Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 85176 / KG ZA 02-191
Datum uitspraak: 12 april 2002
X,
wonende te Q,
eiseres bij dagvaarding van 25 maart 2002,
procureur en advocaat mr. C.R. van Breevoort te Arnhem,
Y,
wonende te Q,
gedaagden,
van wie zich ter zitting bekend heeft gemaakt:
R,
wonende te Q,
bijgestaan door
advocaat mr. P.J.G. Mulder te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagden ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd zoals is weergegeven in de dagvaarding, met dien verstande dat eiseres, nadat van gedaagden één zich ter zitting heeft bekend gemaakt, haar vordering heeft gewijzigd zoals hierna wordt vermeld. De verschenen gedaagde heeft zich tegen de wijziging van de eis niet verzet. Wel heeft hij geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De raadslieden van partijen hebben de zaak bepleit overeenkomstig hun overgelegde pleitnotities en daarbij producties in het geding gebracht. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
Ter zitting is voldoende gebleken dat naast de verschenen gedaagde één of meer andere personen anders dan krachtens een persoonlijk of zakelijk recht gebruikmaken van de onroerende zaak aan de Z-straat te Q en dat hun identiteit in redelijkheid niet kan worden achterhaald door eiseres. Derhalve heeft eiseres de in artikel 45 lid 3 RV omschreven wijze van dagvaarden mogen toepassen. Bij de uitvoering daarvan zijn vervolgens de wettelijk vereiste formaliteiten in acht genomen. Tegen deze gedaagden zal daarom verstek worden verleend.
1. Eiseres, een weduwe van 78 jaar, is eigenares van de onroerende zaak aan de Z-straat te Q, bestaande uit een bovenwoning met ondergelegen winkel- met magazijnruimten en achteraanbouw. Eiseres bewoont zelf de bovenwoning en/of de achteraanbouw.
2. De winkel- en de magazijnruimten worden door eiseres met bemiddeling van W (hierna te noemen: de makelaar) te huur aangeboden en staan inmiddels bijna twee jaar leeg.
3. Gedaagden hebben sedert 15 maart 2002 (delen) van de hiervoor bedoelde winkel- en magazijnruimten zonder recht of titel in gebruik als expositie- en atelierruimte. (De door gedaagden in gebruikgenomen gedeelten van de winkel- en/of magazijnruimten, waaronder ook begrepen wordt een toilet worden hierna gezamenlijk genoemd: de winkelruimte).
4. Eiseres vordert na wijziging van haar eis -kort weergegeven- veroordeling van gedaagden de winkelruimte te ontruimen en ontruimd te houden, dit versterkt met dwangsommen en politiedwang en met de bepaling dat dit vonnis voor de duur van één jaar ten uitvoer kan worden gelegd op de wijze als bedoeld in artikel 557a derde lid RV. Ten slotte vordert eiseres veroordeling van gedaagden in de kosten en verklaring dat de verschenen gedaagde hoofdelijk aansprakelijk is voor die kosten. De verschenen gedaagde heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna -voor zover nodig- zal worden ingegaan.
De motivering van de beslissing
5. De verschenen gedaagde (hierna te noemen: gedaagde) ontkent niet dat de groep krakers waar hij deel van uitmaakt onrechtmatig de winkelruimte in gebruik heeft, maar hij is van mening dat de onrechtmatigheid van het gebruik niet zonder meer moet leiden tot ontruiming, dit omdat door de lange duur van de leegstand, de leegstand ongerechtvaardigd is. Verder betwist gedaagde dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij ontruiming. Gedaagde heeft verklaard dat de leegstand van de winkelruimte vooral te wijten is aan technische gebreken -aan met name de riolering- waardoor de winkelruimte onverhuurbaar blijkt te zijn. Gedaagde betwist dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij ontruiming van de winkelruimte omdat het gebruik door de krakers leidt tot financiële problemen bij eiseres, zoals eiseres stelt. Gedaagde voert daarvoor aan dat de winkelruimte gedurende de lange leegstand geen huuropbrengsten heeft opgeleverd voor eiseres en voorlopig ook geen huuropbrengsten zal gaan opleveren omdat de winkelruimte voorlopig niet verhuurd zal worden. Van een financiële noodsituatie voor eiseres kan derhalve geen sprake zijn, aldus gedaagde. Gedaagde baseert zich daarbij op uitlatingen van een medewerker van de makelaar van eiseres in een gesprek dat deze medewerker had met de krakers. Voor zover financiële problemen zouden gaan ontstaan als gevolg van het gebruik door de krakers van nutsvoorzieningen in de winkelruimte, heeft gedaagde verklaard dat de krakers bereid zijn om eiseres daarvoor een vergoeding te betalen. Evenzo zijn de krakers bereid medewerking te verlenen aan bezichtiging van de winkelruimte door aspirant-huurders. Voorts betwist gedaagde dat eiseres om gezondheidsredenen een spoedeisend belang heeft bij ontruiming van de winkelruimte, zoals eiseres stelt. Gedaagde voert daarvoor aan dat er te veel nadruk wordt gelegd op de belasting van de gezondheidstoestand van eiseres door de aanwezigheid van de krakers in de winkelruimte, omdat eiseres de in- en uitloop van mensen ook moet dulden als zij de winkelruimte verhuurt en dat zij niet boven maar achter de winkelruimte woont.
