Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Rolnummer: 03/378
Datum uitspraak: 11 juni 2003
X,
wonende te Z,
in de hoofdzaak eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
verweerster in het incident,
in deze zaak vertegenwoordigd door haar ouders
X,
procureur mr. J.M.J. Huver,
advocaat mr. P.J.A. Plattel, beiden te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHREIJENBERG MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Oosterbeek, gemeente Renkum,
in de hoofdzaak gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
eiseres in het incident,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. F.P. Lomans, beiden te Arnhem
Het verloop van de procedure
X heeft Schreijenberg gedagvaard voor deze rechtbank en daarbij een eis ingesteld, onder overlegging van producties. Daarop heeft Schreijenberg bij conclusie de exceptie van onbevoegdheid opgeworpen en tevens in de hoofdzaak geantwoord en een eis in reconventie ingesteld, een en ander onder overlegging van producties. Vervolgens heeft X in het bevoegdheidsincident geconcludeerd voor antwoord, waarna vonnis is bepaald.
1.1 X is geboren op 16 augustus 1986. Zij treedt op als artieste en zingt Nederlandstalige levensliederen.
1.2 Op 25 april 2000 hebben de ouders van X als haar wettelijke vertegenwoordigers met Schreijenberg voor de duur van vijf jaar een managementovereenkomst gesloten, waarin kort gezegd is vastgelegd dat Schreijenberg als manager van X zal optreden. Deze overeenkomst is door X mede ondertekend. In die overeenkomst is onder meer bepaald:
Artikel 2 – Opdracht
2.1 De Artiest verleent hierbij aan de manager die hierbij aanvaardt de opdracht om met uitsluiting van ieder ander, de Artiest zelf hierin begrepen, naar beste kunnen ten behoeve van de Artiest het management in verband met de optredens van X te behartigen.
2.2 In het bijzonder zullen de activiteiten van de Manager omvatten:
a. het bevorderen, bemiddelen en aangaan van overeenkomsten in verband met niet promotionele optredens van X voor publiek;
b. het bijhouden van de agenda met betrekking tot alle beroepsactiviteiten van X en al hetgeen daarmee samenhangt, welke agenda door de manager bij iedere wijziging aan de Artiest zal worden overhandigd;
c. het voorbereiden, begeleiden en administratief verwerken van de optredens;
d. het verzorgen van de loonadministratie in verband met begeleidende artiesten e.d. voor zover de Manager daarbij heeft gefungeerd als werkgever;
e. het vervaardigen en verspreiden van promotiemateriaal met betrekking tot de optredens;
f. het overleggen met en controleren van derden waarmee wordt gecontracteerd in verband met de optredens;
g. het aan de Artiest desgevraagd overleggen van afschriften van alle overeenkomsten in verband met de optredens en alle andere bescheiden welke de Artiest ten behoeve van zijn administratie behoeft;
h. de promotie, publiciteit en public relations in verband met de optredens;
i. advisering en begeleiding terzake van repertoire-keuze, begeleidende artiesten e.d., kleding presentatie, choreografie en andere vormgeving;
j. de advisering en het regelen van instrumenten, geluid- en lichtapparatuur, vervoer en verblijf;
k. het in de derde week van iedere kalendermaand aan de Artiest overleggen van een schriftelijke opgave van alle optredens die in de daarop volgende kalendermaand zijn geboekt, respectievelijk waarvoor opties zijn verleend;
l. het in de laatste week van ieder kalenderkwartaal aan de Arties overleggen van een schriftelijke opgave van alle optredens die in het daarop volgende kalenderkwartaal zijn geboekt, respectievelijk waarvoor opties zijn verleend.
De Manager verklaart en garandeert, dat het kantoor van de Manager te allen tijde tijdens kantooruren bereikbaar en bemand zal zijn.
Artikel 4 – Sponsor-, reclame-, film- en/of televisie-activiteiten, artiestenovereenkomst
4.1 De Manager verplicht zich jegens de Artiest om de Artiest onverwijld te informeren omtrent iedere aanvraag op het gebied van eventuele artiestenovereenkomst, sponsor-, reclame-, film- en/of televisie-activiteit van X, voor zover de betreffende aanbieding een belang van f 100.000,00 te boven gaat.
4.2 De Manager verplicht zich jegens de Artiest om de Artiest te adviseren en te begeleiden in verband met iedere voorkomende overeenkomst en uitvoering daarvan op het gebied van de eventuele sponsor-, reclame-, film- en/of televisie-activiteiten, artiestenovereenkomst van X.
