ECLI:NL:RBARN:2002:AD9041
Rechtbank Arnhem
- Voorlopige voorziening
- W.F. Bijloo
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening rijbewijs schorsing na spookrijden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem op 21 januari 2002 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de schorsing van een rijbewijs. Verzoeker, die in persoon ter zitting verscheen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, dat hem verplichtte mee te werken aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid en tegelijkertijd de geldigheid van zijn rijbewijs had geschorst. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een incident op 20 november 2001, waarbij verzoeker met een motorrijtuig tegen de rijrichting in had gereden op de A325 te Nijmegen, wat als spookrijden werd gekwalificeerd.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994, indien er een vermoeden bestaat dat een houder van een rijbewijs niet meer over de vereiste rijvaardigheid beschikt, de bevoegde autoriteiten verplicht zijn om dit te melden aan de minister. In dit geval was er sprake van een overtreding van artikel 5 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, waarin spookrijden expliciet wordt genoemd als reden voor schorsing van het rijbewijs.
De rechter concludeerde dat verzoeker inderdaad tegen de rijrichting in had gereden en dat dit een geval was dat onder de Regeling viel. Ondanks de stelling van verzoeker dat hij dit deed om een ongeval te voorkomen, oordeelde de voorzieningenrechter dat er geen omstandigheden waren die de schorsing van het rijbewijs onterecht maakten. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, en de rechter benadrukte dat de artikelen van de Wegenverkeerswet en de Regeling imperatief zijn, wat betekent dat de minister verplicht is om het rijbewijs te schorsen in geval van overtredingen zoals deze.