Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 98812 / KG ZA 03-231
Datum vonnis: 13 mei 2003
1. X,
wonende te Z,
2. Y,
wonende te Z,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident tot voeging,
procureur mr. P.C. Plochg te Arnhem,
Q,
wonende te Z,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident tot voeging,
verschenen in persoon,
R,
wonende te Z,
eiser in het incident tot voeging,
procureur mr. A. Gabel te Tiel.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk eisers of (afzonderlijk) X en Y, de notaris en R.
R heeft verzocht zich aan de zijde van de notaris te mogen voegen. Nu R voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een beslissing ten nadele van de notaris tot gevolg dreigt te hebben dat zijn rechten worden benadeeld, zal zijn verzoek tot voeging, waartegen eisers en de notaris ook geen bezwaar hebben gemaakt, worden toegewezen.
Het verloop van de procedure
Eisers hebben de notaris ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
De notaris en R hebben geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorziening.
De procureur van eisers, de notaris en de procureur van R hebben de zaak bepleit, overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij hebben eisers en de notaris producties in het geding gebracht.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1. Op 28 maart 2002 is een vonnis gewezen door de pachtkamer van de rechtbank Arnhem, sector kanton, lokatie Tiel. Daarin is schriftelijk vastgelegd een in 1992 ingegane mondelinge pachtovereenkomst tussen X, als pachter, en zijn broer J, als verpachter, met betrekking tot een perceel land aan de X-weg.
2. In dat vonnis is de verpachter voorts veroordeeld om de door hem omgeploegde grond van een deel van het gepachte perceel land in de oorspronkelijke staat, te weten grasland, terug te brengen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 220,37 per dag.
3. De verpachter heeft niet voldaan aan deze veroordeling met als gevolg dat hij, tot 23 oktober 2002, een bedrag van € 64.353,76 aan dwangsommen heeft verbeurd aan X
4. Omdat de betaling van de verbeurde dwangsommen onbetaald is gebleven, heeft X executoriaal beslag laten leggen op drie kavels van het gepachte, te weten op de percelen met de kadastrale nummers E 42, E 477 en E 550.
5. In vervolg daarop heeft ten overstaan van de notaris de beslagveiling plaatsgevonden, waarbij op 11 maart 2003 bij opbod en op 25 maart 2003 bij afslag is geveild.
6. Op de veiling bij afslag zijn de drie percelen afgemijnd door Y, de zoon van X, voor respectievelijk € 50.000,-- voor perceel E 42, € 10.000,-- voor perceel E 477 en € 20.000,-- voor perceel E 550. Vervolgens is de generale massa afgemijnd door R voor € 115.000,--.
7. Nadat X van het recht van beraad gebruik had gemaakt, heeft hij de notaris meegedeeld dat hij de percelen gunt aan zijn zoon Y. Daarbij heeft hij verwezen naar de bepaling in artikel 8 lid 6 van Algemene veilingvoorwaarden registergoed 1993 van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, verder te noemen: de veilingvoorwaarden. Die bepaling luidt:
"Bij veiling in combinatie kan de verkoper aan bieders voor kavels
gunnen, zelfs als het bod voor de combinatie van die kavels hoger is."
8. De notaris heeft daarop te kennen gegeven dat hij niet voornemens is mee te werken aan het opmaken van een proces-verbaal van gunning aan Y, omdat daardoor de geëxecuteerde J voor € 35.000,-- wordt benadeeld.
1. Eisers vorderen, samengevat, de notaris te veroordelen om mee te werken aan de effectuering van de door gunning tot stand gekomen koopovereenkomst tussen X en Y betreffende de bewuste percelen, door het opmaken van een proces-verbaal van gunning, en voorts om al hetgeen te doen wat nodig is voor de overdracht van die percelen aan Y, alles op straffe van verbeurte van dwangsommen.
