ECLI:NL:RBARN:2002:AD9435

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Parketnummers : 05/096106-01 en 05/079401-99 (TUL)
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door meerdere personen in Arnhem

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 20 februari 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met geweld. De feiten vonden plaats in oktober 2001, waarbij de verdachte samen met anderen verschillende tasjesroven heeft gepleegd in de gemeenten Ede, Geldermalsen en Tiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 11 en 13 oktober 2001, in vereniging met anderen portefeuilles en rugtassen heeft weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, en in sommige gevallen vergezeld van geweld. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een hogere straf gerechtvaardigd was gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, die de rechtbank deels heeft toegewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummers : 05/096106-01 en 05/079401-99 (TUL)
Datum zitting : 06 februari 2002
Datum uitspraak : 20 februari 2002
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : "verdachte"
thans gedetineerd in huis van bewaring Arnhem, Ir.Molsweg 5
te Arnhem.
Raadsman: mr. A.M. Smits, advocaat te Bennekom
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 oktober 2001 te Bennekom, gemeente Ede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
portefeuille met inhoud (bankpassen, creditcard, geld (waarde circa 324 euro),
rijbewijs) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan "slachtoffer 1", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen "slachtoffer1",
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een scooter (dicht) langs die "slachtoffer1" is gaan rijden en/of (vervolgens) onverhoeds die genoemde portefeuille uit het fietsmandje van die "slachtoffer1" heeft/hebben gepakt en/of gegrist;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2001 te Deil, gemeente Geldermalsen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rugtas met inhoud (o.a. geld (77 euro)) in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan "slachtoffer2", in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die "slachtoffer2" voornoemd,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een scooter langs die "slachtoffer2" is gaan rijden en/of (vervolgens) onverhoeds die rugtas uit de handen van die "slachtoffer2" heeft/hebben getrokken en/of gerukt;
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2001 te Tiel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud (o.a. geld (31 euro), bankpas) , in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan "slachtoffer3", in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen "slachtoffer3" voornoemd,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een scooter langs die "slachtoffer3" is gaan rijden en/of (vervolgens) onverhoeds genoemde tas uit het fietsmandje van die "slachtoffer3" heeft gepakt en/of gegrist;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/079401-99), welke vordering op de bij de wet voorgeschreven wijze aan veroordeelde is betekend en waarvan hierna een fotokopie (bijlage I) is ingevoegd en de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 06 februari 2002 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.M. Smits, advocaat te Bennekom.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd "slachtoffer1", "slachtoffer2", "slachtoffer3", die vorderen dat verdachte wordt veroordeeld aan hem/haar te beta-len een bedrag van respectievelijk ƒ 1.933,65, zijnde € 877,45, ƒ 190,00, zijnde € 86,22 en ƒ 1.986,38, zijnde € 901,37.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en de ad informandum gevoegde feiten zal worden veroor-deeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
Voorts vordert de officier van justitie dat de onder verdachte inbeslag-genomen scooter teruggegeven zal worden aan de leasemaatschappij.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 6 maanden gevangenisstraf die door de rechtbank Arnhem op 29 september 1999 voorwaardelijk is opgelegd.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat de vorderingen van de benadeelde partijen "slachtoffer1", "slachtoffer2" en "slachtoffer3" geheel worden toegewezen en dat er telkens een schadever-goedingsmaat-regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge-legd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
3. De beslis-sing inzake het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op of omstreeks 13 oktober 2001 te Bennekom, gemeente Ede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
portefeuille met inhoud (bankpassen, creditcard, geld (waarde circa 324 euro),
rijbewijs) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan "slachtoffer1", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen "slachtoffer1",
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een scooter (dicht) langs die "slachtoffer1" is gaan rijden en/of (vervolgens) onverhoeds die genoemde portefeuille uit het fietsmandje van die "slachtoffer1" heeft/hebben gepakt en/of gegrist;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2001 te Deil, gemeente Geldermalsen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rugtas met inhoud (o.a. geld (77 euro)) in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan "slachtoffer2", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die "slachtoffer2" voornoemd,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een scooter langs die "slachtoffer2" is gaan rijden en/of (vervolgens) onverhoeds die rugtas uit de handen van die "slachtoffer2" heeft/hebben getrokken en/of gerukt;
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2001 te Tiel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud (o.a. geld (31 euro), bankpas), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan "slachtoffer3", in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen "slachtoffer3" voornoemd,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een scooter langs die "slachtoffer3" is gaan rijden en/of (vervolgens) onverhoeds genoemde tas uit het fietsmandje van die "slachtoffer3" heeft gepakt en/of gegrist;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. Voor zover meer feiten ten laste zijn gelegd, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
t.a.v. de feiten 1 en 3, telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen
t.a.v. feit 2:
diefstal, vergezeld van geweld om die diefstal makkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus straf-baar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 2 januari 2002;
- een voorlichtingsrapportage van de (stichting) Reclassering Nederland, gedateerd 22 januari 2002, betreffende verdachte;
- een briefrapport van de psychiaters M. Flult en T.S. van der Veer, gedateerd 29 januari 2002, betreffende verdachte.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting mede gelet op de navolgende door de officier van justitie - onder toezeg-ging van afzonderlijke strafver-volging ter zake te zullen afzien - ad informandum gevoegde zaken welke door verdach-te zijn erkend, voorzien van het parketnummer 05/096016-01, te weten:
- medeplegen diefstal van een tas met inhoud,
gepleegd te Oosterbeek op 9 oktober 2001;
- medeplegen diefstal van een tas met inhoud,
gepleegd te Ede op 14 oktober 2001;
- medeplegen diefstal met geweld van een tas met inhoud,
gepleegd te Renkum op 16 oktober 2001;
- medeplegen diefstal van een tas met inhoud,
gepleegd te Veenendaal op 5 oktober 2001;
- diefstal subs. verduistering van een geldbedrag,
gepleegd te Wageningen op 23 september 2001.
