ECLI:NL:RBARN:2003:AN9188

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98231 / FA RK 03-10690
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging testamentaire last in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 oktober 2003 uitspraak gedaan in een procedure tot wijziging van een testamentaire last. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Steunfonds christelijke basisschool S. en de Stichting Steunfonds christelijke basisschool de S., beide gevestigd te Hoevelaken, om de testamentaire last die aan een perceel grond met opstallen was verbonden, te wijzigen. De rechtbank overweegt dat de erfgenamen van de erflater, H.A.C.J.A. S., geen belanghebbenden zijn in de zin van Boek 1 Rv. bij de wijziging van de testamentaire last. Dit is gebaseerd op de overweging dat de erfgenamen geen direct belang hebben bij de wijziging, aangezien hun belangen voldoende gewaarborgd zijn door hun recht om een vervallenverklaring te vorderen. De rechtbank stelt vast dat de wijziging van de testamentaire last niet in strijd is met de bedoeling van de erflater en dat de wijziging terugwerkende kracht kan krijgen tot de datum van levering van de ambtswoning aan de verzoekers. De rechtbank wijst het verzoek tot wijziging van de testamentaire last toe, met inachtneming van een territoriale beperking tot de gemeente waarin Hoevelaken gelegen is. De beslissing houdt rekening met de gewijzigde omstandigheden in het onderwijs en de noodzaak om de bestemming van de gelegateerde eigendommen te waarborgen. De rechtbank concludeert dat de wijziging van de testamentaire last recht doet aan de bedoeling van de erflater en de belangen van de verzoekers.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector familierecht
zaak/rekestnummer: 98231 / FA RK 03-10690
datum uitspraak: 29 oktober 2003
Beschikking
naar aanleiding van het verzoekschrift van
1. de stichting Stichting Steunfonds christelijke basisschool S., en
2. de stichting Stichting Steunfonds christelijke basisschool de S.,
beide gevestigd te Hoevelaken,
procureur: mr. P.C. Plochg,
advocaat: mr. E. Nijdam.
De procedure
Het verzoekschrift (met bijlagen) is ingekomen op 28 april 2003. Bij brieven, ingekomen op 28 april 2003 respectievelijk 15 mei 2003, hebben de ver-zoekers nadere informatie overgelegd. Ter terechtzitting van 17 september 2003 zijn ver-schenen de officier van justitie, de heer J.A.L. van W. namens verzoeker sub 1, de heer H. R. namens verzoeker sub 2, alsmede de advocaat van de verzoekers.
De feiten
1. Op 24 augustus 1914 is overleden H.A.C.J.A. S..
2. Krachtens haar testament is aan de Vereniging tot Instandhouding van het Christelijk Onder-wijs te Hoevelaken - hierna: de Vereniging - een perceel grond met opstallen gelegateerd onder de last dat de voor-schreven gelegateerde eigendommen nimmer een andere dan voorschreven bestemming mogen erlangen; ze moeten namelijk altijd dienst-baar blijven aan- en bevorderen het Lager Onderwijs met den Bijbel in deze gemeente.
3. Haar enige erfgename was M.J. van N.-S. Zij is op 9 augustus 1922 overleden.
4. De Vereniging is krachtens de akte van afgifte van legaat van 15 maart 1916 eigenaar geworden van het onroerend goed.
5. Door de Vereniging is krachtens akte van levering van 4 juni 1999 een deel van de onroerende zaken - de voormalige directeurs-woning met ondergrond, erf, tuin en verder toebehoren aan de Oosterdorpsstraat 18 te Hoevelaken - om niet geleverd aan de verzoekers.
Het verzoek
6. Verzocht wordt om wijziging van de testamentaire last aldus dat deze komt te luiden: dat de voorgeschreven gelegateerde eigendommen, althans de daaruit voort-komende herbeleggingen bij verkoop, nimmer een andere dan de voorgeschreven bestemming mogen verkrijgen; zij moeten altijd dienstbaar blijven aan en bevorderen het Lager Onderwijs met den Bijbel, zulks met verlening van terug-werkende kracht.
