Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 91038 / KG ZA 02-568
Datum uitspraak: 22 oktober 2002
X,
wonende te Z,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. W.J.M Messelink te Nijmegen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHÄFFER TUINHUIZEN B.V.,
gevestigd te Wijchen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.A. Mulder,
advocaat mr. F. van Amstel te Schaijk.
Het verloop van de procedure
Eiser - hierna te noemen: X - heeft gedaagde - hierna te noemen: Schäffer - ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. Schäffer heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen en tevens een eis in reconventie ingesteld, zoals weergegeven in de door hem overgelegde pleitnotitie. De advocaten van beide partijen hebben producties in het geding gebracht en de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
Op grond van de stellingen van partijen en de inhoud van de producties - alles voor zover niet dan wel onvoldoende weersproken - staat voorshands het volgende vast.
1. X fabriceert en plaatst sinds 1982 (onder meer) houten tuinhuisjes. Op 25 november 1982 is zijn toenmalige eenmanszaak onder de naam X Tuinhuisjes in het desbetreffende handelsregister ingeschreven.
2. In 1991 heeft X een nieuwe fabriek geopend aan de Xstraat 1 te Z. Vanuit deze fabriek, waar op dit moment 12 mensen werkzaam zijn, verkoopt X, onder de naam X Tuinhuisjes, houten tuinhuisjes, met name in Duitsland, België en Luxemburg en sinds kort ook in Nederland.
3. Van 1986/1987 tot augustus 2001 heeft X samengewerkt met de heer H (verder: H), die een handelsonderneming/verkoopmaatschappij exploiteert onder de naam H Handelsonderneming B.V. Die samenwerking is nooit geformaliseerd in een door X en H ondertekend contract. H Handelsonderneming B.V. heeft zich, onder meer, bezig gehouden met de verkoop en marketing, onder de naam X Tuinhuisjes, van de door X vervaardigde/te vervaardigen houten tuinhuisjes.
4. Bij vonnis van 29 januari 2002 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is H veroordeeld om - onder meer - het gebruik van de naam X Tuinhuisjes te staken en gestaakt te houden en het promotiemateriaal met die naam te vernietigen, op straffe van een dwangsom.
5. H heeft zijn handelsonderneming na bovengenoemd vonnis verkocht aan Schäffer. Schäffer fabriceert, verkoopt en plaatst tuinhuisjes onder de naam Schäffer Tuinhuizen. Op een aantal reclamefolders van H dan wel Schäffer is in de periode na bovengenoemd vonnis over de naam X Tuinhuisjes een sticker geplakt met de naam "Tuinhuisjes Wijchen".
6. Bij brief van 26 april 2002 heeft de raadsman van X H gesommeerd tot betaling van de naar zijn mening op grond van bovengenoemd vonnis verbeurde dwangsommen, omdat H de naam X Tuinhuisjes nog steeds gebruikt zou hebben. De raadsman van H heeft hier namens de nieuwe eigenaar, Schäffer Tuinhuizen, inhoudelijk op gereageerd. Daarop heeft de raadsman van X niet meer geantwoord.
7. In het Wijchens Weekblad van 8 september 2002 is een artikel geplaatst over Schäffer Tuinhuizen, waarin onder ander het volgende staat vermeld:
"De kwaliteit van Schäffer Tuinhuizen is ruimschoots bekend, want het bedrijf bestaat nu zo'n 16 jaar; voorheen heette het "X Tuinhuisjes" en in een tussenfase "Tuinhuisjes Wijchen".
8. In De Gelderlander van 30 augustus 2002 is een krantenartikel over Schäffer geplaatst, waaruit het volgende wordt geciteerd:
"Tuinhuisjes Wijchen (voorheen X) is per 1 juli overgenomen door de heer en mevrouw Schäffer….Zestien jaar geleden legden de vorige eigenaren de heer en mevrouw H de basis voor het bedrijf. Aanvankelijk begon het bedrijf onder de naam X Tuinhuisjes…."
9. In het tijdschrift Nijmegen Business van september 2002 is ook een artikel over Schäffer opgenomen waarin, onder meer, staat: "….de eigenaar van Tuinhuizen Wijchen (voorheen X Tuinhuisjes)….".