6. Ter zitting heeft de heer K, werkzaam bij de makelaar, verklaard dat in de tijd dat zijn kantoor voor eiseres bemiddelt bij de verhuur van de winkelruimte, voor eiseres met twee serieuze kandidaten langdurig onderhandelingen zijn gevoerd en dat één van die kandidaten nog niet heeft kenbaar gemaakt niet meer geïnteresseerd te zijn in het huren van de winkelruimte. De heer K heeft verder verklaard dat eiseres bereid is, nu verhuur voor een langere periode -hetgeen de voorkeur van eiseres heeft- nog niet lukt, om de winkelruimte ook voor een kortere periode te verhuren. De heer K verwacht dat voor een korte periode wel spoedig een huurder kan worden gevonden. De heer K is er niet mee bekend dat verhuur onmogelijk zou zijn wegens technische problemen aan met name de riolering. Gelet daarop is naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk dat het eiseres ernst was en is om de winkelruimte spoedig te verhuren en kan daarom van ongerechtvaardigde leegstand van de winkelruimte geen sprake zijn.
7. Het beroep van eiseres op haar spoedeisend belang bij ontruiming van de winkelruimte omdat zij door de aanwezigheid van de krakers huurinkomsten mist, slaagt niet omdat de winkelruimte vóórdat de krakers deze in gebruik namen al geruime tijd heeft leeggestaan. De voorzieningenrechter vindt het overigens wel aannemelijk dat door de aanwezigheid van de krakers in de winkelruimte de verhuur ervan wordt bemoeilijkt, zoals eiseres stelt, ook al heeft gedaagde verklaard dat de krakers bereid zijn om medewerking te verlenen aan bezichtiging van de winkelruimte door aspirant-huurders. Gedaagde heeft namelijk niet aangeboden dat de krakers, zodra een nieuwe huurder is gevonden, vrijwillig zullen vertrekken.
8. Het beroep van eiseres op haar spoedeisend belang bij ontruiming van de winkelruimte om gezondheidsredenen is voor de voorzieningenrechter van doorslaggevende betekenis. Aannemelijk is dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming van de winkelruimte, dit gelet op de overgelegde verklaring van de huisarts van eiseres waarin zij -samengevat- verklaart dat eiseres niet lang bloot gesteld kan worden aan de grote psychische druk die bij eiseres is onstaan door de huidige situatie. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter onderkennen de verschenen gedaagde en de overige krakers onvoldoende dat hun gebruik van de winkelruimte, naast een inbreuk op het eigendomsrecht van eiseres, vooral een schending is van de persoonlijke levenssfeer van eiseres, nu de inbreuk op het eigendomsrecht plaatsvindt in de directe woonomgeving van eiseres, die bovendien bejaard is. Daarom is het niet verenigbaar met de belangen van eiseres om ex artikel 557a lid 2 RV inlichtingen te vragen aan en af te wachten van het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Arnhem.
9. Gelet op het hiervoor overwogene zal het gevorderde worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde termijn waarbinnen het vonnis ten uitvoer kan worden gelegd ex artikel 557a derde lid RV tegen een ieder die zich in de winkelruimte bevindt of haar betreedt, zal worden verkort tot een half jaar nu eiseres vast van plan is om op korte termijn de winkelruimte te verhuren. De ontruimingstermijn zal worden verlengd als na te melden. Voorts zullen de dwangsommen worden gemaximeerd en zal worden bepaald dat verder geen dwangsommen meer verbeurd kunnen worden als gebruik wordt gemaakt van de te geven machtiging om de naleving van dit vonnis af te dwingen met behulp van de sterke arm.
10. Als de -grotendeels- in het ongelijk gestelde partij zullen gedaagden in de kosten van deze procedure worden veroordeeld, waarbij de verschenen gedaagde jegens eiseres hoofdelijk aansprakelijk zal worden verklaard voor de voldoening van de proceskosten van eiseres.
veroordeelt gedaagden -waaronder de verschenen gedaagde- om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de winkelruimte aan de Z-straat te Q te ontruimen met al de hunnen en al het hunne en deze ontruimd te houden;
veroordeelt gedaagden -waaronder de verschenen gedaagde- om voor iedere dag dat door (één van) hen niet wordt voldaan aan de hiervoor vermelde veroordeling, aan eiseres te betalen een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van in totaal € 50.000,00 met dien verstande dat gedaagden geen verdere dwangsommen verschuldigd zullen zijn indien eiseres gebruik maakt van de hierna te geven machtiging tot tenuitvoerlegging van dit vonnis;
machtigt eiseres om, indien gedaagden in gebreke blijven met voornoemde ontruiming, deze te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
bepaalt dat dit vonnis gedurende een half jaar na de datum van dit vonnis ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in de voornoemde winkelruimte bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
veroordeelt gedaagden -waaronder de verschenen gedaagde- in de kosten van deze procedure tot aan dit vonnis aan de zijde van eiseres bepaald op € 703,36 voor salaris en op € 270,56 (namelijk € 193,00 wegens griffierecht en € 77,56 wegens exploit van dagvaarding);
verklaart de verschenen gedaagde hoofdelijk aansprakelijk voor de vermelde proceskosten van eiseres;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.Z. Hooft Graafland en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2002 in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde.