ECLI:NL:RBARN:2002:AF2235

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
85985 HA ZA 02-553
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders van een failliete vennootschap voor onbetaalde facturen

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap KNOOPPUNT UITZENDBUREAU B.V. betaling van een openstaande factuur van € 46.214,25 van de failliete vennootschap Z B.V. De eiseres had vanaf september 1997 uitzendkrachten aan Z uitgeleend, maar de facturen bleven onbetaald. De gedaagden, aandeelhouders en bestuurders van Z, werden door Knooppunt aangesproken op hun aansprakelijkheid. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet onrechtmatig hadden gehandeld. De rechtbank stelde vast dat de financiële situatie van Z al sinds 1996 verslechterde en dat de gedaagden, ondanks hun kennis van de slechte liquiditeitspositie, niet wisten of redelijkerwijs moesten begrijpen dat Z haar verplichtingen niet kon nakomen. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de onderneming niet onrechtmatig was en dat de gedaagden niet verplicht waren om Knooppunt en andere crediteuren te informeren over de penibele financiële situatie van Z. De vordering van Knooppunt werd afgewezen, en de rechtbank veroordeelde Knooppunt in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak/rolnummer: 85985 / HA ZA 02-553
Datum uitspraak: 28 november 2002
Vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KNOOPPUNT UITZENDBUREAU B.V.,
gevestigd te Elst,
eiseres,
procureur mr. J.R. Soons,
advocaat mr. R.B.H. Beune te Nijmegen,
tegen
1. Z,
wonende te Z,
2. Q,
wonende te Z,
3. T,
wonende te D,
gedaagden,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. C.P. Lunter te Amsterdam.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 6 juni 2002 wordt naar dat vonnis verwezen.
1.2 Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken.
1.3 Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De vaststaande feiten
2.1 Eiseres (nader te noemen: Knooppunt) exploiteert een uitzendbureau en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Z B.V. (nader te noemen: Z) exploiteerde een onderneming die matrassen produceerde en verhandelde.
2.2 Alle gedaagden waren aandeelhouders van Z.
Vanaf 1995 heeft gedaagde sub 1 zich geleidelijk teruggetrokken uit de leiding van Z en hebben gedaagden sub 2 en 3, kinderen van hem, de feitelijke leiding overgenomen. Volgens de inschrijving in het Handelsregister zijn zij op 1 juli 1999 in functie getreden als bestuurder.
2.3 Knooppunt heeft vanaf september 1997 tot aan de na te noemen faillissementsdatum uitzendkrachten aan Z uitgeleend.
Z leende niet alleen uitzendkrachten in van Knooppunt, maar ook van andere uitzendbureau’s.
2.4 De liquiditeitspositie van Z is vanaf 1996 verslechterd. Gedaagde sub 1 heeft in 1999 een bedrag van ƒ 200.000,-- dan wel ƒ 250.000,-- geleend van de ING-bank, de huisbankier van Z, en op zijn beurt dat bedrag als geldlening verstrekt aan Z. In de daaraan voorafgaande maanden had hij reeds voor een bedrag van in totaal ongeveer ƒ 130.000,-- gelden verstrekt aan Z en rekeningen ten behoeve van haar betaald. Gedaagden sub 2 en 3 hebben in de eerste helft van 2000 een bedrag van ƒ 600.000,-- als geldlening aan Z verstrekt. Z heeft aan gedaagden terzake deze geldleningen zekerheden verstrekt.
2.5. Z is op 3 januari 2001 op eigen verzoek in staat van faillissement verklaard. Volgens de verslagen van de curator van Z zal aan de concurrente crediteuren naar verwachting geen uitkering kunnen worden gedaan.
3. Het geschil
3.1 Knooppunt vordert -samengevat en zakelijk weergegeven- dat de rechtbank elk van gedaagden zal veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 46.214,25, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en met veroordeling van Z in de kosten van deze procedure, de kosten van de gelegde conservatoire beslagen daaronder begrepen.
3.2 Aan deze vordering legt Knooppunt het volgende ten grondslag.
Het bedrag dat Knooppunt van 7 november 2000 tot 1 maart 2001 aan Z heeft gefactureerd, is tot een bedrag van € 46.214,25 onbetaald gebleven.
Gedaagden sub 2 en 3 zijn als bestuurders van Z aansprakelijk jegens Knoopunt. Zij wisten althans moesten redelijkerwijze begrijpen dat Z haar verplichtingen niet kon nakomen. Door in die situatie niettemin uitzendkrachten te blijven inlenen, zijn gedaagden sub 2 en 3 toerekenbaar tekortgeschoten jegens Knooppunt en als bestuurders aansprakelijk voor de schade die Knooppunt daardoor lijdt.
Alle gedaagden zijn voorts aansprakelijk als aandeelhouders van Z. Zij hebben Z krediet verstrekt en activa die nog niet (volledig) door zekerheden waren bezwaard, alsnog bezwaard in verband met die kredieten, waardoor Z nauwelijks nog verhaal bood voor crediteuren die Z nadien krediet gaven. Zij hebben zich dan ook onvoldoende de belangen van de crediteuren aangetrokken en daardoor onrechtmatig jegens hen, waaronder Knooppunt, gehandeld.