De rechtbank overweegt verder nog als volgt.
Verdachte heeft tezamen met een ander in een tijdbestek van één week een zevental tasjesroven gepleegd. Bij een aantal daarvan is door verdachte en/of zijn mededader geweld gebruikt. Voorts heeft verdachte een paar weken voor deze tasjesroven een geldbedrag bij zijn moeder weggenomen.
De rechtbank ziet in de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte aanleiding om een hogere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenis-straf die deels voorwaardelijk zal zijn.
De voorwaardelijke straf die zal worden opgelegd, dient als waar-schu-wing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaarde-lijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclasse-ring.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven scooter overweegt de rechtbank dat zij niet in staat is een persoon als rechthebbende van die scooter aan te merken, aangezien niet duidelijk is van welke leasemaatschappij de scooter is en daarom zal de rechtbank de bewaring van die scooter ten behoeve van de rechtheb-bende bevelen.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parket-nummer 05/079401-99
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist.
Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenis-straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Arnhem, d.d. 29 september 1999.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ring(en), alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De vordering van "slachtoffer3" en "slachtoffer2" zijn niet betwist door verdachte. De recht-bank zal de vorderingen dan ook in haar geheel toewijzen.
De rechtbank zal de civiele vordering van "slachtoffer1" tot een bedrag van ƒ 888,65, zijnde € 403,36 aan materiële schade toewij-zen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar redelijkheid en billijkheid op dat bedrag is begroot. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake vergoeding van materiële schade (vervangen van diverse sloten) omdat dit deel van de vordering onvol-doende met stukken is onderbouwd en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafge-ding.
Voor de toewijsbare delen van de vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen, omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht.
De bewezenverklaarde feiten die tot de schadevergoedingsvordering hebben geleid zijn gepleegd tezamen met een ander. Gelet hierop zal de verdachte niet tot vergoeding zijn gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededa-der is voldaan c.q. wordt voldaan.
Tevens zal de vervangende hechtenis van de schadevergoedings-maatregel telkens voor een deel van het toegewezen schadebedrag worden opgelegd.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Straf-recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de straf-bare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf zes (6) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, ten-zij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarde:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzin-gen die hem door of namens de (stich-ting) Re-classe-ring Nederland zullen worden gegeven, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling no-dig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht.
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven scooter ten behoeve van de rechthebbende.
En voorts ten aanzien van feit 1
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij "slachtoffer1"
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover de mededader betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover "slachtoffer1" zal zijn gekweten - tegen kwijting aan "slachtoffer1", te betalen € 403,25 (zegge vierhonderdendrie euro en vijfentwintig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 403,25, subsidiair 4 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer "slachtoffer1", te betalen € 403,25, (zegge vierhonderdendrie euro en vijfentwintig eurocent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde of de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer "slachtoffer1", de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
En voorts ten aanzien van feit 2
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij "slachtoffer2".
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover de mededader betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover "slachtoffer2" zal zijn gekweten - tegen kwijting aan "slachtoffer2", te betalen € 86,22 (zegge zesentachtig euro en tweeëntwintig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 86,22, subsidiair 1 dag hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer "slachtoffer2", te betalen € 86,22, (zegge zesentachtig euro en tweeëntwintig eurocent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde of de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer "slachtoffer2", de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
En voorts ten aanzien van feit 3
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij "slachtoffer3".
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover de mededader betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover "slachtoffer3" zal zijn gekweten - tegen kwijting aan "slachtoffer3", te betalen € 901,37 (zegge negenhonderdeneen euro en zevenendertig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 901,37 subsidiair 9 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer "slachtoffer3", te betalen € 901,37, (zegge negenhonderdeneen euro en zevenendertig eurocent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde of de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer "slachtoffer3", de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Ten aanzien van het parketnummer 05/079401-99.
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden voorwaar-delijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Arnhem, d.d. 29 september 1999.
Aldus gewezen door:
mr. J.C.E. Ackermans-Wijn, als voorzitter,
mr. H.P.M. Kester, vice-president,
mr. H. Eigenberg, rechter,
in tegenwoordigheid van J. van Elst, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2002.