7. De verzoekers voeren daartoe aan dat vanwege de regionalisering van het onder-wijs en het identiteitsverschil tussen de twee van de Vereniging uitgaande scholen, beide scholen zijn opgegaan in rechtspersonen, die zich uitsluitend richten op het protestants-christelijk onderwijs, en dat het bezit van de Vere-niging over de twee scholen verdeeld dient te worden. Om de splitsing rond te krijgen, wensen zij een deel van het gelegateerde onroerend goed, te weten de direc-teurs-woning, te verkopen en de netto-opbrengst van die verkoop te beleggen. Gelet op de statutaire doel-omschrijving van de stichtingen zal op de beleggingen niet worden ingeteerd en zal de opbrengst van de beleggingen uitsluitend ten goede komen aan het protestants-christelijk basisonderwijs. De verzoekers voeren verder aan dat het niet gebruikelijk meer is een directeur van de school te verplichten van een ambtswoning gebruik te maken en dat bij behoud van de directeurswoning te grote investeringen nodig zouden zijn om de woning aan de eisen van deze tijd aan te passen.
8. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek, met toevoeging van een territoriale beperking tot het onderwijs in Hoevelaken.
De beoordeling van het verzoek
9. Het verzoek is gebaseerd op art. 4:134 lid 1 letter a BW. Op grond daarvan kan de rechter op verzoek van degene op wie een testamentaire last rust, de last wijzigen op grond van na het overlijden van de erflater ingetreden omstandig-heden welke van dien aard zijn dat de ongewijzigde instand-houding van de last uit het oog-punt van de daarbij betrokken persoonlijke en maatschappe-lijke belangen ongerecht-vaardigd zou zijn. Lid 2 van het artikel verplicht de rechter daarbij zoveel mogelijk de bedoeling van de erflater in acht te nemen.
10. De testamentaire last en de omstandigheden op grond waarvan thans een wijziging van die last worden gevraagd, dateren van voor de inwerking-treding van het nieuwe erfrecht op 1 januari 2003. Op grond van art. 68a Overgangs-wet Nieuw BW geldt evenwel ook voor art, 4:134 BW het beginsel van onmiddellijke werking. De bepaling kan derhalve onverkort worden toegepast.
11. Vervolgens behoeft beoordeling de vraag of de erfgenamen van Van N., erfgename van S., in deze procedure moeten worden aangemerkt als belang-hebbenden in de zin van titel 3 van boek 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
12. In de wet zelf is niet aangegeven wie als belang-hebbende in de zin van boek 1 titel 3 Rv. moet worden beschouwd. Dit moet voor ieder type verzoek-schrift-procedure worden afgeleid uit de aard van de procedure en de daarmee verband houdende wets-bepalingen (HR 25 oktober 1991, NJ 1992, 149). Daarbij speelt een rol in hoeverre die persoon door de uitkomst van de desbetreffende procedure zodanig in een eigen belang kan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken is (geweest) bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen (HR 6 juni 2003, NJ 2003, 486).
13. Bij de beantwoording van de vraag of een erfgenaam (die zelf niet onder een last verkregen heeft) in een procedure tot wijziging van een testamentaire last een belanghebbende is in de zin van boek titel 3 Rv., acht de recht-bank onder meer van belang dat er bij het nieuwe erf-recht uitdrukkelijk voor gekozen is aan een testa-mentaire last geen vorde-rings--recht te verbinden, zo volgt ook uit art. 4:130 lid 1 BW. Een legataris op wie een last rust, verkrijgt zijn recht onder de ont-bindende voor-waarde dat dit recht wegens niet-uitvoering van de last wordt vervallen ver-klaard door de rechter (art. 4:131 lid 1 BW). Een zodanige vervallenverklaring kan worden uitge-sproken op verzoek van elke onmid-dellijk bij de vervallen-verklaring belang-hebbende (art. 4:131 lid 2 BW). Dat zijn in casu de erfgenamen van Van N., als rechtsopvolgers onder algemene titel, aangezien door vervallen-ver-klaring het gelega-teerde goed aan hen zou terug-vallen (zij het dat dan ingevolge art. 4:132 BW de testamentaire verplichting op hen zou komen te rusten).
