Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak/rolnummer: 80563 / HA ZA 01-1959
Datum uitspraak: 19 februari 2003
X,
wonende te Z,
eiser,
procureur en advocaat mr.ir. A.F. van Dam te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POPPELIERS MUZIEKWARENHUIS B.V.,
gevestigd te Culemborg,
gedaagde,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. D. Spek te Rotterdam.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 31 januari 2002 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de processtukken. Daarna zijn de volgende processtukken gewisseld:
? een conclusie van repliek;
? een conclusie van dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.1. Tijdens de door Poppeliers gehouden actie: “2e EUROPESE MERKENOPRUIMING: JANUARI 1998! RADICALE OPRUIMING! RIDICULE PRIJZEN!” heeft X van Poppeliers gekocht een Bechstein vleugel van het type C 232, nr. 184808, hierna: de vleugel. De schriftelijke koopovereenkomst d.d. 15 januari 1998 vermeldt een koopprijs van f. 79.500,-- inclusief inruil van de Steinway and Sons vleugel van X. De koopovereenkomst vermeldt de handgeschreven toevoeging “intonatie thuis op smaak”. De vleugel is op 9 april 1998 geleverd.
1.2. Bij brief van 12 oktober 1998 heeft X Poppeliers het navolgende bericht:
“(…) Wegens verblijf in het buitenland is de gebruikelijke eerste stembeurt uitgesteld. Deze moet nu nog plaats vinden. Bij de verkoop van de vleugel heb ik er op gewezen, dat de klank van vooral het tweegestreept octaaf en hoger scherp van aard was. U garandeerde mij toen, dat door intonatie een warmere klankkleur duurzaam kon worden verkregen. Gaarne wil ik van uw service gebruik maken door bij de eerste stembeurt tevens het instrument te laten intoneren in dezelfde zin als die u ons indertijd hebt aangeboden. (…)”
Poppeliers heeft aan dit verzoek gevolg gegeven.
1.3. Bij brief van 30 maart 2000 heeft X Poppeliers het navolgende bericht:
“(…) Onder verwijzing naar mijn schrijven van 12 oktober 1998 deel ik U mede, dat ook na twee intonatie beurten van de bij U nieuw gekochte Bechstein vleugel C 232 nr. 18480 de vooral bij fortespel scherpe tonen van een belangrijk deel van het klavier niet zijn verdwenen. Naar mijn oordeel betreft het een meeresonantie, dat door intonatie van de hamers blijkbaar niet te voorkomen is. Wel is het zo, dat naarmate de geïntoneerde kop zachter is het resonantie-effect minder duidelijk waarneembaar is. Echter een te zachte intonatie van het instrument levert weert een ongewenste klankkleur, terwijl op een te zacht geïntoneerde vleugel geen muzikale voordracht gegeven kan worden, hetgeen toch wel de bedoeling is. Op een vleugel van deze kwaliteit zou je toch eens moeten kunnen “uitpakken”. Ik zou graag Uw mening hierover willen vernemen en hoe u denkt dit euvel te verhelpen. (…)”
1.4. X heeft Poppeliers nadien herhaalde malen aangeschreven, onder meer bij brieven van 27 april 2000, 8 juni 2000, 23 juni 2000 en 26 juli 2000. Nadat het mechaniek van de vleugel in de werkplaats van Poppeliers is geweest, heeft X bij brief van 22 oktober 2000 bericht dat zijn voornaamste klacht, de scherpe metaalachtige boventonen bij een groot aantal toetsen, nog steeds aanwezig is en nu zelfs bij mezzo forte spel. X maakt aanspraak op schadeloosstelling en oppert de mogelijkheid van omwisseling van de vleugel.
1.5. Bij brief van 7 december 2000 heeft Y, “artistiek directeur” van Poppeliers, fabrikant Bechstein aangeschreven over de klachten van X. Y schrijft, zakelijk weergegeven, dat de klant reeds bij de aankoop van de vleugel bij veel tonen een metaalachtig bijgeluid (“metallisch Nebengeräusch”) heeft vastgesteld en Poppeliers de bijgeluiden niet heeft kunnen verhelpen. Y schrijft voorts dat hij zelf meerdere keren op de vleugel heeft gespeeld en hij merkt op, “dass die störenden Nebengeräusche nicht Bechstein-würdig sind.” Y stelt voor dat Bechstein de vleugel in haar fabriek onder garantie zal repareren.
1.6. Namens Bechstein heeft Michael Bauer, “Klavierbaumeister, Konzertstimmer”, de vleugel van X onderzocht. Bij brief van 12 februari 2001 heeft Bauer X bericht als volgt:
”(…) Bei meinem Besuch stellte ich fest, dass die Achsen der Hammerkapseln und die Tasten klemmten. Auch war der Flügel stark verstimmt und die Hammerscheitel waren z.T schief. Die Beseitiging dieser Mängel sind normale Servicearbeiten, die die Garantiepflicht nicht betreffen. Trotzdem heb ich die nötigen Arbeiten aus Gründen der Kulanz kostenlos durchgefuhrt.
Metallische Nebengeräusche konnte ich nicht feststellen. Allerdings sind die Stegstifte, Agraffen und Saiten aus Metal. Das wirdt ab einer bestimmten Lautstärke auch hörbar. Es fällt mir auf, dass Sie beim Versuch, diese Geräusche hörbar zu machen, in einer Lautstärke gespielt haben, die jenseits der üblichen Musizierpraxis liegt. Nach der Beseitigung der Mängel in der Mechanik ist die Spielart leichter geworden und somit auch die Möglichkeit entstanden, lauter zu spielen. So wundert es mich nicht, dass Ihnen der Flügel danach noch weniger gefiel. Die Bechstein Flügel sind so konstruiert, dass sie eine leichte Spielart haben. Es is so nicht notig, die Tasten und damit die Hammerköpfe mit aller Kraft zu Beschleunigen. In diesem Punkt gibt es Unterschiede zu anderen Fabrikaten und ein Einstellen auf die jeweiligen Eigenarten is notwendig.
Leider sind die Hammerköpfe zu weich intoniert worden, was fur den Bechstein nicht passt. Danach musste der Hammerköpfe wohl abgezogen werden und so ist die ursprüngliche Qualität nicht mehr vorhanden. Dafür können wir aber nicht die Verantwortung übernehmen.
Ansprechpartner fur weitere Überlegungen is nun Firma Poppeliers. Wir sind gern bereit, bei weiteren Fragen zu helfen.
(…)”
1.7. Poppeliers heeft bij brief van 20 februari 2001 X bericht, dat de door X als storend ervaren klank geen afwijking is, maar een klankeigenschap die inherent is aan het Bechstein concept. Poppeliers geeft voorts aan mee willen werken aan een voor X passende oplossing.
1.8. Poppeliers heeft X aangeboden de vleugel om te ruilen. X heeft daartoe op 20 maart 2001 een aantal voor omruil in aanmerking komende vleugels bij Poppeliers bespeeld, maar heeft daaruit geen keuze kunnen maken. X heeft daarna Poppeliers verzocht de vleugel terug te nemen en de tegenwaarde van f. 135.000,-- aan X te betalen. Poppeliers heeft zulks geweigerd.
1.0. Poppeliers heeft op de comparitie aangeboden dat X bij Poppeliers of bij de fabriek of showroom van Bechstein een andere nieuwe Bechstein vleugel van het C-type uitzoekt en op kosten van Poppeliers geleverd krijgt tegen inruil van de vleugel. X heeft bij Bechstein een keuze gemaakt voor een vleugel van het B-type, nr. 22460 en heeft Poppeliers tevens om bijbetaling van € 10.000,--- verzocht. Poppeliers heeft geweigerd aan deze omruil met bijbetaling mee te werken.
2.1. X vordert na aanvulling van eis, waartegen Poppeliers zich niet heeft verzet, dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
? primair, Poppeliers zal veroordelen tot omruiling van de geleverde C-vleugel door een B-vleugel, nr. 22460, onder bijbetaling door Poppeliers van een bedrag van € 10.000,--,
? subsidiair, de sub 1.1. bedoelde overeenkomst tussen partijen zal ontbinden, met teruggave door X aan Poppeliers van de C-vleugel en teruggave van de koopsom van € 61.584,78
(f. 135.715,--) door Poppeliers aan X,
? meer subsidiair, voormelde overeenkomst partieel zal ontbinden met terugbetaling door Poppeliers aan X van een bedrag van € 18.15121,-- (f. 40.000,--),
met veroordeling van Poppeliers in de kosten van deze procedure.
2.2. X voert aan dat Poppeliers een vleugel heeft geleverd die niet voldoet aan de kwaliteit die hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. X stelt dat hij reeds bij de aankoop van de vleugel heeft gewezen op een metaalachtige en resonerende klank van veel hoge tonen, waarop Poppeliers heeft toegezegd dat deze klank zou kunnen worden verbeterd. X voert aan dat de klankkleur niet is verbeterd en dat nog steeds sprake is van metaalachtige bijgeluiden, welke, gelet op de sub 1.6. weergegeven brief van Bechstein, kennelijk niet kunnen worden verholpen. Volgens X blijkt uit deze brief zelfs dat Poppeliers in haar pogingen de klachten te verhelpen een onherstelbaar gebrek heeft veroorzaakt.