2. Eisers voeren daartoe het volgende aan. Y heeft een redelijk bod uitgebracht op de percelen, in aanmerking genomen dat deze door een onafhankelijk taxateur zijn gewaardeerd op respectievelijk € 51.909,--, € 11.385 en € 20.322,--. X was daarom, mede gelet op het bepaalde in artikel 8 lid 2 van de veilingvoorwaarden, bevoegd de percelen aan Y te gunnen. Aldus is tussen X en Y een perfecte koopovereenkomst tot stand gekomen. Volgens de veilingvoorwaarden is het noodzakelijk (al dan niet bij wijze van constitutief vereiste) dat de notaris in een notariële akte/proces-verbaal opneemt (onder meer) aan welke bieder is gegund.
3. De notaris en R hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
De motivering van de beslissing
1. Tussen partijen staat vast dat de veilingvoorwaarden op de gehouden veiling van toepassing zijn.
2. De vraag die voorligt, is of X een beroep kan doen op het bepaalde in artikel 8 lid 6 van de veilingvoorwaarden om de percelen niet aan R, maar aan zijn zoon te gunnen. Die vraag wordt vooralsnog ontkennend beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Aangenomen moet worden dat artikel 8 lid 6 ziet op het geval dat er, naast de bieder op de combinatie, verschillende individuele bieders op de kavels zijn. Alleen dan heeft de keuze voor gunning van de verkoper betekenis. Indien namelijk sprake is van één en dezelfde bieder op de verschillende kavels, dan houdt dit materieel een bod op de combinatie in en blijft de keuze van de verkoper beperkt tot twee personen die in wezen op hetzelfde (geheel) hebben geboden. Dat in zo'n geval artikel 8 lid 6 beoogt de mogelijkheid voor de verkoper te openen om te gunnen aan de laagste bieder is onaannemelijk.
3. Maar zelfs indien zou kunnen worden aangenomen dat artikel 8 lid 6 ook voor het hiervoor genoemde geval is geschreven, dan kan in de gegeven omstandigheden X zich daar niet op beroepen.
De grondslag van de executie is het recht op verhaal, belichaamd in de titel. De wetgever heeft de verkoop in het openbaar als regel voorgeschreven om te voorkomen dat hetzij de beslaglegger(s), hetzij de beslagschuldenaar wordt of worden benadeeld door samenspanning van één van hen met een koper.
De ratio van een openbare veiling is erin gelegen om, mede in het belang van de geëxecuteerde, een zo hoog mogelijke opbrengst voor het te veilen goed te verkrijgen. In de praktijk pleegt ook, zoals door de notaris wordt gesteld en door eisers niet is betwist, aan de hoogste bieder op een veiling te worden gegund. Door, met een beroep op artikel 8 lid 6, aan zijn zoon Y te gunnen in plaats van aan R, die aanzienlijk meer heeft geboden, schendt X deze fundamentele beginselen van het executierecht. Hij maakt voorshands geoordeeld misbruik van zijn gunningsbevoegdheid (artikel 3:13 Burgerlijk Wetboek).
4. Het voorgaande brengt mee dat de notaris, op wie de wettelijke taak rust de belangen van alle bij de veiling betrokkenen, onder wie de geëxecuteerde, te behartigen, op goede grond heeft geweigerd mee te werken aan de gunning van de percelen aan Y. De vordering van eisers moet daarom worden afgewezen.
5. Eisers worden in deze procedure in het ongelijk gesteld. Zij dienen daarom in de kosten van het geding te worden veroordeeld. Nu R ter zitting heeft meegedeeld af te zien van een kostenveroordeling van eisers, zullen eisers alleen in de proceskosten van de notaris worden verwezen.
1. wijst het verzoek van R tot voeging toe,
2. weigert de gevorderde voorziening,
3. veroordeelt eisers in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de notaris bepaald op € 205,-- voor griffierecht,
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.G.W. Oor op 13 mei 2003.