ECLI:NL:RBARN:2002:AE3742

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Zaak-/rolnummer: 85984 / KG ZA 02-235
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.A.Z. Hooft Graafland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van kunstwerken wegens twijfel over authenticiteit

In deze zaak heeft eiseres, Y, gedaagde, X, in kort geding gedagvaard met de vordering tot terugbetaling van een bedrag van € 1.061,85, dat zij had betaald voor zeven kunstwerken die zij van gedaagde had gekocht. Eiseres heeft haar eis ter zitting gewijzigd en het bedrag verhoogd met € 22,69. Gedaagde heeft de gevorderde voorzieningen betwist en geconcludeerd tot weigering van de vordering. De kern van het geschil betreft de authenticiteit van de aangekochte kunstwerken, die eiseres in de veronderstelling had gekocht dat deze door de kunstenaar Jan Sluijters zelf waren vervaardigd. Echter, na een uitzending van TV Gelderland in november 2001, waarin de authenticiteit van de kunstwerken werd betwist, heeft eiseres de kunstwerken ter beoordeling aangeboden aan het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie. Dit bureau heeft op 18 januari 2002 bevestigd dat de kunstwerken geen authentieke litho's zijn, maar reproducties.

Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde zich tegenover haar heeft gepresenteerd als de verkoper van authentieke kunstwerken. De rechtbank oordeelt dat eiseres, indien zij op de hoogte was geweest van de werkelijke aard van de kunstwerken, niet tot aankoop zou zijn overgegaan. De rechtbank concludeert dat de vordering tot terugbetaling van de eerste zes kunstwerken toewijsbaar is, omdat de authenticiteit essentieel was voor eiseres. De vordering met betrekking tot het kunstwerk dat op 6 juni 2001 is gekocht, wordt afgewezen, omdat eiseres op dat moment op de hoogte was van de aard van het kunstwerk. Gedaagde wordt veroordeeld in de kosten van de procedure en moet het bedrag van € 676,14 aan eiseres terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 85984 / KG ZA 02-235
Datum uitspraak: 28 mei 2002
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
Y,
wonende te A,
eiseres,
procureur mr. W.D. Huizinga te Arnhem,
tegen
X,
wonende en zaakdoende te A,
gedaagde,
advocaat mr. R.J. Kwaak te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagde ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Eiseres heeft ter zitting haar eis gewijzigd - waartegen gedaagde zich niet heeft verzet - in die zin, dat zij haar vordering heeft vermeerderd met een bedrag van -omgerekend- € 22,69.
Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De procureur van eiseres en de advocaat van gedaagde hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
De vaststaande feiten
a. Eiseres heeft in de periode van 1996 tot en met november 2001
7 kunstwerken van gedaagde gekocht voor een totaalbedrag van
ƒ 2.340,-- (omgerekend € 1.061,85). Op de daarvan door/namens gedaagde opgemaakte, door de procureur van eiseres overgelegde
(4) aankoopnota's staat als omschrijving van die kunstwerken respectievelijk vermeld:
- nota d.d. 2-8-1996: "2x Jan sluiter ets 8001 8003" (prijs ƒ 500,--);
- nota d.d. 2-2-1999: " 2 schilderijen J. Sluiter 8000 8002" (prijs
ƒ 495,--);
- nota d.d. 16-3-1999:"2x Jan Sluiter" (prijs ƒ 495,--);
- nota d.d. 6-6-2001: "Isografie J. Sluiter 8004" (prijs ƒ 850,--).
b. Mede in verband met de verzekering van voornoemde kunstwerken zijn daarvan door/namens gedaagde taxatierapporten opgemaakt en aan eiseres bij danwel kort na de aankoop overhandigd. Daarin staat als omschrijving van (vijf van) die kunstwerken respectievelijk vermeld:
- taxatierapport d.d. 7-8-1996 (tweemaal):"druktechnische lithografie uit de originele map van Jan Sluyters …";
- taxatierapport d.d. 12-4-1999: " 2 Druktechnische litho's van Jan Sluiter, uit de origineel gesigneerde map van de schilder (…)";
- taxatierapport d.d. 31-8-2001: "Isografie van Jan Sluyter, ingelijst met passepartout".
c. Naar aanleiding van bij eiseres gerezen twijfel over de authenticiteit
van de onderhavige kunstwerken -welke authenticiteit in een TV-programma TV Gelderland in november 2001 door een viertal taxateurs werd betwist- heeft eiseres de kunstwerken (althans enkele daarvan) omstreeks begin december 2001 ter beoordeling op de echtheid daarvan toegestuurd aan het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te
's-Gravenhage.
Bij brief van 18 januari 2002 heeft drs. J.D. de Raad van de afdeling Moderne Kunst van dat bureau aan eiseres onder meer het volgende medegedeeld:
"(…) Helaas betreft het hier geen door de kunstenaar vervaardigde litho's, maar reproducties, gemaakt naar schilderijen van Sluijters (…). Een isografie is een speciale reproductietechniek (…). De reproducties zijn inderdaad van goede kwaliteit, maar de kunstenaar zelf heeft hier op geen enkele wijze de hand in gehad."
d. Eiseres heeft daarop aan gedaagde verzocht de kunstwerken terug te nemen tegen terugbetaling aan haar van de door haar betaalde bedragen maar gedaagde is daartoe niet bereid. Wel is gedaagde bereid de kunstwerken terug te nemen tegen afgifte aan eiseres van een -in gedaagdes winkel te besteden- tegoedbon. Eiseres gaat daarmee niet akkoord. Bij brief van haar procureur d.d. 13 februari 2002 heeft eiseres de onderhavige koopovereenkomsten buitengerechtelijk ontbonden.
De vordering en de beoordeling daarvan
1. Eiseres vordert thans -na vermeerdering van haar vordering zoals
hiervoor is vermeld- kort gezegd (terug)betaling door gedaagde van het totaal bedrag van de door haar aangekochte kunstwerken ad
€ 1.061,85, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gedaagde voert daartegen gemotiveerd verweer dat -voor zover nodig- hierna zal worden besproken.
De ontvankelijkheid
2. Gedaagde stelt zich allereerst op het standpunt dat eiseres de verkeerde partij heeft gedagvaard, omdat niet hijzelf maar de besloten vennootschap X. partij is geweest bij de totstandkoming van de onderhavige overeenkomsten.
Dit betoog faalt. Eiseres heeft voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde zich tegenover haar telkens heeft gepresenteerd als X in privé. Dat blijkt ook voldoende uit de tussen partijen gevoerde correspondentie en uit het opschrift "X" boven de (hiervoor onder a. vermelde) aankoopnota's. Daaraan doet niet af dat (zoals gedaagde stelt) onderaan die nota's een inschrijvingsnummer van het handelsregister van de Kamer van Koophandel is vermeld, omdat van eiseres als koopster niet hoefde te worden gevergd dat zij -naast het persoonlijk contact dat zij telkens met gedaagde onderhield over de aankoop van de kunstwerken en de duidelijke vermelding van de naam van gedaagde op de aankoopnota's- nog het handelsregister zou moeten raadplegen omtrent de exacte benaming van haar wederpartij.
De inhoudelijke beoordeling
3. Kernpunt van het geschil tussen partijen is de vraag of de door eiseres van gedaagde aangekochte kunstwerken beantwoorden aan de tussen partijen gesloten overeenkomsten c.q. of deze kunstwerken die eigenschappen bezitten die eiseres op grond van de overeenkomsten mocht verwachten. Het gaat daarbij met name om de authenticiteit van die kunstwerken. In dat verband staat inmiddels wel vast dat die kunstwerken alle reproducties betreffen die met behulp van een speciale techniek (isografie) tot stand zijn gekomen en niet door de kunstenaar Jan Sluijters zelf zijn vervaardigd.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij, indien zij daarvan ten tijde van de aankoop van de kunstwerken op de hoogte zou zijn geweest, niet tot die aankoop over zou zijn gegaan. Volgens eiseres verkeerde zij (telkens) in de veronderstelling dat die kunstwerken door de kunstenaar Jan Sluijters zelf vervaardigde lithografieën betroffen, hetgeen door gedaagde ook steeds zou zijn bevestigd.
Gedaagde ontkent dit laatste en neemt het standpunt in dat hij van meet af aan tegen eiseres heeft gezegd dat het om -niet door Jan Sluijters zelf vervaardigde- isografieën ging. Eiseres betwist dit.
4. Voorshands valt meer te zeggen voor het hiervoor weergegeven standpunt van eiseres dan voor dat van gedaagde.
In de eerste plaats valt op dat de omschrijving "isografie" niet op de eerste drie hiervoor onder a. vermelde aankoopbonnen staat vermeld
doch pas op de laatste aankoopbon voorkomt, hetgeen niet te rijmen valt met de stelling van gedaagde dat hij van meet af aan tegen eiseres zou hebben gezegd dat het (telkens) om isografieën ging.
Ook wekt de hiervoor onder b. weergegeven omschrijving van de kunstwerken in de beide taxatierapporten uit 1996 en 1999 (die notabene zelf door/namens gedaagde zijn opgemaakt) de indruk dat het om door Jan Sluijters zelf vervaardigde lithografieën handelde en niet om -niet door hemzelf gemaakte- isografieën.