2.3. Bij repliek heeft X een aanvullende grond voor ontbinding van de overeenkomst aangevoerd. Uit het bezoek aan Bechstein is volgens X naar voren is gekomen dat een C-vleugel een zo groot klankvolume bezit, dat die niet in de huiskamer maar alleen in een concertzaal tot zijn recht kan komen. X stelt dat Poppeliers onvolledig is geweest in de voorlichting bij de aankoop. X voert aan dat hij niet tot aankoop van de C-vleugel zou zijn overgegaan, indien hem deze informatie bekend zou zijn geweest.
2.4. Poppeliers betoogt dat de door X als storend ervaren klanken een kwestie van smaak is. Poppeliers wijst er op dat zij X tot tweemaal in de gelegenheid heeft gesteld de vleugel om te ruilen voor een zelfde instrument, ook al is de vleugel niet behept met een gebrek. Poppeliers voert verder gemotiveerd verweer, hetwelk hieronder voor zover nodig wordt behandeld.
De beoordeling van het geschil
Klachtertermijn
3.1. Volgens Poppeliers kan X geen beroep op non-conformiteit ex artikel 7:17 en volgende BW doen, omdat hij Poppeliers niet binnen bekwame tijd kennis heeft gegeven dat de geleverde vleugel niet aan de overeenkomst zou beantwoorden. De vleugel is begin april 1998 afgeleverd, terwijl X pas ruim zes maanden later, bij brief van 12 oktober 1998, klachten over de klank van de vleugel kenbaar maakt. Poppeliers wijst er tevens op dat ingevolge artikel 10 van de toepasselijke algemene voorwaarden eventuele grieven met betrekking tot de hoedanigheid van het geleverde muziekinstrument binnen veertien dagen ter kennis moeten worden gebracht.
3.2. De rechtbank stelt voorop dat artikel 7:23 lid 1 BW de verkoper beoogt te beschermen tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. Poppeliers heeft echter niet weersproken dat de hoofdklacht van X, de aanwezigheid van metaalachtige bijgeluiden bij veel hoge tonen, reeds bij de aankoop door hem ter sprake is gebracht. Poppeliers heeft evenmin weersproken dat zij toen te kennen heeft gegeven dat door intonatie een betere klankkleur kon worden bereikt. Voorts heeft X een verklaring gegeven waarom hij zich pas na zo’n lange tijd na levering van de vleugel bij Poppeliers heeft gemeld. X stelt dat hij door langdurig verblijf in het buitenland niet is toegekomen aan het gebruik van de vleugel. X stelt dat hij dit bij de aankoop aan Poppeliers heeft medegedeeld. Poppeliers heeft deze gang van zaken niet betwist, maar vindt een termijn van 6 maanden te lang. Het staat buiten twijfel dat een dergelijke termijn doorgaans te lang is, maar de rechtbank oordeelt hierover in dit geval anders, gelet op het voorgaande. De rechtbank acht hierbij van belang dat het om een vleugel gaat, die een zekere periode nodig heeft om te acclimatiseren. Deze laatste omstandigheid brengt reeds mee dat Poppeliers niet te goeder trouw een beroep op de veertien dagen termijn uit de algemene voorwaarden kan doen. De rechtbank is van oordeel dat de brief van 12 oktober 1998 als een tijdige kennisgeving in de zin van artikel 7:23 lid 1 BW kan worden beschouwd.
Verjaring
3.3. Poppeliers doet een beroep op verjaring ex artikel 7:23 lid 2 BW. De rechtbank is van oordeel dat de verjaringstermijn (van twee jaar na kennisgeving van de klacht bij brief van 12 oktober 1998) is gestuit. De verjaring kan worden gestuit op de in artikel 3:317 BW beschreven wijze. Uit de brief van 30 maart 2000, maar ook uit zijn latere brieven, blijkt dat X zich ondubbelzinnig het recht op nakoming voorbehoudt. Deze brief heeft de verjaringstermijn gestuit, zodat een nieuwe verjaringstermijn is aangevangen. De dagvaarding is tijdig binnen deze nieuwe verjaringstermijn uitgebracht.
3.4. Zelfs indien de verjaringstermijn niet is gestuit op de in artikel 3:317 BW voorgeschreven wijze, kan Poppeliers niet te goeder trouw een beroep op verjaring doen. Poppeliers is voor het verstrijken van de (eerste) verjaringstermijn op 12 oktober 2000 met X over zijn klachten in overleg getreden. Tijdens het overleg heeft Poppeliers nimmer het standpunt ingenomen dat op enig moment in het overleg de verjaringstermijn is voltooid. Een beroep zou dus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
Non-conformiteit
3.5. Het gaat in de eerste plaats om de vraag of de vleugel de eigenschappen voor normaal gebruik bezit die X op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Van een vleugel van de prijs en kwaliteit als de onderhavige, een nieuwe Bechstein van het C-type, mag worden verwacht dat hierop zowel zacht als hard kan worden gespeeld, zonder hinderlijke metaalachtige bijgeluiden te horen. De vraag is of zich hinderlijke metaalachtige bijgeluiden voordoen, of dat sprake is van typische klankkleur van een Bechstein vleugel, die X thans niet bevalt, zoals Poppeliers betoogt.
3.6. De stelling van X dat al vanaf mezzo forte-spel hinderlijke bijgeluiden hoorbaar zijn wordt ondersteund door schriftelijke verklaringen van V, musicus, alsmede G (pianoreparateur en taxateur) (producties 30 en 31). Verder lijkt de sub 1.5 aangehaalde brief van Y van Poppeliers de aanwezigheid van metaalachtige bijgeluiden ook te bevestigen, maar volgens Poppeliers zijn in deze brief enkel de klachten van X verwoord en mag deze brief niet worden uitgelegd als een erkenning van de juistheid van deze klachten. De bewoordingen Y doen evenwel anders vermoeden, nu hij schrijft dat hij meerdere malen op de vleugel heeft gespeeld en opmerkt, “dass die störenden Nebengeräusche nicht Bechstein-würdig sind”.
3.7. De bevindingen van “Klavierbaumeister” Bauer van Bechstein in de sub 1.6. weergegeven brief van 12 februari 2001geven steun aan het standpunt van Poppeliers. Bauer heeft geen metaalachtige bijgeluiden vastgesteld, maar hem is de speelstijl van X opgevallen, die, zo begrijpt de rechtbank, niet passend is voor een Bechstein vleugel.(“Es fällt mir auf, dass Sie beim Versuch, diese Geräusche hörbar zu machen, in einer Lautstärke gespielt haben, die jenseits der üblichen Musizierpraxis liegt”.) X, die naar eigen zeggen al 65 jaar piano speelt, heeft uitdrukkelijk betwist dat hij op een dergelijke krachtige manier piano speelt. Uit de verklaringen V en G blijkt overigens niet dat de door hen waargenomen bijgeluiden worden veroorzaakt door de manier van spelen van X. Het verwijt dat ongewenste metaalachtige bijgeluiden hoorbaar zijn is kennelijk niet van iedere feitelijke grond ontbloot.
3.8. Voor de verdere beoordeling van het geschil is van belang dat komt vast te staan of, en zo ja in welke mate de door X gestelde bijgeluiden zich manifesteren. De rechtbank is voornemens daartoe een deskundigenonderzoek te bevelen. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over het aantal deskundigen, de namen van deskundigen, alsmede over de vraagstelling. De rechtbank stelt voor aan de deskundige(n) de navolgende vragen voor te leggen:
? Kunt u vaststellen of zich bijgeluiden manifesteren bij het bespelen van de vleugel, en zo ja, om welke bijgeluiden gaat het en in welke mate doen zij zich voor?
Indien bijgeluiden zijn vastgesteld:
? Zijn de geconstateerde bijgeluiden inherent aan merk en type vleugel?
? Wat is de oorzaak van de geconstateerde bijgeluiden?
? Kunnen de geconstateerde bijgeluiden verholpen worden?
? Hebben de door Poppeliers uitgevoerde intonatiebeurten invloed gehad op de bijgeluiden, zo ja, wat voor invloed?
? Is de wijze van spelen van invloed op het manifesteren van bijgeluiden?
? Is het feit dat de vleugel in een huiskamer staat van invloed op bijgeluiden?
? Is de vleugel geschikt voor plaatsing in een huiskamer?
? Kan de oorspronkelijke kwaliteit ten tijde van de aflevering worden verkregen, indien de huidige hamerkoppen vervangen worden door een nieuwe set Bechstein-koppen?
? Wat is de huidige waarde van de vleugel?
? Kunt u de aangeven wat de toenmalige waarde was van de door X ingeruilde Steinway & Sons vleugel?
3.9. Het voorschot op de kosten van deskundige(n) dient, gezien artikel 223, lid 2 Rv ter griffie te worden gedeponeerd door X.
3.10. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. Hoger beroep staat alleen open tegelijk met dat van het eindvonnis (overgangsbepaling artikel VII lid 2 bij het op 1 januari 2002 ingetreden Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering jo artikel 337 lid 2 Rv).
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na heden voor akteverzoek, zoals aangegeven in rechtsoverweging 3.8,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2003.