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat bij een verzoek tot vervallen-verklaring van de last de rechter de beslissing kan uitstellen om de met de last belaste persoon gelegen-heid te geven een verzoek in te dienen tot herzie-ning van de last wegens gewijzigde omstandig-heden. Voorts kan de rechter het verzoek afwijzen, bijvoorbeeld als een verzuim kan worden hersteld of niet aan de belaste persoon kan worden toegerekend (Parl. Gesch., Vaststellingswet Boek 4, p. 736). Hieruit leidt de rechtbank af dat voor het ant-woord op de vraag wie belang-heb-bende is, de procedure tot wijzi-ging van de last en de procedure tot ver-vallen-verklaring niet gelijk te stellen zijn. Bij een verval-len-verklaring zijn de erfgenamen zonder meer 'onmid-dellijk belang-hebben-den' en daardoor ook belanghebbende in de zin van boek 1 titel 3 Rv., bij een wijziging van de last daarente-gen heb-ben de erfge-namen hoogstens een indirect belang, te weten, naast eventuele emotio-nele belangen, dat indien de vervallen-verklaring ooit zou worden uitgesproken, de last op hen komt te rusten. Met het oog hierop acht de rechtbank echter van belang het bepaalde in art. 4:134 lid 1 letter c BW, op grond waarvan de erf-genamen indien de last ingevolge art. 4:132 BW op hen zou komen te rusten, de rechter alsdan kunnen verzoeken de last (wederom) te wijzigen. Dat is in deze procedu-re niet aan de orde. De erf-genamen onder-vinden thans hiervan dan ook geen specifiek en concreet nadeel. Zij kunnen door de uitkomst van deze proce-dure niet zodanig in een eigen belang worden getroffen dat zij ter bescherming van dat belang in deze procedure behoren te mogen opkomen: hun ‘indirecte’ belangen worden voldoende gewaar-borgd door hun recht om daar waar nodig eventueel vervallen-verkla-ring te vorderen dan wel in het geval van art. 4:132 lid 1 letter c BW wijziging van de last te verzoe-ken.
Voorts is van een nauwe betrokkenheid van de erfgenamen bij de wijziging van de testamentaire last geen sprake.
Tot slot acht de rechtbank van belang dat blijkens art. 4:134 lid 2 BW rekening moet worden gehouden met de bedoeling van de erflater. Het belang van de erfgena-men is hier niet genoemd.
14. Uit het voorgaande moet worden afgeleid dat de erfgenamen in deze procedure geen belanghebbenden in de zin van titel 3 van boek 1 Rv. zijn. Hun oproeping is dan ook niet aan de orde. De rechtbank zal derhalve over-gaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
15. De door de verzoekers genoemde omstandigheden zijn ingetreden na de dood van de erflater. Zij zijn naar het oordeel van de rechtbank bovendien van dien aard dat een ongewijzigde instandhouding van de last uit een oog-punt van de daarbij betrokken belangen ongerechtvaardigd zou zijn. De last komt dan ook voor wijziging in aanmerking.
16. Met de wijziging zoals voorgesteld zal niet worden ingeteerd op het vermogen dat de verkoop van de ambts-woning oplevert. Voorts is gewaar-borgd dat de opbrengsten van dat vermogen alleen ten goede komen aan het protestants-christelijk onderwijs. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank de bedoeling van de erflater in acht genomen. Het verzoek bevat evenwel geen enkele territoriale beperking, terwijl de erflater in de last een beperking heeft gemaakt tot het onderwijs in de gemeente Hoevelaken. De rechtbank acht de opname van zo’n beperking aansluiten bij de bedoeling van de erflater en ziet geen reden om in dit opzicht daarvan af te wijken. De verzoekers hebben ter zitting aangegeven geen bezwaar tegen de opname van een zodanige beperking te hebben.
Aangezien Hoevelaken geen gemeente meer is, zal de rechtbank in de last opnemen een beperking tot de gemeente waarin Hoevelaken gelegen is. Met deze beperking zal de bedoeling van de erflater zoveel mogelijk in acht zijn genomen.
17. Op grond van art. 4:134 lid 3 BW j° art. 6.258 lid 1 tweede zin BW kan terug-werkende kracht aan de wijziging worden verleend. Dit kan ook tot een datum vóór de inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht. Gezien de al in gang gezette splitsing van het gelegateerde onroerend goed zal de rechtbank terugwerkende kracht verlenen tot de datum van levering van de ambts-woning aan de verzoekers.
De beslissing
De rechtbank
wijzigt de testamentaire last in het legaat van H.A.C.J.A. S., aan de Vereniging tot Instandhouding van het Christelijk Onder-wijs te Hoevelaken aldus dat deze komt te luiden:
dat de voorschreven gelegateerde eigendommen, althans de daaruit voort-komende herbeleggingen bij verkoop, nimmer een andere dan de voorschreven bestemming mogen verkrijgen; zij moeten altijd dienstbaar blijven aan en bevorderen het Lager Onderwijs met den Bijbel binnen de gemeente waarin Hoevelaken gelegen is,
bepaalt dat deze wijziging terugwerkende kracht heeft tot en met 4 juni 1999,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking ?is gegeven door mrs. F.J.F. Gerard, S.W. van Osch-Leysma en B.M.E.M. Schols, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2003.
de griffier de rechter
Coll.: