Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Rolnummer: 2002/594
Uitspraak : 28 november 2002
DE GEMEENTE RIJNWAARDEN,
zetelende te Lobith,
eiseres bij dagvaarding van 9 april 2002,
procureur en advocaat mr. C.W. Langereis te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VEERDIENST DOORNENBURG-PANNERDEN B.V.,
gevestigd te Doornenburg, gemeente Bemmel,
gedaagde,
procureur mr. J.Th.M. Palstra,
advocaat mr. D.R. de Poorter,
beiden te Nijmegen.
Het verloop van de procedure
In deze procedure is bij dagvaarding een eis ingesteld. Vervolgens zijn bij akte negentien producties overgelegd. Daarna zijn de volgende proceshandelingen verricht:
-conclusie van antwoord met zestien producties,
-conclusie van repliek,
-conclusie van dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.1. Op 28 augustus 1931 is tussen de toenmalige gemeente Pannerden en W.R. Cornelissen, die toen eigenaar was van het recht van veer en de daarbij behorende exploitatie over het Pannerdens Kanaal te Doornenburg, een overeenkomst gesloten. In deze, in een notariële akte neergelegde, overeenkomst heeft de gemeente onder meer bedongen dat Cornelissen het veer ten behoeve van de inwoners van haar gemeente “ten eeuwigen dage” zal open stellen en dat het tarief voor de inwoners van Pannerden steeds 55% van het algemene tarief zal bedragen. Als tegenprestatie heeft de gemeente Pannerden aan Cornelissen een bedrag van ƒ 2.300,-- betaald. Dat bedrag was nodig voor een investering om de veerdienst te kunnen laten voortbestaan.
In afwijking van hetgeen in de overeenkomst is neergelegd wordt in de praktijk (ter vereenvoudiging van de berekening van het gereduceerde veertarief) een kortingspercentage gehanteerd van 50%.
1.2. Op 1 januari 1960 is het veerrecht en de daarbij behorende exploitatie van het veer van W.R. Cornelissen overgegaan op zijn beide zonen, J.W. en A.W. Cornelissen, die de exploitatie hebben voortgezet in de vorm van een v.o.f.
In 1990 is deze v.o.f. overgegaan in de besloten vennootschap Veerdienst Doornenburg Pannerden B.V. De veerdienst exploiteert één veerpont (een gierpont), waarmee vrachtwagens, personenauto’s, motoren en ongemotoriseerd verkeer kunnen worden vervoerd.
1.3. Op 1 januari 1985 is de gemeente Pannerden samengevoegd met de gemeenten Herwen en Aerdt tot de gemeente Rijnwaarden. In artikel 12 van de Wet opheffing gemeente Herwen en Aerdt en Pannerden en vorming van de nieuwe gemeente Rijnwaarden is onder 1. bepaald:
“Onverminderd het bepaalde in het tweede lid en in artikel 15 gaan op de datum van de herindeling alle rechten en verplichtingen van de op te heffen gemeenten Herwen en Aerdt en Pannerden over op de nieuwe gemeente Rijnwaarden, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd”.
1.4. Sinds 1 januari 1985 wordt het gereduceerde tarief genoten door de inwoners van het grondgebied dat voorheen tot de gemeente Pannerden behoorde.
1.5. Bij brief van 31 december 1984 heeft de v.o.f. aan de gemeente te kennen gegeven dat zij in verband met de opheffing van de gemeente Pannerden per 1 maart 1985 niet langer het gereduceerde tarief zou hanteren. Daarop heeft de gemeente een kort geding tegen de v.o.f. aanhangig gemaakt. Bij kort geding vonnis van 8 maart 1985 heeft de president de v.o.f. verboden van de overeenkomst van 28 augustus 1931 af te wijken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,-- per overtreding, tot een maximum van
ƒ 100.000,--.
1.6. Bij brief van 15 oktober 1999 heeft de veerdienst met betrekking tot de overeenkomst uit 1931 aan de gemeente onder meer geschreven:
“Naar onze mening kan de destijds gesloten overeenkomst in alle redelijkheid niet langer worden gerespecteerd en nageleefd. Om die reden verzoeken wij U dan ook medewerking te verlenen aan het ontbinden van deze overeenkomst met ingang van 01-01-2000. De overeenkomst is in de tijd en de geest waarin deze tot stand is gekomen een goede overeenkomst geweest, doch gelet op de ontwikkelingen van met name de laatste decennia, leidt deze overeenkomst (tot) onevenredig zware consequenties en nadeel voor de huidige exploitanten die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst niet waren te overzien. Daarbij valt te denken aan de eerdergenoemde explosieve groei van de mobiliteit en het forensenverkeer”.
