ECLI:NL:RBARN:2002:AD9215

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 01/2250
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.A.W. Snijders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake verkeersmaatregelen Betuweroute

In deze zaak hebben verzoeksters, Transporten Veens Herveld B.V. en Handels- en transportonderneming Peelen Andelst B.V., bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, NS Railinfrabeheer en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe, betreffende verkeersmaatregelen in het kader van de aanleg van de Betuweroute. Op 16 oktober 2001 heeft verweerder besloten om voor de provinciale weg N836, ter hoogte van de A15, diverse verkeersmaatregelen te nemen, waaronder een tijdelijke afsluiting van de weg en een snelheidsregime. Verzoeksters hebben op 28 november 2001 bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 28 januari 2002 ter zitting is behandeld.

De voorzieningenrechter heeft de situatie ter plaatse onderzocht en vastgesteld dat de omleidingsroute voor gemotoriseerd verkeer, die door verweerder is voorgesteld, niet voldoet aan de eisen van bruikbaarheid en veiligheid voor de transporten van verzoeksters. Verzoeksters hebben betoogd dat de omleidingsroute gevaarlijk is, vooral op de Verlengde Kerkstraat, waar vrachtwagens elkaar moeilijk kunnen passeren. De voorzieningenrechter heeft echter geconcludeerd dat de bereikbaarheid van de bedrijven van verzoeksters voldoende gewaarborgd is en dat er alternatieve omrijroutes beschikbaar zijn.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat verweerder in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen, ondanks dat de motivering van de belangenafweging in het besluit onvoldoende tot uiting komt. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan verdere rechtsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector Bestuursrecht
Reg.nr.: Awb 01/2250
UITSPRAAK
van de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
1. Transporten Veens Herveld B.V., en
2. Handels- en transportonderneming Peelen Andelst B.V.,
beide gevestigd te Andelst, verzoeksters,
en
het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, verweerder,
alsmede
1. NS Railinfrabeheer, Projectorganisatie Betuweroute, Regio Midden-Oost, gevestigd te Tiel, en
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe, partijen ex artikel 8:26 van de Awb.
1. Procesverloop
Op 16 oktober 2001 heeft verweerder besloten voor de provinciale weg N836, plaatselijk bekend als de Wageningsestraat, rond de aansluiting met de rijksweg A15, gelegen in de gemeente Overbetuwe, in het kader van de aanleg van de Betuweroute voor de duur van twintig maanden, of zoveel langer als onverhoopte omstandigheden daartoe noodzaken, de volgende verkeersmaatregelen te nemen:
a. tijdelijke afsluiting van het bestaande weggedeelte van de N836 ter hoogte van de A15 voor alle bestuurders en voetgangers;
b. instelling van een snelheidsregiem van gedeeltelijk 50 km/h en gedeeltelijk
70 km/h;
c. een inhaalverbod voor motorvoertuigen;
d. toelating van alleen die categorieën verkeer op de N836 tussen de
Leigraafseweg en de Jaffastraat/inrit firma Peelen die toegelaten zijn op een autosnelweg;
e. opheffing van de status van voorrangsweg van de N836 op de aansluiting van de nieuw aangelegde weg direct ten zuiden van de bestaande Betuwespoorlijn;
f. plaatsing van borden die een gebod aanduiden voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft.
In het betreffende besluit wordt tevens overwogen "dat er voor gemotoriseerd verkeer door middel van een nieuwe verbinding via de nieuw aangelegde weg direct ten zuiden van de bestaande Betuwespoorlijn vanaf de Wageningsestraat, een nieuw aangelegde weg over de A15 heen tussen de Bredestraat en de Onderstalstraat en verder via de Hoofdstraat een omleidingsroute van ruim drie kilometer is gecreëerd".
Tegen voornoemd besluit (verder: bestreden besluit) heeft mr. A.P.G. Hendrix, verbonden aan De Lorijn Raadgevers o.g. te Druten, namens verzoeksters bij brief van 28 november 2001 bezwaar gemaakt bij verweerder. Bij brief van
17 december 2001 is de president verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 21 december 2001 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 28 januari 2002. Verzoeksters hebben zich aldaar laten vertegenwoordigen door de heren J.P. Veens en M. Peelen, bijgestaan door mr. Hendrix voornoemd, en verweerder door ing. J. Blok en
mr. C.W.A.M. Berbée, werkzaam bij de Dienst Wegen, Verkeer en Vervoer van de provincie. Namens NS Railinfrabeheer zijn verschenen ing. A.F. Beuving, projectleider planbeheer, mw. mr. M. de Graauw, bedrijfsjurist, en mw. mr. C.C.F. Rulkens, bedrijfsjurist, en namens de gemeente Overbetuwe zijn verschenen drs. P. Oosterhof en ing. T.W.A. Kuster, beiden werkzaam bij de Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling van de gemeente.
Op 1 februari 2002 heeft de voorzieningenrechter - onder heropening van het onderzoek - de verkeerssituatie ter plaatse in ogenschouw genomen, zulks in aanwezigheid van partijen. Na afloop van dit onderzoek hebben partijen, na eerst nog desgevraagd de nodige informatie te hebben verschaft, uitdrukkelijk ermee ingestemd dat een nadere zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de
voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Indien, zoals in casu, voldoende spoedeisend belang aanwezig geacht
kan worden, dan bestaat pas aanleiding tot het treffen van een voorlopige
voorziening indien het belang van verzoek(st)er(s) bij de gevraagde voorziening zodanig is dat het zwaarder dient te wegen dan het belang van verweerder bij afwijzing van de voorziening en bij onmiddellijke uitvoering van het besluit. Bij die belangenafweging kan worden betrokken een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter over de vraag of het bestreden besluit in de
bezwarenprocedure stand zal kunnen houden. Bedoeld oordeel is niet bindend
voor de beslissing in die procedure.
Gebleken is als volgt.
Verzoeksters, zijnde respectievelijk een (inter)nationaal transportbedrijf en een handels- en transportonderneming, zijn gevestigd aan de Wageningsestraat 11 en 17 te Herveld.
Thans loopt de A15 over de Wageningsestraat heen. In het kader van de aanleg van de Betuweroute is ervoor gekozen om dit om te keren door de A15 op maaiveldniveau te brengen en de Wageningsestraat over de A15 heen te
leiden.
De met deze reconstructie samenhangende - in verschillende fasen
geplande - werkzaamheden maken een afsluiting van de doorgang via de Wageningsestraat tussen Zetten-Andelst en Andelst ter hoogte van de A15 - met de daarvoor bij bestreden besluit genomen overige verkeersmaatregelen - noodzakelijk. De verbindingen vanaf de A15 naar de Wageningsestraat en omgekeerd zullen zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van de aansluiting van de Wageningsestraat op de A15 in functie blijven, zij het in bepaalde fasen wel op een andere dan de huidige lokatie.
Ter zitting en tijdens voormeld onderzoek ter plaatse is gebleken dat verzoeksters de noodzaak van de - overigens reeds in het Tracébesluit vastgelegde - afsluiting en de overige bij bestreden besluit genomen verkeersmaatregelen erkennen. Zij stellen zich evenwel op het standpunt dat de aangewezen - in het bestreden besluit omschreven - omleidingsroute voor gemotoriseerd verkeer, waar het gaat om bruikbaarheid en veiligheid, niet voldoet. In ieder geval, zo menen verzoeksters, is de omleidingsroute geen weg waarop de door verzoeksters uitgevoerde transporten kunnen plaatsvinden, aangezien het vooral op de Verlengde Kerkstraat te Herveld (in de aanloop naar het viaduct vanaf de Hoofdstraat) voor elkaar tegemoetkomende vrachtwagens, bussen en landbouwverkeer extreem gevaarlijk is om elkaar te passeren. Zulks gelet op, aldus verzoeksters, de breedte van die weg (op het breedste punt 6.50 m) in relatie tot de breedte van de vrachtwagens (gemeten van spiegel naar spiegel 3 m), het aanzienlijke hellingspercentage van die weg, de bochten in die weg en het feit dat sprake is van zachte bermen en steil aflopende taluds.
Voorts zou volgens verzoeksters ook gebruikmaking door vrachtwagens van de kruising Verlengde Kerkstraat/Hoofdstraat gevaarlijke situaties in het leven roepen, zulks gezien de scherpte van de bochten aldaar.
Samenvattend betogen verzoeksters dat het bestreden besluit, nu daaruit niet blijkt dat verweerder overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) naast de belangen van NS Railinfrabeheer ook hun belangen - bij de beschikbaarheid van een veilige en bruikbare omleidingsroute en, direct daarmee samenhangend, bij een goede bereikbaarheid van hun bedrijven - heeft betrokken, wegens een gebrekkige motivering niet in stand kan blijven. Bij een zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen zou het bestreden besluit in de ogen van verzoeksters niet tot stand zijn gekomen.
De gemachtigden van verweerder, NS Railinfrabeheer en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe hebben het standpunt van verzoeksters gemotiveerd bestreden. Op hun betoog zal, voor zover nodig, hieronder nader worden ingegaan.
Overwogen wordt als volgt.
In het kader van voormeld onderzoek ter plaatse heeft een tweetal vrachtwagencombinaties van verzoeksters elkaar op een aantal punten van de Verlengde Kerkstraat gepasseerd. Tevens is een van de aanwezige vrachtwagens vanuit de Verlengde Kerkstraat de Hoofdstraat opgereden.
De voorzieningenrechter heeft daarbij geconstateerd dat, zoals door verzoeksters gemachtigde na afloop van het onderzoek ook is erkend, de vrachtwagens elkaar op de rechte stukken van de weg zonder problemen kunnen passeren. Waar het gaat om de bochten in de weg en om de kruising met de Hoofdstraat kan verzoeksters standpunt slechts in zoverre worden onderschreven dat het passeren van een tegemoetkomende vrachtwagen respectievelijk het nemen van de bocht de nodige (anticiperende) vaardigheden van een chauffeur vergt. Niet is evenwel gebleken dat genoemde handelingen onmogelijk zouden zijn dan wel dat deze per definitie onveilige situaties met zich brengen.
In dit verband verdient opmerking dat de Verlengde Kerkstraat, volgens - onweersproken gelaten - mededelingen van verweerder voldoet aan de Richtlijnen Ontwerp Niet Autosnelwegen buiten de bebouwde kom (de zgn. RONA-richtlijnen). Met inachtneming van deze richtlijnen zijn onder meer de noodzakelijke breedtes, de bochtverbredingen en de toelaatbare hellingspercentages bepaald. Indien, zoals verzoeksters vrezen, te zijner tijd mocht blijken dat de breedte van de nieuw aangelegde weg zou moeten worden versmald, dan kunnen verzoeksters alsdan verweerder om herziening van het besluit vragen.
De voorzieningenrechter heeft voorts in beschouwing genomen, dat ter plaatse een maximum-snelheid van 60 km/h geldt én dat van de zijde van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe ter zitting gesteld is, dat van gemeentewege nog verkeersmaatregelen zullen worden getroffen op en nabij de Hoofdstraat. Het ligt in de rede te veronderstellen dat in dat kader ook de voorrangssituatie ter hoogte van de kruising Verlengde Kerkstraat/Hoofdstraat (in de bezwarenprocedure) nader zal worden bezien.
Op basis van het voorgaande moet gezegd worden dat de bereikbaarheid van de bedrijven van verzoeksters voldoende gewaarborgd is. Van belang in dit kader is tevens dat aan verzoeksters, mochten zij van deze tijdelijke omleidingsroute, ondanks het feit dat deze voldoende bruikbaar en veilig geacht kan worden, geen gebruik willen maken, alternatieve omrijroutes ter beschikking staan. Vaststaat immers dat nabij de Wageningsestraat een op- en afrit aan de zuidzijde van de A15, dat is aan de zijde van verzoeksters bedrijven, open blijven. Wanneer vrachtwagens richting Rotterdam zouden willen rijden, dan kunnen zij via de
aansluiting Dodewaard gaan dan wel "lussen" bij het - op een afstand van ongeveer 4 km gelegen - knooppunt Valburg. Evenzo kan bij Dodewaard "gelust" worden door de vrachtwagens van verzoeksters komende uit oostelijke richting van de A15.
Verweerder heeft in dit verband nog gewezen op het Convenant dat hij met NS Railinfrabeheer B.V. heeft gesloten, waarbij geregeld is dat de vergoeding van schade als gevolg van het (uit het) Tracébesluit Betuweroute (voortvloeiende besluiten en handelingen) zal kunnen plaatsvinden overeenkomstig de "Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute".
Alles overziende komt de president tot de slotsom dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Waar het gaat om het door verzoeksters gestelde motiveringsgebrek, kan weliswaar aan hen worden toegegeven dat de belangenafweging onvoldoende tot uiting komt in het bestreden besluit, doch zulks kan in de bezwarenprocedure nog worden hersteld.
Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek om voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking komt. In verband hiermee acht de president geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:84, vierde lid, jo. artikel 8:75, eerste lid, van de Awb.
Beslist wordt als volgt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. H.A.W. Snijders, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2002 in tegenwoordigheid van mr. K.A.M. van Hoof als griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Verzonden op: