Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/095163-01
Datum zitting : 20 maart 2002
Datum uitspraak : 03 april 2002
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
thans gedetineerd in het huis van bewaring Arnhem Zuid,
Ir. Molsweg 5 te Arnhem.
Raadsman: mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegelaten vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 september 2001 te Arnhem opzettelijk en met
voorbedachten rade "slachtoffer" van het leven heeft beroofd, hierin bestaande
dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een
(kort) tevoren genomen besluit, voornoemde "verdachte" meerdere malen althans eenmaal met een mes in de borst althans in het lichaam heeft gestoken,
tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 september 2001 te Arnhem opzettelijk "verdachte" van
het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
voornoemde "verdachte" meerdere malen althans eenmaal met een mes in de borst althans in het lichaam heeft gestoken, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 20 maart 2002 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
3. De beslis-sing inzake het bewijs
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastege-legd en zal hem daarvan vrij-spreken.
De rechtbank acht in tegenstelling tot de raadsman bewezen dat verdach-te met het in het subsidiaire feit tenlastegelegde opzet heeft gehandeld. Er is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat het verdachte aan elk inzicht in de reikwijdte van zijn gedraging en de gevolgen heeft ontbroken.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op of omstreeks 27 september 2001 te Arnhem opzettelijk "slachtoffer" van
het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
voornoemde "slachtoffer" meerdere malen althans eenmaal met een mes in de borst althans in het lichaam heeft gestoken, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
5. De strafbaarheid van verdachte
J.M.J.F. Offermans, psychiater, en I.M. van Woudenberg, psycholoog, en F.A.J. Fluttert, forensisch milieuonderzoeker, hebben op 1 maart 2002 omtrent verdachte een rapport uitge-bracht. Dit rapport houdt als conclusie in dat verdachte ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit lijdende was aan een depressieve-, dissociatieve- en persoonlijkheidsstoornis. Verdachte heeft weliswaar de wederrechtelijkheid van zijn handelen kunnen inzien, doch is in veel mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen.
Ten tijde van het plegen van het hem tenlaste-gelegde feit was verdachte lijdende aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermo-gens, dat het feit - indien bewezen - hem in sterk verminderde mate kan worden toegere-kend.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare. Hieruit volgt dat verdachte strafbaar is.
Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 februari 2002;
- een voorlichtingsrapportage van de (stichting) Reclassering Nederland, gedateerd 12 oktober 2001, betreffende verdachte;
- het onder 5. genoemde rapport.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank de gevorderde gevangenisstraf een passende sanctie die recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 287 van het Wetboek van Straf-recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het straf-bare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. H. Eigenberg, rechter als voorzitter,
mr. H. P.M. Kester, vice-president,
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter,
in tegenwoordigheid van J. van Elst, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 03 april 2002.