De veerdienst heeft in deze brief verder gewezen op problemen die de kortingsregeling in de praktijk geeft, met name de legitimatieproblemen en het oneigenlijk gebruik.
1.7. De gemeente heeft, na correspondentie en overleg met de veerdienst, niet aan de gevraagde ontbinding willen meewerken.
1.8. Bij brief aan de gemeente van 17 juli 2001 heeft de veerdienst de overeenkomst van 31 augustus 1931 met een beroep op artikel 6:248 BW opgezegd met ingang van 1 januari 2002. Zij voert daarvoor (globaal) dezelfde omstandigheden aan die zij in haar eerdere brief aan de gemeente van 15 oktober 1999 heeft vermeld. In het dagblad De Gelderlander, editie Liemers van 4 augustus 2001 heeft de veerdienst bekend gemaakt dat de korting per 1 januari 2002 zal worden afgeschaft.
1.9. Daarop heeft de gemeente een kort geding tegen de veerdienst aangespannen tot nakoming van de overeenkomst uit 1931. Bij kort geding vonnis van 21 december 2001 is de vordering van de gemeente afgewezen. Een door de veerdienst in die procedure in reconventie ingestelde vordering, strekkende tot opheffing van het in het kort geding vonnis van 8 maart 1985 neergelegde verbod onder dwangsom (zoals hiervoor onder 1.5 is vermeld) is toegewezen. De gemeente heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld, maar zij heeft dat - zo is de rechtbank ambtshalve bekend - weer ingetrokken.
1.10. De veerdienst heeft per 1 januari 2002 de kortingsregeling daadwerkelijk afgeschaft.
2. Met een beroep op de hiervoor weergegeven vaststaande feiten vordert de gemeente primair:
a. de veerdienst te verbieden van de overeenkomst van 28 augustus 1931 af te wijken, in die zin dat ten aanzien van de inwoners van de oorspronkelijke gemeente Pannerden een ander tarief dan het gereduceerde veergeldtarief van 50% van het algemene tarief wordt gehanteerd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 10.000,-- per overtreding,
b. de veerdienst te veroordelen aan haar te betalen een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Subsidiair, voor het geval de overeenkomst uit 1931 als beëindigd moet worden beschouwd, vordert de gemeente:
a. te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen de gemeente en de veerdienst per 1 januari 2003, althans een nader te bepalen datum, is beëindigd,
b. de veerdienst te veroordelen aan haar te betalen een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3. De veerdienst heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken op gronden die hierna aan de orde zullen komen.
De beoordeling van het geschil
4. Ambtshalve wordt het volgende overwogen. Bij de stukken bevindt zich een besluit waaruit blijkt dat de raad van de gemeente Rijnwaarden op 4 september 2001 het besluit heeft genomen de onderhavige vordering in te stellen. De gemeente kan dus in haar vordering worden ontvangen.
5. Aan het verweer tegen de primaire vordering van de gemeente sub 2.a dat deze moet worden afgewezen omdat de rechtsgeldigheid van de opzegging door de gemeente niet is betwist, zodat de overeenkomst is geëindigd, wordt voorbijgegaan. In haar vordering tot nakoming ligt de betwisting van de rechtsgeldigheid immers besloten. Daarbij wordt aangetekend dat de beide partijen er kennelijk van uitgaan dat de gemeente de nakoming kan vorderen van het in de overeenkomst ten behoeve van de inwoners van de voormalige gemeente Pannerden (hierna verder de inwoners te noemen) neergelegde derdenbeding. Dat is juist nu niet is gesteld of gebleken dat de betrokken derden zich tegen een vordering tot nakoming van de overeenkomst verzetten.
6. De vraag is of de veerdienst het in de overeenkomst neergelegde derdenbeding eenzijdig heeft mogen opzeggen. Voorop staat dat ook overeenkomsten met eeuwigdurende verplichtingen kunnen worden opgezegd indien de instandhouding daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voor het antwoord op de vraag of dat het geval is zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
7. Toen de overeenkomst in 1931 werd gesloten waren de bewoners van het “Gelders Eiland, waarop onder meer Pannerden is gelegen, voor hun verbinding met de buitenwereld in hoofdzaak aangewezen op veerverbindingen. De bedoeling van de gemeente Pannerden was dan ook ongetwijfeld de instandhouding van de veerdienst met Doornenburg in het belang van haar inwoners te verzekeren.
Na ruim 70 jaar zijn de maatschappelijke en economische omstandigheden ingrijpend veranderd. Er wordt veel meer gereisd. Thans staan de inwoners vaste oeververbindingen kosteloos ter beschikking, van het vroegere isolement is geen sprake meer. Daarnaast heeft het gemotoriseerd verkeer een bijzonder grote vlucht genomen. Varieerde het vervoersaanbod indertijd van personen, handkarren, rijwielen, paard en wagen tot een in verhouding bescheiden aantal motorrijtuigen, nu heeft de auto de overhand gekregen. Ook is er in deze tijd veel minder dan vroeger sprake van een duidelijk onderscheid tussen inwoners van Pannerden en inwoners van andere plaatsen in de directe omgeving, die nu samen de gemeente Rijnwaarden vormen, hetgeen ook wordt veroorzaakt door de toeneming van het aantal inwoners van Pannerden van 1583 in 1931 tot 2485 in 2000.
Tegen deze achtergrond moeten de wederzijdse prestaties worden beoordeeld, enerzijds eenmaal een bijdrage van ƒ 2.300,-- ten behoeve van een noodzakelijke investering en anderzijds de verplichting ten eeuwigen dage aan de inwoners van Pannerden een korting te verlenen. Naar mag worden aangenomen is het door de gemeente ter beschikking gestelde bedrag direct besteed aan de noodzakelijke investering, die inmiddels al lang zal zijn afgeschreven. Ongetwijfeld zullen in de jaren daarna nieuwe investeringen nodig zijn geweest. Niet is gesteld of gebleken dat de gemeente daarvoor gelden ter beschikking heeft gesteld. De benadering van de gemeente dat de waarde van haar prestatie kan worden afgemeten aan de waarde die wordt bereikt door het vastzetten van het gegeven bedrag op een bankrekening is daarom niet realistisch. Door het tijdsverloop wordt het gewicht van de prestatie van de gemeente integendeel steeds betrekkelijker, ook al ging het toentertijd om een aanzienlijk bedrag. Dat laatste geldt niet voor wat van de veerdienst wordt verlangd. De te verlenen kortingen drukken ook nu nog jaarlijks op het exploitatieresultaat. Onweersproken is immers dat nog steeds een aanzienlijk deel van de inwoners - 10% van het totaal aantal gebruikers - van het veer gebruik maakt. Ook de feitelijke exploitatie levert bij de uitvoering van de kortingsregeling serieuze problemen op. Er is tijdens de vaart sprake van discussies over de vraag of een klant recht heeft op korting en klanten die niet het volledige tarief willen betalen, hetgeen soms uitmondt in bedreigingen tegen het veerpersoneel. Onweersproken is ook dat er in toenemende mate oneigenlijk gebruik van de kortingsregeling wordt gemaakt, zoals het met korting kopen van 25-rittenkaarten en deze weer doorverkopen aan derden die op de korting geen recht hebben. Controle aan de hand van legitimatiebewijzen zoals paspoort en rijbewijs zijn in de praktijk ontoereikend gebleken deze problemen te voorkomen, reeds omdat het vaak ondoenlijk is gedurende de korte tijd van de overvaart vast te stellen of iemand binnen de grenzen van de voormalige gemeente Pannerden woont. Het had op de weg van de gemeente gelegen er voor te zorgen dat de groep kortingsgerechtigden voor wie zij in deze procedure opkomt, eenvoudig controleerbaar bleef. De partijen hebben in dat verband al sinds 1985 met elkaar gesproken over een speciale pasjesregeling, maar die is kennelijk, om welke redenen dan ook, niet van de grond gekomen.
8. De conclusie is al met al dat de evenredigheid tussen de bijdrage van de gemeente en de van de veerdienst verlangde tegenprestatie zoek is geraakt.
Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is het daarom onaanvaardbaar de veerdienst nog langer aan de kortingsregeling te houden. De veerdienst mocht deze dan ook staken zoals zij heeft gedaan. De primaire vorderingen van de gemeente zullen daarom aan haar worden ontzegd. Het argument van de gemeente dat de veerdienst subsidie bij haar kan aanvragen leidt niet tot een ander oordeel. In redelijkheid kan deze omweg niet van de veerdienst worden verlangd, die toch een sluitende exploitatie op eigen kracht behoort na te streven.
9. Ook de subsidiaire vorderingen stranden. De veerdienst heeft het in de overeenkomst neergelegde derdenbeding bij brief van 17 juli 2001 opgezegd tegen 1 januari 2002. Dat is in de gegeven omstandigheden een redelijke termijn. De gemeente heeft ook niet met zoveel woorden gesteld dat die termijn onredelijk kort is en/of aangegeven waarom het derdenbeding eerst per 1 januari 2003 zou kunnen worden opgezegd. Daarnaast lijdt de gemeente zelf geen schade, voor een schadestaatprocedure is al daarom geen plaats.
10. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de gemeente in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
ontzegt aan de gemeente haar vorderingen,
veroordeelt de gemeente in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak
aan de zijde van de veerdienst bepaald op € 193,-- wegens vast recht en op
€ 780,50 voor salaris van de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Driel van Wageningen en uitgesproken in het openbaar op 28 november 2002.