10. Bij brief van 9 september 2002 heeft X Schäffer gesommeerd (onder meer) zich te onthouden van elke vervaardiging, invoer, verkoop, te koop aanbieden, tentoonstellen, leveren, gebruiken, openbaar maken of in voorraad hebben van de tuinhuisjes met hetzelfde uiterlijk als de, volgens X, door hem ontworpen, gefabriceerde en op de markt gebrachte modellen, bij gebreke waarvan hij Schäffer in rechte zou betrekken. Schäffer heeft hier geen gevolg aan gegeven.
1. X vordert thans Schäffer te veroordelen:
a) onmiddellijk na betekening van het in deze te wijzen vonnis te stoppen met het laten vervaardigen, te koop aanbieden, tentoonstellen, openbaar maken, in voorraad hebben, verkopen, laten verkopen of onder welke titel dan ook afleveren van tuinhuisjes, die gelijk zijn aan de tuinhuisjes van X en die vermeld staan in de aan de dagvaarding gehechte reclamefolder van X, met de namen Jasmijn, Rheingold, Pethunia, Duizendschoon, Margriet, Edelweiss, Steenanjer, Sneeuwklokje, Vlijtig Liesje, Alpenmeer, Madeliefje, Zonneroosje, Fuchsia, Anjer, Lobelia, Narcis, Korenbloem, Lavendel, Begonia, Waterlelie, Klaproos en Paardebloem,
b) binnen 10 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis ervoor zorg te dragen dat al het promotiemateriaal waarop de hiervoor onder a) omschreven tuinhuisjes voorkomen vernietigd wordt,
c) ieder gebruik van de naam X Tuinhuisjes in welk verband ook te staken en gestaakt te houden,
d) de kosten van deze procedure te dragen.
2. X stelt zich daarbij op het standpunt dat Schäffer exacte kopieën van zijn tuinhuisjes aanbiedt en verkoopt, met bovendien dezelfde bloemennamen, waarmee Schäffer in de eerste plaats inbreuk maakt op het auteursrecht dat X geniet met betrekking tot die tuinhuisjes. Subsidiair stelt X dat Schäffer, door de modellen van zijn tuinhuisjes slaafs na te bootsen, onrechtmatig jegens hem handelt, waardoor grote verwarring is ontstaan bij het publiek. Bij het publiek is die verwarring bovendien nog vergroot doordat Schäffer in diverse (kranten)artikelen en advertenties de suggestie wekt dat hij X Tuinhuisjes heeft overgenomen. Schäffer heeft in zijn showroom zelfs nog tuinhuisjes gebouwd door X staan. De ontstane verwarring kost hem veel klanten, waardoor hij een spoedeisend belang bij zijn vordering heeft, aldus X.
3. Schäffer voert gemotiveerd verweer tegen de vordering van Theunisssen, waarop hierna - voor zover nodig - zal worden ingegaan. Schäffer heeft daarnaast in reconventie gevorderd X te veroordelen om het auteursrecht op alle foto's zoals momenteel gebruikt in de reclamefolder van Schäffer als toekomend aan Schäffer te respecteren en iedere vorm van het gebruik van die foto's direct te staken en gestaakt te houden, en al het aanwezige promotie- en foldermateriaal, prospectussen in welke vorm dan ook te vernietigen en niet verder in omloop te brengen, op straffe van een dwangsom. Daartoe stelt Schäffer dat de maker van de bewuste foto's, de fotograaf R. Koolmees uit Wijchen, blijkens de door Schäffer overgelegde verklaring, de auteursrechten met betrekking tot die foto's heeft overgedragen aan de heer H, die deze op zijn beurt weer heeft overgedragen aan Schäffer.
4. X voert gemotiveerd verweer tegen het in reconventie gevorderde.
De beoordeling van de vordering
5. Vast staat dat de tuinhuizen (en de foto's daarvan) afgebeeld in de reclamefolder van Schäffer Tuinhuizen met de namen Jasmijn, Rheingold, Duizendschoon, Margriet, Edelweiss, Steenanjer, Sneeuwklokje, Vlijtig Liesje, Alpenmeer, Madeliefje, Zonneroosje, Fuchsia, Anjer, Lobelia, Narcis, Korenbloem, Lavendel, Begonia, Waterlelie, Klaproos en Paardebloem nagenoeg identiek zijn aan de tuinhuizen (en de foto's daarvan) met identieke (bloemen)namen op de door X overgelegde reclamefolder van X Tuinhuisjes. Dit is door Schäffer ook niet betwist. De tuinhuizen met de namen Pethunia en Alpenmeer (en de afbeeldingen daarvan) zijn echter niet identiek.
6. Ter beoordeling van het onderhavige geschil dient allereerst te worden nagegaan of er auteursrecht rust op de betreffende tuinhuisjes. Op grond van artikel 1 Auteurswet is het auteursrecht het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen. Op grond van artikel 10 lid 6 respectievelijk lid 8 van de Auteurswet kunnen bouwwerken, respectievelijk de ontwerpen daarvan, voorwerp zijn van auteursrechtelijke bescherming. Ook op tuinhuizen (dan wel de ontwerpen daarvan) kan dus auteursrecht rusten. Naar vaste rechtspraak dienen de tuinhuisjes, willen ze voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, een eigen, oorspronkelijk karakter te bezitten en het persoonlijk stempel van de maker te dragen. Schäffer voert daaromtrent aan dat dit met betrekking tot de onderhavige tuinhuisjes niet zeker is, daar immers alle in elk geval in Nederland bekende tuinhuisjes er vrijwel gelijk uitzien en het enig kenmerkend verschil hem zit in de kwaliteit van de gebruikte materialen en constructie. Ook op het puntvormig latje in de nok van elk tuinhuisje rust geen auteursrecht, nu dit immers functioneel van aard is, aldus Schäffer.
Nu Schäffer dit echter op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt, terwijl in de reclamefolders van zowel X als Schäffer wel minstens 22 verschillende modellen tuinhuizen worden getoond, acht de voorzieningenrechter het voorshands niet uitgesloten dat er auteursrecht rust op een aantal dan wel op alle in die reclamefolders getoonde tuinhuizen.
7. Vervolgens rijst de vraag aan wie van de partijen, met uitsluiting van de ander, het auteursrecht op de in het geding zijnde tuinhuisjes toekomt. De standpunten van partijen met betrekking tot het antwoord op deze vraag staan lijnrecht tegenover elkaar. X heeft daaromtrent gesteld dat het auteursrecht aan hem, als maker van de oorspronkelijke tuinhuisjes, toekomt. H had slechts het verkooprecht. Verschillende ontwerpen van de tuinhuizen zijn, in de periode van de samenwerking met H, ontstaan in samenspraak met de klanten. Vóór de periode van samenwerking heeft X zelf al tuinhuizen op beurzen getoond, aldus X. Schäffer heeft hiertegen aangevoerd dat H de ontwerptekeningen van de tuinhuisjes maakte, aan de hand van de bijzondere wensen van diens klanten, en deze tekeningen vervolgens aan X aanleverde, zodat X deze kon fabriceren. Alle rechten op de ontwerpen en tekeningen behoorden dan ook toe aan H dan wel diens onderneming en zijn daarna aan Schäffer overgedragen, zodat Schäffer thans aanspraak kan maken op het (eventuele) auteursrecht op die ontwerptekeningen, aldus Schäffer.
8. In het onderhavige geschil acht de voorzieningenrechter het niet mogelijk om te bepalen aan wie het auteursrecht op de in het geding zijnde tuinhuizen toekomt, ook niet voorlopig geoordeeld. Geen van beide partijen heeft voldoende aannemelijk gemaakt welk tuinhuis(je) hij/zij nu precies ontworpen heeft en waarom de rechten daarop aan hem/haar toekomen. Niet valt uit te sluiten dat X een aantal van die tuinhuizen ontworpen heeft (bijvoorbeeld in de periode tussen 1982 en 1986) en H een aantal andere. X heeft echter geen folder/brochure dan wel (ontwerp)tekening uit die periode in het geding gebracht. Schäffer heeft ter zitting een aantal ontwerptekeningen van H overgelegd, echter daaruit kon ter zitting door de voorzieningenrechter niet worden afgeleid om welke tuinhuizen het precies ging. De stelling van Schäffer doelt, naar de voorzieningenrechter aanneemt, op artikel 6 Auteurswet, dat bepaalt dat indien een werk tot stand is gebracht naar het ontwerp van een ander en onder diens leiding en toezicht, deze als maker van dat werk wordt aangemerkt. Schäffer heeft echter, tegenover de betwisting hiervan door X, onvoldoende gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt dat H alle tuinhuizen ontworpen heeft en leiding en toezicht heeft gehad bij de totstandbrenging daarvan. Het zou bijvoorbeeld ook nog mogelijk kunnen zijn dat er sprake was van 'teamwork' en co-auteurschap. Voor het antwoord op de vraag aan wie het (eventuele) auteursrecht toekomt en voor welk tuinhuisje is nader onderzoek benodigd. Hiertoe biedt het beperkte toetsingskader van het kort geding niet de mogelijkheid - dit dient eventueel in een bodemprocedure te worden uitgezocht - zodat om die reden de vordering op grond van inbreuk op auteursrecht zal worden afgewezen.
9. Partijen verschillen daarnaast van mening wie van hen, met uitsluiting van de ander, de bloemennamen die aan de huisjes zijn gegeven mag gebruiken. De beoordeling kan reeds daarom achterwege blijven omdat X in de dagvaarding niet gevorderd heeft dat Schäffer het gebruik van deze bloemennamen zal staken. Ook indien dit wel gevorderd was, is het overigens voorshands ook op dit punt niet mogelijk om daarover in dit kort geding een voorlopig oordeel te geven, omdat niet duidelijk is geworden wie van beide partijen (X of H) precies welke naam heeft bedacht, of dat H ze bedacht heeft voor zichzelf of voor en in opdracht van X toen partijen nog op goede voet samenwerkten.
10. Resteert de beoordeling van het door X nog gestelde onrechtmatige handelen van Schäffer door slaafse nabootsing. Net zo goed als niet vast is komen te staan of er auteursrecht rust op (een aantal van) de tuinhuisjes en zo ja, aan wie dit eventueel toekomt, kan ook geen voorlopig oordeel worden gegeven over de vraag of er sprake is van slaafse nabootsing. Immers, niet voldoende duidelijk is geworden welke partij nu van welke partij zou nabootsen. Derhalve dient het gevorderde onder 1 a) en b) ook te worden afgewezen, voor zover dit is gebaseerd op slaafse nabootsing.
11. Wel is de voorzieningenrechter met X voorshands van oordeel dat de manier waarop Schäffer in de hierboven geciteerde advertenties/(kranten)artikelen de naam X Tuinhuisjes heeft gebruikt de suggestie wekt dat X Tuinhuisjes is opgehouden te bestaan en zij X Tuinhuisjes heeft overgenomen, hetgeen in strijd met de waarheid en dus misleidend is. Bovendien leidt dit tot verwarring bij het relevante publiek. De vordering zal, voor zover hierop betrekking hebbend, worden toegewezen, zij het dat het verbod zal worden beperkt, zoals hierna weergegeven, nu geen ander gebruik door Schäffer van de (handels)naam te duchten valt.
12. Met betrekking tot de vraag aan wie het auteursrecht op foto's van de tuinhuisjes, zoals opgenomen in de reclamefolders van beide partijen, toekomt overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De genoemde verklaring van de fotograaf R te Wijchen dat alle rechten in juli 1994 aan H zijn overgedragen is achteraf, namelijk op 2 oktober 2002, opgemaakt. Krachtens artikel 2 lid 2 Auteurswet geschiedt de voor de overdracht vereiste levering door een daartoe bestemde akte. Een dergelijke akte is door Schäffer niet overgelegd. Er is ook niet gesteld dat zo'n akte bestaat. Los daarvan is het, gezien de jarenlange samenwerking tussen X en H, nog maar de vraag of de auteursrechten op die foto's naar redelijkheid wel aan Schäffer toe zouden dienen te komen, nu de op de foto's uit 1994 afgebeelde tuinhuizen geproduceerd zijn door X, terwijl de tuinhuizen die Schäffer nu verkoopt geproduceerd worden door een ander. Derhalve is onvoldoende aannemelijk geworden (in het beperkte toetsingskader van dit kort geding) dat de auteursrechten op de in 1994 tijdens de samenwerking tussen X en H gemaakte foto's aan Schäffer toekomen. Op grond hiervan zal het in reconventie gevorderde worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
13. Aangezien partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd.
1. veroordeelt Schäffer om, onmiddellijk na betekening van dit vonnis, het gebruik van de (handels)naam "X Tuinhuisjes" te staken en gestaakt te houden in alle verdere publiciteit en promotie, in de verspreiding van mailings, in advertenties, bij het houden van acties en vergelijkbare publiciteit,
2. veroordeelt Schäffer om, ingeval zij na betekening van dit vonnis in gebreke mocht blijven om aan de hiervoor genoemde veroordeling te voldoen, aan X een dwangsom te betalen van € 2000,-- per overtreding, echter tot een maximum van in totaal € 75.000,--,
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4. weigert het anders of meer gevorderde,
5. weigert de gevorderde voorziening,
in conventie en reconventie
6. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.Z. Hooft Graafland en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Satijn op 22 oktober 2002.