Arrondissementsrechtbank te Arnhem
Sector civiel recht
Zaak/rolnummer: 80713 / KG ZA 01-689
Datum uitspraak: 21 december 2001
DE GEMEENTE RIJNWAARDEN,
zetelende te Lobith,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 16 november 2001,
verweerster in reconventie,
procureur mr. C.W. Langereis te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VEERDIENST DOORNENBURG-PANNERDEN B.V.,
gevestigd te Doornenburg,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. D.R. de Poorter te Nijmegen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als respectievelijk: de gemeente en de veerdienst.
Het verloop van de procedure
De gemeente heeft de veerdienst ter terechtzitting in kort geding van 27 november 2001 doen dagvaarden en bij mondelinge conclusie van eis gevorderd zoals weergegeven in de dagvaarding.
De veerdienst heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De veerdienst heeft tevens een eis in reconventie ingesteld, zoals weergegeven in de akte houdende eis in reconventie.
De gemeente heeft geconcludeerd tot weigering van de in reconventie gevorderde voorzieningen.
De procureurs van beide partijen hebben de zaak bepleit, overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Daarbij zijn over en weer producties in het geding gebracht.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden om de veerdienst in de gelegenheid te stellen aan de gemeente een (nieuw) voorstel te doen om te komen tot een minnelijke regeling ter beëindiging van de kortingsregeling. Getuige haar schrijven van 19 december 2001 heeft de veerdienst dat voorstel op 4 december 2001 aan de Raad van de gemeente toegezonden.
Bij schrijven van 19 december 2001 heeft de gemeente bij monde van haar procureur de president bericht dat de gemeente het voorstel van de veerdienst niet acceptabel vond en zij heeft de president dan ook verzocht vonnis te wijzen. Bij schrijven van diezelfde datum heeft ook de veerdienst verzocht om vonnis te wijzen.
De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
a. Op 28 augustus 1931 heeft de toenmalige gemeente Pannerden een overeenkomst gesloten met de heer W.R. Cornelissen, de toenmalige eigenaar van het recht van veer en de daarbij behorende exploitatie over het Pannerdens Kanaal te Doornenburg. Deze overeenkomst is in een notariële akte neergelegd.
b. In voormelde overeenkomst (hierna ook wel aan te duiden als: de veergeldovereenkomst), die is aangegaan voor onbepaalde tijd, heeft de gemeente Pannerden ten behoeve van haar inwoners een gereduceerd veergeldtarief bedongen dat 55% bedroeg van het algemene veergeldtarief. Ter verwerving van dit recht op een gereduceerd tarief heeft de gemeente Pannerden aan Cornelissen eenmalig een bedrag van f. 2.300,= betaald. In de veergeldovereenkomst waren diverse (nominale) veergeldtarieven opgenomen. In 1947 zijn deze tarieven in onderling overleg verlaten en is er een tariefverhoging doorgevoerd. Ook nadien is het gereduceerde veergeldtarief van 55% ten behoeve van de inwoners van de gemeente Pannerden onverkort gehandhaafd. In de praktijk werd/wordt (ter vereenvoudiging van de berekening van het gereduceerde veergeldtarief) een kortingspercentage van 50% gehanteerd.
c. Op 1 januari 1960 is het veerrecht en de daarbij behorende exploitatie van het veer van W.R. Cornelissen overgegaan op zijn beide zonen, die de exploitatie hebben voortgezet in de vorm van een v.o.f. In 1990 is deze v.o.f. overgegaan in de besloten vennootschap Veerdienst Doornenburg-Pannerden B.V., de huidige exploitant van de veerdienst.
d. Op 1 januari 1985 is de gemeente Pannerden samengevoegd met de gemeenten Herwen en Aerdt tot de gemeente Rijnwaarden. In artikel 12 van de Wet opheffing gemeente Herwen en Aerdt en Pannerden en vorming van de nieuwe gemeente Rijnwaarden is in onder 1. bepaald: "Onverminderd het bepaalde in het tweede lid en in artikel 15 gaan op de datum van de herindeling alle rechten en verplichtingen van de op te heffen gemeenten Herwen en Aerdt en Pannerden over op de nieuwe gemeente Rijnwaarden, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd." Sindsdien wordt de korting genoten door de inwoners van het grondgebied dat voorheen tot de gemeente Pannerden behoorde.
e. Bij schrijven van 15 oktober 1999 heeft de veerdienst de gemeente verzocht mee te werken aan ontbinding van de veergeldovereenkomst van 1931 per 1 januari 2000, omdat zij van mening was dat de in 1931 gesloten veergeldovereenkomst op grond van sterk gewijzigde omstandigheden niet langer meer kon worden gerespecteerd en nageleefd. De gemeente deelde de veerdienst echter mede, dat zij onverminderd vasthield aan de naleving van de veergeldovereenkomst en het daarin bedongen gereduceerde veergeldtarief voor de inwoners van de voormalige gemeente Pannerden. Daarna is er tussen partijen over en weer overleg geweest en correspondentie gevoerd.
f. Medio 2001 heeft de veerdienst middels publicatie in een of meer regionale (dag)bladen bekendgemaakt dat met ingang van 1 januari 2002 de korting van 50% op de veergeldtarieven ten behoeve van de inwoners van het voormalige Pannerden niet meer zal worden verleend.
