ECLI:NL:RBARN:2002:AE9417

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Reg.nr.: AWB 02/1950
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.A.W. Snijders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar inzake handhaving parkeerterrein Nijmegen

In deze zaak heeft eiseres, W. Eekhoff, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. Eiseres had eerder verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van gronden als parkeerterrein achter de panden Sint Annastraat 141, 143 en 145 te Nijmegen. Na een reeks van besluiten en uitspraken, waaronder een eerdere uitspraak van de rechtbank te Arnhem op 23 januari 2001, heeft de rechtbank op 16 augustus 2002 het beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder gelast om binnen drie weken op de bezwaren te beslissen. Verweerder heeft echter niet binnen deze termijn beslist, wat heeft geleid tot het huidige beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de eerder gestelde termijn en dat er geen gronden zijn voor een verschoonbare overschrijding van deze termijn. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder gelast om alsnog binnen drie weken na deze uitspraak op de bezwaren te beslissen. Tevens is er een dwangsom van € 150,- per dag opgelegd, met een maximum van € 3000,-, indien verweerder niet aan deze verplichting voldoet. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 80,50 en moet de gemeente Nijmegen het door eiseres betaalde griffierecht van € 109,- vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. H.A.W. Snijders en openbaar uitgesproken op 24 oktober 2002. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak verzet doen tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank te Arnhem
Sector Bestuursrecht
Reg.nr.: AWB 02/1950
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
W. Eekhoff, wonende te Nijmegen, eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder.
1. Procesverloop
Bij brief van 12 december 1997 heeft eiseres verweerder (onder meer) verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik als parkeerterrein van de gronden achter de panden Sint Annastraat 141, 143 en 145 te Nijmegen.
Bij besluit van 25 maart 1998 heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
Bij besluit van 12 april 1999 heeft verweerder de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 januari 2001 heeft de rechtbank te Arnhem het daartegen namens eiseres ingestelde beroep gegrond verklaard en de beslissing van 12 april 1999 vernietigd. Tegen deze uitspraak heeft eiseres hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 19 juni 2001 heeft verweerder opnieuw op de bezwaren beslist. Ook tegen dit besluit heeft eiseres, met toepassing van artikel 6:19 van de Awb, hoger beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 12 juni 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het beroep, voor zover dit was gericht tegen het besluit van verweerder van 19 juni 2001, gegrond verklaard en dit besluit vernietigd, waarbij verweerder is opgedragen om met inachtneming van die uitspraak een nieuw besluit te nemen.
Bij beroepschrift van 2 augustus 2002 heeft mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, namens eiseres beroep ingesteld tegen het uitblijven van een (nieuwe) beslissing op bezwaar.
Bij uitspraak van 16 augustus 2002 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en sub d, van de Awb het beroep van eiseres gegrond verklaard, het met een besluit gelijkgesteld niet tijdig beslissen op het bezwaar vernietigd en bepaald dat verweerder binnen drie weken na verzenddatum van die uitspraak alsnog op de bezwaren beslist.
Tegen deze uitspraak heeft verweerder op 9 september 2002 verzet gedaan.
Tegen het wederom uitblijven van een beslissing op bezwaar, heeft mr. Poels voornoemd namens eiseres bij beroepschrift van 10 september 2002 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 17 oktober 2002 heeft de rechtbank het door verweerder gedane verzet ongegrond verklaard.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, aanhef en sub d, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is omdat het beroep kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich in het onderhavige geval voor.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Op voet van het bepaalde in artikel 1:3 van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:2 van de Awb wordt voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld een niet-tijdig nemen van een besluit.
In artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bezwaar of beroep, dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet aan een termijn gebonden. Ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dit artikel kan zulk een bezwaar of beroep worden ingesteld zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen.
In genoemde uitspraak van 16 augustus 2002 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde en vijfde lid, van de Awb, verweerder gelast binnen drie weken na openbaarmaking van die uitspraak op de bezwaren van eiseres te beslissen.
Vast staat dat verweerder niet binnen deze termijn heeft beslist. Nu niet is gebleken dat het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit onredelijk laat is ingediend, kan eiseres in haar beroep worden ontvangen.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Door niet binnen de in de uitspraak van 16 augustus 2002 gestelde termijn te beslissen, heeft verweerder gehandeld in strijd met de door de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde en vijfde lid, van de Awb gestelde termijn. Dat verweerder tegen deze uitspraak verzet heeft gedaan maakt dit niet anders, nu het doen van verzet geen schorsende werking heeft.
In de Awb zijn geen gronden genoemd op grond waarvan een overschrijding van de hiervoor bedoelde termijn verschoonbaar zou kunnen zijn. Niettemin kan naar het oordeel van de rechtbank enige overschrijding aanvaardbaar worden geacht in geval eerst tegen het einde van de termijn zodanige nieuwe feiten of omstandigheden kenbaar zijn geworden, dat een afgewogen beslissing binnen die termijn van verweerder redelijkerwijs niet meer kan worden verlangd. Van zulke feiten of omstandigheden is de rechtbank evenwel niet gebleken. De rechtbank verwijst in dit verband naar haar overwegingen in eerdergenoemde uitspraak op verzet van 17 oktober 2002.
Gelet op het vorenstaande moet het beroep van eiseres gegrond worden verklaard.
De rechtbank ziet aanleiding om, onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, vierde, vijfde en zevende lid, van de Awb, verweerder te gelasten binnen drie weken na verzenddatum van deze uitspraak op de bezwaren te beslissen en deze beslissing op de voorgeschreven wijze bekend te maken, op overtreding waarvan verweerder een dwangsom verbeurt ten gunste van eiseres van € 150,- per dag, met een maximum van € 3000,-.
De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank is hierbij van oordeel dat wat betreft de zwaarte van de zaak de wegingsfactor zeer licht (0,25) dient te worden gehanteerd.
Beslist wordt als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank,
I verklaart het beroep gegrond;
II vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen op bezwaar;
III bepaalt dat verweerder binnen drie weken na verzenddatum van deze uitspraak alsnog een beslissing neemt op het door eiseres gemaakte bezwaar en deze beslissing binnen deze termijn op de voorgeschreven wijze aan eiseres bekendmaakt;
IV bepaalt dat indien verweerder niet of niet volledig aan het bepaalde onder III voldoet, verweerder aan eiseres een dwangsom verbeurt van € 150,- per dag, met een maximum van € 3000,-;
V veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage
van € 80,50 en wijst verweerders gemeente aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
VI bepaalt voorts dat verweerders gemeente aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ad € 109,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. H.A.W. Snijders, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2002 in tegenwoordigheid van mr. S.A. van Hoof als griffier.
De griffier, De rechter,
Ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending hiervan verzet doen bij de rechtbank, sector bestuursrecht, postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Verzonden: