ECLI:NL:RBARN:2001:AB2312

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05.093045-01
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H. Eigenberg
  • H.P.M. Kester
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en terbeschikkingstelling na poging tot moord

In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen de verdachte, vertegenwoordigd door haar raadsvrouw mr. E.M.C. Tinneveld, heeft de Rechtbank Arnhem op 27 juni 2001 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van poging tot moord op haar echtgenoot, waarbij zij hem met een of meer hamers op het hoofd heeft geslagen. Tijdens de zitting op 13 juni 2001 werd vastgesteld dat de verdachte lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van haar persoonlijkheid, zoals vastgesteld in een multidisciplinair rapport van psycholoog I.M. van Woudenberg en psychiater T.S. van Veer. Dit rapport concludeerde dat de verdachte het feit in sterk verminderde mate kon worden toegerekend.

De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde feit strafbaar was, maar dat de verdachte niet volledig verantwoordelijk kon worden gehouden voor haar daden. De rechtbank besloot dat de verdachte ter beschikking moest worden gesteld en dat zij van overheidswege zou worden verpleegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische toestand en het feit dat zij niet eerder met de strafrechter in aanraking was geweest.

De rechtbank verklaarde niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders was ten laste gelegd en sprak haar daarvan vrij. De beslissing om de verdachte ter beschikking te stellen en te verplegen werd gegrond op de artikelen 10, 27, 37 en 37a van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de rechtbank de ernst van het geweldsmisdrijf tegen de persoon in acht nam en de veiligheid van anderen vooropstelde.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MEERVOUDIGE STRAFKAMER
In de zaak van:
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
[verdachte],
geboren in1967,
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwolle.
Raadsvrouw: mr. E.M.C. Tinneveld, advocate te Arnhem.
Parketnummer : 05.093045-01
Zittingsdatum : 13 juni 2001 (tegenspraak)
Uitspraak : 27 juni 2001
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van de dagvaarding is hierna opgenomen als bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd.
001 wijziging tenlastelegging
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
002 vordering na voorwaardelijke veroordeling
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 juni 2001 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. E.M.C. Tinneveld, advocate te Arnhem.
003 gevoegd behandelen en 004 benadeelden partijen
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht. Daarnaast heeft de officier van justitie terbeschikkingstelling met verpleging van overheidsoverwege gevorderd.
005-012
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
3. De beslis-sing inzake het bewijs
013 gedeeltelijke vrijspraak
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdach-te het primair tenlastegelegde feit heeft begaan voor zover niet doorgestreept in bijlage II. Verdachte heeft haar man met een of meer hamers op het hoofd geslagen ter uitvoering van haar besluit hem te doden. Zelfs indien zij alleen zou hebben geslagen met de hamer met de houten kop levert dit - anders dan de raadsvrouw stelt - geen ondeugdelijk middel op.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. Voor zover meer feiten ten laste zijn gelegd, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot moord,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 289, juncto artikel 45 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door I.M. van Woudenberg, psycholoog, en T.S. van Veer, psychi-ater, geda-teerd 10 mei 2001, waarin zij conclu-deren dat verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van haar persoonlijkheid, zich uitend in een manifest psychiatrisch toestandsbeeld in de vorm van een obsessief-compulsieve stoornis in combinatie met (en in relatie tot) een gemengde persoonlijkheids-stoornis. De deskundigen concluderen dat verdachte het feit in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij is gelet op:
- een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 maart 2001, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met de strafrechter in aanraking is geweest;
- een voorlichtingsrapport van de (stichting) Reclassering Nederland, d.d. 18 mei 2001, betreffende ver-dach-te;
- het onder 5. genoemde rapport.
016 ad-info
De rechtbank overweegt verder nog als volgt:
Verdachte had besloten dat voor haar geen andere weg meer open stond dan het doden van haar man en vervolgens zichzelf. Ze heeft getracht haar man te doden door met een of meer hamers op zijn hoofd te slaan. Omdat haar man zich verweerde is het bij die poging gebleven. Dit betreft een ernstig feit. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is daarom op zijn plaats.
Het onder 5. genoemde deskundigenrapport vermeldt voorts het volgende.
"Ten aanzien van recidive factoren kan worden gesteld dat de kernproblematiek in de behandeling nog niet aan de orde lijkt te zijn gekomen omdat betrokkene zich steeds op die momenten aan behandeling onttrok. Gezien de nog aanwezige gevoelens en de gebrekkige impulscontrole wordt de kans op herhaling als aanwezig geacht.
De deskundigen adviseren derhalve betrokkene de maatregel van terbeschik-kingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen".
Het betreft een geweldsmisdrijf tegen een persoon, genoemd in artikel 37a eerste lid onder 1° van het Wetboek van Strafrecht en de ernst van het feit in aanmerking nemend, eist de algemene veiligheid van personen het opleggen van na te noemen maatregel.
Nu voldaan is aan de wettelijke voorwaarden zal de rechtbank de ter beschik-kingstelling gelasten en bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheids-wege zal worden verpleegd.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond, behalve op de reeds aangehaalde wette-lijke voor-schriften, op de artikelen 10, 27, 37 en 37a van het Wetboek van Straf-recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
038 gedeeltelijke vrijspraak
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het straf-bare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
039_055/WT01-WT19
EEN1EEN GEVANGENISSTRAF VOOR DE DUUR VAN EEN (1) JAAR.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht.
Gelast dat veroordeelde TER BESCHIKKING WORDT GESTELD en beveelt dat zij van overheidswe-ge zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door:
mrs.
H. Eigenberg, rechter als voorzitter,
H.P.M.Kester, vice-president,
T.P.E.E. van Groeningen, rechter,
in tegenwoordigheid van J. van Elst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2001.