Het geschil in conventie en in reconventie
1. De gemeente stelt zich op het standpunt dat de veerdienst onverkort haar uit de veergeldovereenkomst van 1931 voortvloeiende verplichtingen met betrekking tot het kortingspercentage ten behoeve van de inwoners van het voormalige Pannerden dient na te komen. Al eerder, bij vonnis van 8 maart 1985, was de president van deze rechtbank hetzelfde oordeel toegedaan en verbood hij de veerdienst op dat punt van de veergeldovereenkomst uit 1931 af te wijken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van f.1.000,=, tot een maximum van f. 100.000,=.
2. De gemeente vordert dan ook in dit kort geding, samengevat, de veerdienst te verbieden om van de overeenkomst van 28 augustus 1931 af te wijken in dier voege dat ten aanzien van de inwoners van het grondgebied van de voormalige gemeente Pannerden een ander dan het gereduceerde veergeldtarief van 55% wordt gehanteerd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van f. 10.000,= per overtreding en met veroordeling van de veerdienst in de kosten van het geding.
3. De veerdienst heeft allereerst aangevoerd dat de omstandigheden waaronder de veergeldovereenkomst destijds in 1931 is aangegaan, wezenlijk verschillen van de huidige situatie met betrekking tot het veer. Er is meer gemotoriseerd verkeer en er worden veel zwaardere eisen gesteld aan het veer. Voorts leidt de kortingsregeling aan boord van het veer regelmatig tot discussie en onenigheid, omdat reizigers vaak niet kunnen aantonen dat ze woonachtig zijn op het grondgebied van de voormalige gemeente Pannerden. Bovendien derft de veerdienst dagelijks inkomsten door de kortingsregeling. Dit staat volgens de veerdienst in geen enkele verhouding tot de prestatie die de gemeente (destijds) heeft geleverd, namelijk de eenmalige betaling van een bedrag van f. 2.300,= aan de toenmalige exploitant van het veer. De veerdienst heeft de gemeente eerder een bedrag van f. 50.000,= geboden in ruil voor de beëindiging van de kortingsregeling en als tegemoetkoming jegens de inwoners van het voormalige Pannerden, maar de gemeente is niet op dit bod ingegaan. De veerdienst voert aan dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de instandhouding van de kortingsregeling uit 1931 onaanvaardbaar is.
4. De veerdienst vordert daarom in reconventie opheffing van het in het kort gedingvonnis van 8 maart 1985 (rolnummer KG 1985/92) opgenomen verbod onder dwangsom om af te wijken van de overeenkomst van 28 augustus 1931.
De beoordeling van het geschil
5. Het geschil spitst zich in wezen toe op de vraag of en in hoeverre de huidige situatie met betrekking tot het veer afwijkt van de situatie zoals die was in 1985 en die toen aanleiding was voor het oordeel van de president om de veerdienst te verbieden om af te wijken van de veergeldovereenkomst van 1931.
6. Het kort geding in 1985 is destijds gevoerd omdat in dat jaar de gemeente Pannerden ophield te bestaan als zelfstandige gemeente en deel ging uitmaken van de gemeente Rijnwaarden, waartoe ook de gemeenten Herwen en Aerdt gingen behoren. Ook toen heeft de toenmalige veerdienstexploitant aangevoerd dat er een legitimeringsprobleem zou ontstaan voor de inwoners van de voormalige gemeente Pannerden. De gemeente stelt dat direct na het kort geding in 1985 plannen zijn ontwikkeld voor een pasjessysteem dat een oplossing moest bieden voor dat probleem. De veerdienst betwist echter dat een dergelijk pasjessysteem ooit daadwerkelijk is ingevoerd. De overige beschikbare legitimeringsmiddelen, zoals paspoort of rijbewijs, voldoen volgens de veerdienst ook niet. In een paspoort staat geen adres vermeld en de adresgegevens op een rijbewijs geven niet aan of de houder op het grondgebied van de voormalige gemeente Pannerden woont en zijn niet altijd actueel. Daar komt nog het volgende bij.
