ECLI:NL:RBARN:2003:AN7946

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/061661-02
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in een gijzelingszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 6 november 2003 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in een strafzaak die betrekking had op gijzelingen die plaatsvonden op 29 maart 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld. De rechtbank oordeelde dat het OM geen afstand had genomen van een toezegging die door een politieonderhandelaar was gedaan, waarin werd beloofd dat de actievoerders niet vervolgd zouden worden. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachten in deze zaak met recht en reden konden menen dat er geen justitieel vervolg zou komen, vooral gezien het feit dat het OM gedurende een lange periode geen actie had ondernomen om het onderzoek te starten.

De zaak werd ter terechtzitting onderzocht op 13 februari 2003, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.F. Schouwenaar. De rechtbank heropende het onderzoek na een tussenvonnis op 27 februari 2003, waarin het OM werd gevraagd om duidelijkheid te verschaffen over de communicatie met het operationeel commando en de toezeggingen die waren gedaan. De rechtbank stelde vast dat het OM op de hoogte was van de toezeggingen en dat er geen duidelijke afstandname van deze toezeggingen was geweest.

De rechtbank concludeerde dat de lange periode van inactiviteit van het OM, in combinatie met de toezeggingen die aan de actievoerders waren gedaan, leidde tot de beslissing om het OM niet-ontvankelijk te verklaren. Dit was een belangrijke uitspraak, gezien de ernst van de beschuldigingen en de impact op de slachtoffers en betrokkenen bij de ruimingen van vee in die periode. De rechtbank benadrukte dat de uitkomst van deze zaak bijzonder onbevredigend zou zijn voor de slachtoffers, aangezien er geen inhoudelijk oordeel over de feiten zou komen.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector Strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/061661-02
Datum zitting : 6 november 2003
Datum uitspraak : 6 november 2003
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
In de zaak van:
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 maart 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of
verdachtes mededader(s) opzettelijk de personenauto waarin voornoemde
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zaten en/of gezeten hadden (met een of
meerdere voertuigen en/of met een ladder en/of met een of meerdere andere
voorwerpen) heeft/hebben geblokkeerd en/of die personenauto en/of die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben omsingeld en/of die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] naar een nabij gelegen kruising
(Laageinderweg/Westerhuisweg/Dwarsgraafweg) heeft/hebben gevoerd en/of aldaar
heeft/hebben vastgehouden en/of heeft/hebben verboden te vertrekken;
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes
mededader(s) opzettelijk de personenauto waarin voornoemde perso(o)nen zaten
(met meerdere voertuigen) heeft/hebben geblokkeerd en/of (vervolgens) die
[slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] uit die personenauto heeft/hebben getrokken,
althans gehaald en/of (vervolgens) die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] in (een)
ander(e) voertuig(en) heeft/hebben geplaatst en/of vervoerd naar een kruising
(Laageinderweg/Westerhuisweg/Dwarsgraafweg) en/of (aldaar) heeft/hebben
vastgehouden en/of heeft/hebben verboden te vertrekken;
3.
hij op of omstreeks 29 maart 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen en/of met
verenigde krachten, toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (allen werkzaam als ambtenaar bij de
Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees) een ambtsverrichting (te weten
het uitreiken van brieven met betrekking tot de ruiming van vee in verband met
het MKZ-virus) wilden uitvoeren, door geweld en/of bedreiging met geweld,
bestaande uit het blokkeren en/of omsingelen van de personenauto's en/of van
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of het afpakken en/of in
brand steken van de uit te reiken brieven en/of het in de richting van die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], althans in de hand, houden van
ijzeren staven, althans op ijzeren staven gelijkende voorwerpen en/of het met
een vlam richten op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (daarbij) de
woorden: "We zullen jullie in de brand steken" en/of "Naar de hel met jullie"
en/of "Ik sla je verrot", althans woorden van gelijke aard of strekking, te
uiten, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben
gedwongen genoemde rechtmatige ambtsverrichting(en) na te laten;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 182 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 maart 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, J.R.
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft//hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) opzettelijk dreigend de personenauto's van en/of die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] geblokkeerd en/of omsingeld en/of de uit te
reiken brieven afgepakt en/of in brand gestoken en/of ijzeren staven, althans
op ijzeren staven gelijkende voorwerpen in de richting van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], althans in de hand, gehouden en/of een vlam
gericht op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (daarbij) de woorden: "We
zullen jullie in de brand steken" en/of "Naar de hel met jullie", althans
woorden van gelijke aard of strekking, geuit;
4.
hij op of omstreeks 29 maart 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, met
een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Westerhuisweg, in elk geval
op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een personenauto en/of een of meerdere voorwerpen uit die personenauto, welk
geweld bestond uit het richten van een vlam (afkomstig uit een lasapparaat,
althans een op een lasapparaat gelijkend voorwerp) op die personenauto en/of
op die overige voorwerpen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 februari 2003 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 27 februari 2003 naar aanleiding van een ontvankelijkheidsverweer besloten om het onderzoek te heropenen. Op 6 november 2003 is de zaak opnieuw ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is daarbij verschenen. Verdachte heeft aangegeven geen contact meer te hebben met zijn voormalige raadsman.
De officier van justitie heeft op 6 november 2003 gemotiveerd uiteengezet waarom zij in haar vordering ontvangen zou moeten worden en aangegeven dat zij haar op 13 februari 2003 uitgesproken eis handhaaft.
2a. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
In het tussenvonnis d.d. 27 februari 2003 heeft de rechtbank besloten dat het Openbaar Ministerie (OM) helderheid diende te verschaffen omtrent de navolgende punten:
- Is er contact geweest tussen het OM en het operationeel commando in de nacht van 29 op 30 maart 2001 en, zo ja met wie van het OM en wat heeft dit contact ingehouden?
- Heeft het OM weet gehad van de toezegging die [politieonderhandelaar] deed of is het beeld daarvan pas ontstaan door het onderzoek dat tot het proces-verbaal leidde?
- Wat is er de oorzaak van geweest dat het politieonderzoek naar de gebeurtenissen van de nacht van 29 op 30 maart 2001 meer dan een jaar op zich liet wachten?
Het OM heeft dat, zoals de rechtbank zich dat voorstelde, bij brief d.d. 7 mei 2003 gedaan. Verder zijn door de rechter-commissaris nog getuigen gehoord omtrent dit punt.
Op basis van dat aldus verkregen en aan het dossier toegevoegde materiaal en op basis van hetgeen de officier van justitie daaromtrent nog nader heeft opgemerkt komt de rechtbank tot het oordeel dat het OM - alsnog - niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dat gebeurt op grond van de navolgende argumenten:
a. het staat, zoals in het tussenvonnis van 27 februari 2003 reeds overwogen werd, vast dat aan de actievoerders door de eerste politieonderhandelaar [politieonderhandelaar] is toegezegd dat de actievoerders niet voor gijzeling zouden worden vervolgd;
b. dat betrof een toezegging die niet van het OM afkomstig was en die zelfs in weerwil van de door het OM in de nacht van 29 op 30 maart 2001 gemaakte beleidskeuzes in, gedaan is. Deze toezegging is gedaan door een politie-onderhandelaar, die doorlopend in contact stond met het OM;
c. het OM is diezelfde nacht nog bekend geraakt met het feit dat die naar minstgenomen aannemelijk is door de uitlatingen van de burgemeester later die nacht nog versterkte toezegging aan de actievoerders gedaan was;
d. enige actie van het OM waaruit ondubbelzinnig zou hebben kunnen blijken dat het OM afstand nam van die toezegging, bleef uit, terwijl
e. het politieonderzoek op basis van de aangifte bijna vijftien maanden op zich liet wachten, terwijl het OM bijna één jaar lang geen actie heeft ondernomen om het onderzoek in gang te zetten.
f. In deze constellatie van de feiten kunnen de verdachten in deze zaak met recht en reden zijn gaan menen dat de gijzelingszaak geen justitieel vervolg meer zou krijgen, eens te meer waar andere zaken die speelden rond de ruimingen van vee in dezelfde omgeving en in dezelfde periode als waarin de gijzelingen plaatsvonden de rechter, deze rechtbank, intussen reeds passeerden of gepasseerd waren. De verwachting dat die zaak geen justitieel vervolg meer zou krijgen is door het hiervoor beschreven toedoen van het OM ontstaan.
De rechtbank heeft bij dit geheel nadrukkelijk betrokken dat het bij de tegen verdachte gerezen verdenking ter zake van diens betrokkenheid bij de gijzelingen gaat om een hoogst ernstig feit en dat de uitkomst van deze zaak, als gevolg waarvan een inhoudelijk oordeel daarover achterwege zal blijven, voor in het bijzonder de slachtoffers en alle andere bij de ruimingen van destijds betrokken personen bijzonder onbevredigend zal zijn.
3. De beslissing
De rechtbank, beslissende:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mrs. B.P.J.A.M. van der Pol, vice-president als voorzitter,
G. Noordraven en W.A. Holland, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 november 2003.