning en berging aan Y te vernietigen, met veroordeling van Y in de proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten. De bewindvoerder voert aan dat bedoelde verkoop en levering paulianeus is in de zin van artikel 313 juncto artikel 42 en volgende Fw.
1.2. Y heeft bij antwoord betoogd dat de bewindvoerder geen belang heeft bij deze procedure en voert daartoe het volgende aan. Het echtpaar X is bezig hun schuldeisers een akkoord aan te bieden. De uitzichten daarop zijn goed. Door medwerking van familie, vrienden en kennissen is er voldoende geld om een goed akkoord aan te kunnen bieden. Een meer dan vereiste meerderheid van de schuldeisers heeft aangegeven akkoord te gaan met wat door het echtpaar X wordt aangeboden. Met het te verwachten akkoord kan -na homologatie door de rechtbank- bereikt worden dat de schuldsanering eindigt en daarmee ook de taak van de bewindvoerder. Aan de bewindvoerder is herhaalde malen verzocht deze procedure nog enigszins te laten rusten teneinde kosten te besparen en dergelijke.
Y heeft verder betoogd dat hij noch het echtpaar X de intentie hebben gehad om de gezamenlijke schuldeisers te benadelen: de verkoop had ten
doel de schuldeisers te kunnen aflossen om zo een dreigend failissement of schuldsanering te voorkomen.
De motivering van de beslissing
2.1. De rechtbank overweegt ambtshalve dat het gelegde beslag aan de wettelijke vereisten voldoet.
2.2. Y heeft voor de woning en berging een bedrag van f. 86.000,-- voldaan, terwijl vast staat dat de marktconforme vraagprijs door Makelaardij Witte op f. 159.000,-- k.k. is gesteld. Dit betekent dat de verhaalsmogelijkheden voor de gezamenlijke schuldeisers van het echtpaar X met een bedrag van circa f. 73.000,-- zijn verminderd, althans in elk geval met een substantieel bedrag van tienduizenden guldens. Y heeft dit niet betwist.
De rechtbank is het met de bewindvoerder eens dat haar taak in de onderhavige situatie meebrengt dat zij voor de gezamenlijke schuldeisers dient op te komen en hun rechten dient te reserveren. In dit verband zij opgemerkt dat de bewindvoerder ter comparitie heeft opgegeven dat bij haar voor ruim f.76.000,-- aan schuldvorderingen is ingediend. De bewindvoerder had derhalve recht en belang bij het leggen van het pauliana-beslag -Y was immers doende de woning al weer door te verkopen- en bij het opstarten van de onderhavige procedure teneinde de vernietiging van de verkoop van de woning en berging te vorderen.
2.3. Naar het oordeel van de rechtbank is dit belang ook na het aanbrengen van de zaak niet komen te vervallen nu onvoldoende feiten zijn gesteld of gebleken die de verwachting rechtvaardigen dat het tot een gehomologeerd akkoord zal komen. Bij het laatste bericht van Y ter comparitie bleek de vereiste meerderheid nog niet bereikt te zijn en het is bovendien nog maar de vraag of de homologatie niet geweigerd moet worden op grond van artikel 153 lid 2 Fw, in het bijzonder de weigeringsgrond onder 1º dat de baten des boedels, de som bij het akkoord bedongen, aanmerkelijk te boven gaan. De raadsman van Y heeft opgegeven dat hij (slechts) ongeveer f. 22.000,-- aan geleend geld ten behoeve van het akkoord onder zich heeft, terwijl, als vermeld, vernietiging van de paulianeuse koopovereenkomst tientallen duizenden guldens kan opleveren. De situatie van artikel 50 Fw is in elk geval nog (lang) niet aan de orde.
2.4. De rechtbank overweegt dat is voldaan aan de vereisten voor een beroep op de actio Pauliana ex artikel 313 juncto artikel 42 Fw.
Door Y is niet betwist dat er sprake is geweest van een onverplichte rechtshandeling. Dat de gezamenlijke schuldeisers van het echtpaar X daadwerkelijk in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld is reeds hiervoor vastgesteld en Y heeft dit op zich zelf ook niet betwist.
Voorts geldt een vermoeden van wetenschap van benadeling ex artikel 313 juncto 43 lid 1 aanhef en sub 3º a Fw nu de rechtshandeling respectievelijk de verkoop binnen één jaar voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling is verricht en de schuldenaar, mevrouw X, handelde met haar broer. Dit vermoeden volgt ook uit het bepaalde in artikel 43 lid 1 aanhef en sub 1º Fw, waarin dat vermoeden aanwezig wordt geacht bij overeenkomsten, waarbij de waarde van de verbintenis aan de zijde van de schuldenaar die van de verbintenis aan de andere zijde aanmerkelijk overtreft. De door Y betaalde koopsom is gelijk aan de WOZ-waarde zoals vermeld in de aanslag onroerend goed belasting van de gemeente Tiel van 26 februari 1999.
Het is van algemene bekendheid dat de marktconforme verkoopwaarde aanzienlijk hoger is, hetgeen ook blijkt uit de door Makelaardij Witte vastgestelde vraagprijs van f. 159.000,-- k.k.. Overigens heeft Y ook geen tegenbewijs aangeboden van het vermoeden van wetenschap van benadeling.
Dat het echtpaar X en Y niet de intentie hebben gehad de schuldeisers te behandelen -wat daar ook van zij- doet aan het voorgaande niet af.
2.5. De gevorderde vernietiging van de verkoop en levering van de woning en berging aan Y is daarom toewijsbaar.
2.6. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Y in de kosten van deze procedure worden verwezen, de kosten van het beslag daaronder begrepen.
De beslissing
De rechtbank
vernietigt de verkoop en levering van de appartementsrechten, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van
(1) de woning, staande en gelegen te Tiel, kadastraal bekend gemeente Tiel, ZZZ
(2) de berging, staande en gelegen te Tiel, kadastraal bekend gemeente Tiel, ZZZ
veroordeelt Y in de kosten van deze procedure, tot aan dit vonnis aan de zijde van de bewindvoerder bepaald op f. 3.440,-- voor salaris en f. 735,50 voor verschotten,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en uitgesproken in het openbaar op 23 november 2000.