De schade is gelijk aan de openstaande factuurbedragen, vermeerderd met rente en kosten.
3.3 Gedaagden voeren gemotiveerd verweer.
4. De beoordeling
Aansprakelijkheid als bestuurder
4.1 Volgens vaste jurisprudentie kan de bestuurder van een vennootschap die bij het aangaan van een overeenkomst -namens die vennootschap- met een derde weet of redelijkerwijze behoort te begrijpen dat de vennootschap niet of niet binnen een redelijke termijn aan haar verplichtingen jegens die derde zal kunnen voldoen en evenmin verhaal kan bieden, onder omstandigheden jegens die derde persoonlijk aansprakelijk worden gehouden uit hoofde van onrechtmatige daad. In dit verband moet naar het oordeel van de rechtbank met het aangaan van een overeenkomst gelijkgesteld worden het uitvoering (blijven) geven aan een eerdergesloten raamovereenkomst, waardoor nieuwe verplichtingen voor die vennootschap ontstaan. Voor de beantwoording van de vraag of gedaagden sub 2 en 3 als bestuurders onrechtmatig hebben gehandeld, is dan ook niet van belang of Knooppunt aan Z personeel heeft uitgeleend op basis van een -naar gedaagden stellen- in 1997 gesloten raamovereenkomst dan wel op basis van telkens separate overeenkomsten.
4.2 De onbetaald gebleven facturen, waarvan Knooppunt thans betaling van gedaagden vordert, hebben betrekking op de weken 44 tot en met 51 van het jaar 2000. Derhalve zal dienen te worden vastgesteld of vorenbedoelde wetenschap in die periode bij gedaagden bestond.
4.3 Ter onderbouwing van bedoelde wetenschap stelt Knooppunt het volgende:
- Z heeft een melding van betalingsonmacht gedaan voor belastingschulden voor de maand september 2000. Deze melding moet ingevolge artikel 36 Invorderingswet 1990 en artikel 7 Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 uiterlijk op 14 november 2000 zijn gedaan;
- Uit de gedeponeerde financiële gegevens betreffende Z tot en met 1998 blijkt dat de omzet zeer sterk gedaald is, dat het voorraadniveau zeer sterk gestegen is, dat de kortlopende schulden geëxplodeerd zijn en dat het resultaat negatief werd;
- Door Z zijn in 1999 en begin 2000 gesprekken gevoerd met een grote Duitse onderneming inzake een overname c.q. deelname;
- In het najaar van 2000 hebben op aandringen van de huisbankier interim-managers Z doorgelicht;
- Op 29 september 2000 heeft Z haar handelsnaam “Interbed” uitgeschreven uit het Handelsregister en is Interbed B.V. met als bestuurder Z in het Handelsregister ingeschreven. Interbed B.V. heeft na het faillissement van Z een activa/passiva-transactie gesloten met de curator en de panden waarin Z was gevestigd, gehuurd van de nieuwe eigenaar;
- in een notitie d.d. 12 mei 2000 uit de administratie van Z wordt een reorganisatieplan ontvouwd;
- volgens een voormalige productiemanager van Z, wiens contract per 5 december 2000 is beëindigd, was al in augustus 2000 bekend dat het slecht ging met het bedrijf en zijn er sedertdien ook geen managementvergaderingen meer gehouden.
4.4 Uit hetgeen over en weer is gesteld, volgt dat de financiële positie van Z gedurende het gehele jaar 2000 slecht is geweest. In feite, zo geven gedaagden aan, zijn de problemen reeds in 1996 begonnen en is Z reeds in dat jaar begonnen met het reduceren van de kosten en het terugbrengen van het aantal personeelsleden. In de jaren nadien is het gestadig slechter gegaan en zijn een verhoging van het bankkrediet en hoge leningen van de zijde van gedaagden noodzakelijk geweest om -tot begin 2001- een faillissement van Z te kunnen afwenden.
4.5 Met betrekking tot de situatie in de in rechtsoverweging 4.2 bedoelde periode hebben gedaagden onweersproken het volgende gesteld. Nadat gedaagden sub 2 en 3 ter financiering van Z een bedrag van ƒ 600.000,-- aan haar als geldlening beschikbaar hadden gesteld, diende de zomer van 2000 het Duitse bedrijf Breckle GmbH zich aan als kandidaat voor een mogelijke intensievering van de samenwerking. Na langdurige en intensieve gesprekken met Breckle heeft zij zich midden december 2000 onverwacht teruggetrokken. Dat die terugtrekking onverwacht was, vindt steun in de brief van 8 april 2002 van Breckle (prod. 1 bij antwoord), waarin staat: “Der Ankauf von Immobilien und die Partnerschaft beider Firmen waren vorbereitet. Im Dezember 2000 haben wir uns gegen unser ursprüngliches Vorhaben entschieden.” Voorts zijn in het najaar van 2000 twee interim-managers aangetrokken met het oog op de door te voeren reorganisatie op basis van een in 1999 door adviesbureau W. van der Hoef opgesteld rapport. In verband met de slechte liquiditeitspositie is besloten over te gaan tot uitverkoop van de incourante voorraden en tot het niet betalen van de belastingdienst en de bedrijfsvereniging teneinde aan de andere lopende verplichtingen te kunnen voldoen. Z heeft tot eind 2000 betalingen aan Knooppunt gedaan. Vlak voor Kerst heeft de ING-Bank Z een termijn van één week gesteld om met een structurele oplossing te komen. Toen dat niet lukte, heeft de bank het krediet opgezegd en is zij haar zekerheden gaan uitwinnen. Deze handelwijze van de bank kwam als een donderslag bij heldere hemel.