4.3 De Manager wordt door ondertekening van deze overeenkomst door de Artiest volledig gevolmachtigd om in onderhandeling te treden met derden in verband met eventuele sponsor-, reclame-, film- en/of televisie-activiteiten, artiestenovereenkomst van X, met dien verstande, dat iedere toezegging terzake de voorafgaande toestemming van de Artiest behoeft en iedere voorkomende overeenkomst met derden uitsluitend rechtstreeks door de Artiest wordt aangegaan,
4.4 De Artiest verplicht zich hierbij jegens de Manager om geen overeenkomsten met derden aan te gaan in verband met sponsor-, reclame-, film- en/of televisie-activiteiten, artiestenovereenkomst van X, alvorens hieromtrent overleg te hebben gepleegd met de Manager.
Artikel 12 – Tussentijdse beëindiging
Elke partij bij deze overeenkomst is gerechtigd om deze overeenkomst met onmiddellijke ingang en zonder vergoeding van enige schade gehouden te zijn bij aangetekend schrijven aan de wederpartij te beëindigen:
a. (...)
b. indien de wederpartij in verzuim blijft met de nakoming van enige wezenlijke verplichting uit hoofde van deze overeenkomst na daartoe met inachtneming van een termijn van tenminste twee (2) weken in gebreke te zijn gesteld.
(…)
Artikel 14 – Slotbepalingen
14.7 Alles geschillen die betrekking hebben op de uitvoering van het bepaalde in artikel 2 en 4 van deze overeenkomst, zullen met uitsluiting van de gewone rechter worden beslecht door twee arbiters, waarbij één arbiter wordt aangewezen door de Manager en één arbiter door de Artiest. Indien beide arbiters niet binnen een redelijke termijn tot overeenstemming komen, zullen zij gezamenlijk een derde arbiter aanwijzen die het geschil zal beslechten.
1.3 Op diezelfde dag, 25 april 2000, hebben de ouders van X als haar wettelijke vertegenwoordigers ook met Sony een zogenoemde artiestenovereenkomst gesloten.
1.4 Bij brief van 24 januari 2003 heeft mr. Plattel namens X aan Schreijenberg geschreven dat zij van mening is dat Schreijenberg in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de managementovereenkomst tekort is geschoten en daarom voornemens is die overeenkomst eenzijdig te ontbinden wanneer niet wordt ingestemd met een tussentijdse beëindiging met wederzijds goedvinden.
1.5 Daarop heeft Schreijenberg per e-mail op 28 januari 2003 gereageerd en aangegeven niet akkoord te gaan met beëindiging van de overeenkomst.
1.6 Bij brief van 6 februari 2003 heeft mr. Plattel namens X aan Schreijenberg geschreven dat de ontbinding ingaat “vanaf heden”.
Het geschil in het incident en de beoordeling daarvan
2. In de hoofdzaak vordert X primair een verklaring voor recht dat de buitengerechtelijke ontbinding van 6 februari 2003 rechtsgeldig is, subsidiair de ontbinding van de managementovereenkomst en voorts de veroordeling van Schreijenberg tot vergoeding van de schade die X door de wanprestatie van Schreijenberg heeft geleden, een en ander met veroordeling van Schreijenberg in de kosten.
3. Schreijenberg stelt in het incident dat de rechtbank niet bevoegd is te oordelen over deze vordering omdat uit artikel 14.6 van de managementovereenkomst die zij met X heeft gesloten, volgt dat dit geschil moet worden voorgelegd aan arbiters.
4. X heeft daar tegenover gesteld dat het in deze zaak niet gaat om een geschil dat betrekking heeft op de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 2 en 4 van de managementovereenkomst, zodat deze rechtbank bevoegd is van dit geschil kennis te nemen. Volgens X hebben de partijen met het bepaalde in artikel 14.6 van de managementovereenkomst bedoeld dat arbiters moeten worden ingeschakeld wanneer er over de inhoudelijke invulling van de uitvoering van het management problemen ontstaan, terwijl het onderhavige geschil volgens X zijn oorzaak vindt in het feit dat Schreijenberg haar werk niet meer deed. Zij erkent echter ook dat zij bij dagvaarding heeft gesteld dat Schreijenberg heeft gehandeld in strijd met artikel 2 van de in geding zijnde overeenkomst. Hooguit dit gedeelte van het geschil zou volgens X kunnen worden voorgelegd aan arbiters, maar dat is nooit de bedoeling van partijen geweest en daarom moet door deze rechtbank worden berecht, zo begrijpt de rechtbank haar betoog.