7. Op de veerboot is doorgaans één medewerker van de veerdienst werkzaam, in de spitsuren zijn dat twee medewerkers. In de korte tijd dat het veer nodig heeft om het Pannerdens Kanaal over te steken, moet met alle reizigers (en hun eventuele voertuigen) het veergeld worden afgerekend. Voor het controleren van legitimatie (als al voorhanden) is dan nauwelijks tijd. Dit wordt nog eens extra bemoeilijkt als het bijvoorbeeld donker is (het veer vaart ook 's avonds) of de weersomstandigheden slecht zijn. Volgens twee veerdienstmedewerkers die ter zitting aanwezig waren, komt het bovendien zeer regelmatig voor dat reizigers die zich niet als inwoner van het voormalige Pannerden kunnen legitimeren toch aanspraak menen te kunnen maken op de kortingsregeling. Dit leidt volgens de veerdienstmedewerkers geregeld tot ferme discussies en/of onenigheid. Om nog maar niet te spreken van de situatie dat een bestuurder van een auto een inwoner van het voormalige Pannerden is, zijn auto op naam van zijn werkgever staat die niet in Pannerden is gevestigd en de mede-inzittenden in de auto evenmin of niet allemaal uit Pannerden komen. De veerdienstmedewerkers voeren aan dat zij dan toch vaak 50% korting geven voor alle inzittenden én het voertuig om discussies en/of conflicten te vermijden.
8. Het voorgaande maakt, niet in de laatste plaats door de praktijkverhalen van de veerdienstwerknemers, duidelijk dat de huidige situatie met betrekking tot de kortingsregeling nauwelijks goedwerkend en hanteerbaar kan worden genoemd. Hoewel zowel partijen als de president in 1985 nog hoopvol waren gestemd over de mogelijkheid van een deugdelijk legitimatiesysteem, kan op grond van de hiervoor beschreven gang van zaken in de praktijk toch niet anders worden geconcludeerd dan daarvan niets terecht is gekomen. Mede gezien het beperkte nut van legitimeringsmiddelen als paspoort en rijbewijs voor wat betreft actuele adresgegevens, kunnen inwoners van het voormalige Pannerden door de veerdienstmedewerkers veelal niet worden onderscheiden van de overige reizigers op het veer. Dit betekent dat een wezenlijk element, onmisbaar om uitvoering te kunnen geven aan de veergeldovereenkomst, aan die overeenkomst is komen te ontvallen.
9. Het vorenoverwogene leidt dan ook tot het oordeel dat onder de gegeven omstandigheden van de veerdienst niet (meer) kan worden gevergd dat zij nog langer korting verleend aan een groep reizigers, die destijds, bij het aangaan van de veergeldovereenkomst, bepaalbaar en als zodanig herkenbaar was, maar waarvan thans slechts in zeer beperkte mate kan worden vastgesteld of zij voor die korting nog wel in aanmerking komen. Het onverkort vasthouden aan een overeenkomst, waarvan inmiddels is gebleken dat zij praktisch gezien nauwelijks meer uitvoerbaar is, is naar het oordeel van de president naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aanvaardbaar en de veerdienst mocht onder deze omstandigheden dan ook de overeenkomst (eenzijdig) opzeggen. In dit oordeel is mede betrokken de omstandigheid dat de inwoners van het voormalige Pannerden evenals vele andere omliggende gemeenten in 1931 voor hun transport naar elders voornamelijk waren aangewezen op een viertal veerdiensten rondom de gemeente. Thans maakt het veer niet meer dan slechts een beperkt deel uit van de vele infrastructurele mogelijkheden die aan de inwoners van de gemeente Rijnwaarden ter beschikking staan.
10. Nu de vordering van de gemeente reeds op voormelde grond zal worden afgewezen, kunnen de overige stellingen en verweren verder onbesproken blijven.
11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de gemeente in de kosten van de procedure in conventie worden verwezen.
12. Gezien het voorgaande heeft de veerdienst een gerechtvaardigd belang bij opheffing van het verbod dat haar eerder bij kort gedingvonnis van 8 maart 1985 op straffe van verbeurte van een dwangsom was opgelegd. Haar eis in reconventie zal daarom worden toegewezen.
13. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de gemeente in de kosten van de procedure in reconventie worden verwezen. Deze kosten worden begroot op nihil.
De president, rechtdoende in kort geding,
weigert de gevorderde voorzieningen;
veroordeelt de gemeente in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de veerdienst bepaald op f. 1.550,= voor salaris en f. 427,= voor verschotten (althans de tegenwaarde van voormelde bedragen in euro's);
heft op het verbod onder dwangsom om af te wijken van de veergeldovereenkomst van 28 augustus 1931, dat aan de veerdienst is opgelegd bij uitspraak van de president van deze rechtbank d.d. 8 maart 1985 (met rolnummer KG 1985/92);
verklaart dit vonnis met betrekking tot vorenbedoelde opheffing uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt de gemeente in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de veerdienst bepaald op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Drabbe en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2001 in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. van Vlimmeren-van Ommen.