Eerst in het laatste taxatierapport van 31 augustus 2001 wordt immers de omschrijving "isografie" gebruikt.
5. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden ligt het niet voor de hand om aan te nemen dat gedaagde -zoals hij stelt- bij elke aankoop tegen eiseres zou hebben gezegd dat de kunstwerken isografieën waren in plaats van door Jan Sluijters zelf vervaardigde lithografieën.
Eiseres hoefde dit, voorlopig geoordeeld, ook niet te begrijpen en mocht er dan ook -in elk geval tot de aankoop op 6 juni 2001- van uitgaan dat zij authentieke lithografieën, afkomstig van de kunstenaar Jan Sluijters zelf, kocht. Nu dit achteraf niet het geval blijkt te zijn en aangenomen moet worden dat die authenticiteit voor eiseres essentieel was, lijkt een beroep op dwaling in een eventuele bodemprocedure
zeker niet kansloos. Eiseres heeft de onderhavige koopovereenkomsten -behoudens die van 6 juni 2001, waarover hierna meer- naar voorlopig oordeel dan ook terecht ontbonden en heeft dus recht op terugbetaling van de daarmee gepaard gaande koopsommen ten bedrage van
ƒ 1.490,-- (omgerekend € 676,14). In zoverre is de daartoe strekkende vordering van eiseres -mede gelet op de vaste daarvoor in kort geding geldende (incasso)criteria- toewijsbaar.
Nu met een grote mate van waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat de vordering met betrekking tot de eerste 6 kunstwerken ook in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen, is daarmee -anders dan gedaagde meent- het spoedeisend belang gegeven.
6. Het onder 5. overwogene geldt vooralsnog niet voor de aankoop door eiseres van het kunstwerk op 6 juni 2001.
Blijkens de aankoopbon en het desbetreffende taxatierapport staat vast dat dit een isografie is en gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht mag worden afgeleid dat eiseres daarvan op de hoogte was alsmede van het feit dat isograferen een speciale techniek is om reproducties te maken. In dat verband heeft eiseres gesteld dat de
onderhavige isografie door gedaagde is gepresenteerd als een speciale techniek, die door de kunstenaar Jan Sluijters zelf is toegepast.
Gedaagde heeft erkend dat door hem aan eiseres is uitgelegd wat isografieën zijn maar volgens hem heeft hij daarbij niet gezegd dat Jan Sluijters daar zelf de hand in heeft gehad.
Wie van partijen wat dat betreft gelijk heeft, kan in het kader van dit kort geding niet worden uitgezocht.
Daarbij komt dat dit kort geding zich niet leent voor een nader onderzoek naar de vraag of de door eiseres betaalde koopprijs voor dat kunstwerk een redelijke prijs is geweest, mede gelet op het feit dat dat werk ook was ingelijst en voorzien van een passe-partout.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de terugbetaling van het bedrag ad ƒ 850,-- (omgerekend € 385,71) moet deze daarom worden afgewezen.
7. Gedaagde heeft ten slotte betoogd dat eiseres te lang heeft gewacht met het instellen van haar vordering, omdat zij reeds vanaf 1996 en in elk geval vanaf 6 juni 2001 bekend was met het feit dat aan haar isografieën waren verkocht in plaats van lithografieën die van de kunstenaar Jan Sluijters zelf afkomstig waren.
Dit betoog faalt. Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij eerst in november 2001 -na een TV-uitzending- definitief bemerkte dat er iets niet in orde was met de door haar aangekochte kunstwerken c.q. met de authenticiteit daarvan.
Vervolgens heeft zij het hiervoor onder c. genoemde bureau ingeschakeld, dat op 18 januari 2002 berichtte dat de kunstwerken niet authentiek waren. Daarna heeft er nog correspondentie plaatsgevonden tussen partijen en hun raadslieden.
Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat eiseres te lang heeft gewacht met het instellen van haar vordering.
8. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal gedaagde in de kosten van dit kort geding worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter
1. veroordeelt gedaagde om terstond na betekening van dit vonnis en tegen afgifte door eiseres aan gedaagde van de onderhavige kunstwerken -met uitzondering van het op 6 juni 2001 aangekochte kunstwerk- aan eiseres te voldoen een bedrag van € 676,14 (zeshonderdzesenzeventig euro en veertien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening,
2. veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres bepaald op € 453,78 voor salaris en op € 270,56 voor verschotten,
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4. weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.Z. Hooft Graafland en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2002 in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Wouters.