5. Tussen de partijen is niet in geschil dat zij het arbitraal beding van artikel 14.6 zijn overeengekomen. Niet gesteld of gebleken is verder dat dit beding ongeldig is in de zin van artikel 1022 lid 1 Rv.
6. Zoals hiervoor is aangegeven, stelt X primair dat de management-overeenkomst door haar al is ontbonden. X heeft die overeenkomst kennelijk met gebruikmaking van het bepaalde in artikel 12.1 onder b buitengerechtelijk ontbonden, daartoe stellende dat Schreijenberg haar werk als haar manager niet meer uitvoerde. De verplichtingen die Schreijenberg in dat verband had, zijn met name vastgelegd in artikel 2 van de managementovereenkomst. Schreijenberg betwist dat zij haar werk niet meer uitvoerde. Alvorens kan worden beoordeeld of de overeenkomst al dan niet terecht is ontbonden dan wel - zoals X subsidiair vordert - ontbonden kan worden, zal eerst beoordeeld moeten worden of Schreijenberg haar werk als manager van X nog naar behoren uitvoerde.
7. Volgens Schreijenberg is de beantwoording van die vraag voorbehouden aan arbiters. X heeft daar tegenover gesteld dat het bepaalde in artikel 14.6 alleen ziet op het geval dat er een geschil is over de wijze waarop de manager uitvoering en invulling geeft aan zijn taken en geen betrekking heeft op het geval de manager zijn taken niet uitvoert. Voor dat verweer biedt de tekst van artikel 14.6 echter geen aanknopingspunten. Met name nu uitdrukkelijk is bepaald dat alles geschillen - waarmee kennelijk zijn bedoeld “alle geschillen” - die betrekking hebben op de uitvoering van het bepaalde in artikel 2 aan arbiters moeten worden voorgelegd, valt niet in te zien waarom onder “de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 2 en 4” ook niet de situatie zou vallen dat de manager geen uitvoering geeft aan haar taken, zoals X stelt. Voor het overige heeft X onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om aan te nemen dat de partijen in april 2000 alleen maar zijn overeengekomen dat deze bepaling uitsluitend ziet op het geval dat artiest en manager van mening verschillen over de wijze waarop de manager inhoudelijk invulling geeft aan haar werk en de keuzes die zij daarbij maakt en niet op het geval de manager niets of onvoldoende doet, zoals Schreijenberg thans wordt verweten.
8. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank geen oordeel zal kunnen geven over de vraag of de overeenkomst terecht is ontbonden dan wel ontbonden kan worden en evenmin over de eventueel daarop volgende vraag of Schreijenberg in verband met een en ander schadeplichtig is geworden jegens X, nu al deze geschilpunten samenhangen met de beoordeling van de vraag of Schreijenberg haar taken als manager naar behoren heeft uitgevoerd. Omdat deze vraag door arbiters moet worden beoordeeld, zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren van de vordering in conventie kennis te nemen.
9. Wat betreft de reconventionele vordering geldt het volgende. Schreijenberg vordert daarin kort gezegd dat X wordt veroordeeld tot schadevergoeding omdat zij de managementovereenkomst onrechtmatig tussentijds heeft ontbonden. In een procedure voor de gewone rechter kan een gedaagde partij een eis in reconventie instellen, zo volgt uit de artikelen 136 e.v. Rv. Wanneer deze partij echter de exceptie van onbevoegdheid opwerpt, stellende dat het geschil niet door de gewone rechter maar door arbiters moet worden berecht, kan een reconventionele vordering alleen voorwaardelijk worden ingesteld, namelijk alleen voor het geval het beroep op onbevoegdheid van de gewone rechter faalt. Nu in deze zaak het beroep op de onbevoegdheid van de gewone rechter slaagt, kan de rechtbank dan ook geen kennis nemen van de reconventionele vordering.
10. Als de in het ongelijk gestelde partij zal X in de kosten worden verwezen. Overeenkomstig de daartoe strekkende vordering van Schreijenberg zal deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
De rechtbank, recht doende,
verklaart zich onbevoegd van dit geschil kennis te nemen,
veroordeelt X in de kosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Schreijenberg begroot op € 205,00 voor vast recht en op € 390,00 voor salaris van de procureur,
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Vaessen en uitgesproken in het openbaar op woensdag 11 juni 2003.