4.6 Zoals vrijwel elk bedrijfsfaillissement is ook het faillissement van Z, zo concludeert de rechtbank, voorafgegaan door een periode waarin Z in een slechte financiële situatie verkeerde en waarin is gehoopt op en gestreefd naar een verandering ten goede. Die hoop was, gezien rechtsoverweging 4.5, ook niet zonder grond. Hetgeen Knooppunt daartegenover aanvoert als weergegeven in rechtsoverweging 4.3, vormt wel een illustratie van de slechte financiële situatie van Z, maar maakt niet aannemelijk dat gedaagden sub 2 en 3 wisten of redelijkerwijze behoorden te begrijpen dat Z de facturen van Knooppunt niet of niet binnen een redelijke termijn zou kunnen voldoen en evenmin verhaal zou bieden. De voortzetting van het bedrijf tot (kort na) het moment waarop de bank het krediet opzegde, waaraan inherent is het aangaan van nieuwe verplichtingen zoals die jegens Knooppunt, is dan ook niet onrechtmatig geweest van de zijde van gedaagden sub 2 en 3. Evenmin hadden gedaagden Knooppunt en andere crediteuren van Z van haar penibele financiële situatie op de hoogte dienen te stellen, nu daardoor de voortzetting van de onderneming in elk geval illusoir zou zijn geworden. Voor zover Knooppunt haar vordering baseert op onrechtmatig handelen van gedaagden sub 2 en 3 als bestuurders, acht de rechtbank deze derhalve ongegrond en zal zij deze afwijzen.
Aansprakelijkheid als aandeelhouder
4.7 Aan haar vordering jegens gedaagden als aandeelhouders legt Knooppunt ten grondslag dat zij in verband met hun kredietverstrekking aan Z de nog niet volledig bezwaarde activa hebben bezwaard waardoor Z aan schuldeisers die haar nadien krediet gaven, praktisch geen verhaal meer bood. Zij hebben zich daarbij de belangen van die schuldeisers niet althans onvoldoende aangetrokken.
4.8 Vaststaat dat de aandeelhouders zeer aanzienlijke bedragen als krediet hebben verstrekt aan Z: gedaagde sub 1 heeft een bedrag van ƒ 200.000,-- dan wel ƒ 250.000,-- aan Z geleend na eerder reeds ƒ 130.000,-- in de vorm van gelden en betalingen aan haar crediteuren ter beschikking te hebben gesteld en gedaagden sub 2 en 3 een bedrag van ƒ 600.000,--. De zekerheden die Z in verband daarmede alsmede voor wat betreft gedaagde sub 1 in verband met zijn pensioenrechten heeft verstrekt, bestaan uit een tweede hypotheekrecht en pandrecht op de inventaris en voorraad ten behoeve van gedaagde sub 1 en uit een derde hypotheekrecht ten behoeve van gedaagden sub 2 en 3.
4.9 Indien -veronderstellenderwijze- in rechte zou moeten worden aangenomen dat gedaagden daardoor onrechtmatig hebben gehandeld, heeft Knooppunt daardoor naar het oordeel van de rechtbank geen schade geleden. Zij heeft immers ter comparitie uitdrukkelijk verklaard dat zij vóór 3 januari 2001 nooit geprobeerd heeft beslag te leggen voor haar vordering, terwijl evenmin is gesteld of gebleken dat zij anderszins getracht heeft verhaal te zoeken. In de periode voor haar faillietverklaring heeft Knooppunt derhalve geen nadeel ondervonden van het feit dat Z zekerheden had verstrekt aan gedaagden. En dat de curator aan de concurrente crediteuren wel een uitkering had kunnen doen indien die zekerheden niet waren verstrekt, heeft Knooppunt niet gesteld en is ook niet aannemelijk, gezien de hoogte van de boedelschulden en de preferente schulden die staan vermeld in de overgelegde faillissementsverslagen. Voor zover Knooppunt haar vordering baseert op onrechtmatig handelen van gedaagden als aandeelhouders, acht de rechtbank deze derhalve eveneens ongegrond en zal zij deze afwijzen.
De proceskosten
4.10 Nu de vordering wordt afgewezen, zal de rechtbank Knooppunt veroordelen in de kosten van dit geding.
De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering af;
- verwijst Knoopunt in de kosten van deze procedure, gevallen aan de zijde van gedaagden en tot aan dit vonnis begroot op € 805,-- wegens verschotten en € 1.543,-- wegens salaris procureur;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en uitgesproken in het openbaar op 28 november 2002.
De griffier De rechter