Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 105533 / KG ZA 03-704
Datum vonnis: 24 november 2003
1. X,
en
2. Y,
beiden wonende te Z,
eisers bij dagvaarding van 28 oktober 2003,
procureur en advocaat aanvankelijk mr. G.W.J.M. van Mierlo te Nijmegen,
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat en procureur mr. P. Smits te Nijmegen.
Partijen worden verder X c.s., voor zover nodig separaat X en Y, en de ING genoemd.
Het verloop van de procedure
X c.s. hebben de ING ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. De advocaat van X c.s. en de advocaat van de ING hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities en hebben producties in het geding gebracht. De ING heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
Aan het eind van de mondelinge behandeling is de zaak pro forma aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen tot een minnelijke afwikkeling van het geschil te komen. Bij brief van 6 november 2003 heeft de advocaat van X c.s. de rechtbank en de ING bericht per die datum de belangen van X c.s. niet langer meer te behartigen. Tot op heden heeft zich voor X c.s. geen nieuwe procureur gesteld. Bij faxbericht van 10 november 2003 heeft vervolgens de advocaat van de ING aan de rechtbank en aan X c.s. rechtstreeks medegedeeld dat geen minnelijke regeling tussen de partijen tot stand is gekomen en heeft vonnis gevraagd. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
Op grond van de stellingen van partijen en de inhoud van de producties - alles voor zover niet dan wel onvoldoende weersproken - staat voorshands het volgende vast.
1.1 Op 19 maart 2003 hebben X c.s. via bemiddeling van de assurantietussenpersoon Karo Advies te Nijmegen een hypotheekaanvraag ingediend bij de ING voor een Beleggershypotheek voor een bedrag van € 300.000,-. X heeft in een bijlage bij de aanvraag verklaard alle schulden in het kader van zijn schuldsanering te hebben betaald en heeft verder, voor zover relevant, verklaard:
“Langs deze weg wil ik u een beknopte uitleg geven over het ontstaan van mijn B.K.R. verleden. In 1996-1997 heb ik een bedrijf gehad waardoor een aantal schuldeisers zijn ontstaan.
Met het ontstaan van mijn schulden heeft mijn toenmalige vrouw mij verlaten.
(…)”
1.2 Op 23 april 2003 is door de ING een hypotheekofferte - met een aantal voorbehouden - uitgebracht welke offerte op 5 mei 2003 door X c.s. voor accoord ondertekend is geretourneerd. Om aan de voorbehouden te voldoen dienden zo snel mogelijk doch uiterlijk één maand voor de passeerdatum de specifiek in de offerte aangegeven bescheiden in het bezit te zijn van de ING. Het ging daarbij om de gebruikelijke gegevens omtrent het inkomen, de koopovereenkomst, taxatierapport van de woning e.d. maar ook om eventuele aanwezige echtscheidingsdocumenten.
1.3 X c.s. hebben op 24 april 2003 de woning ca gelegen te Z aan de X-weg tegen een koopsom van € 263.250,- gekocht met als leveringsdatum 1 oktober 2003. Op 21 mei 2003 heeft de ING ten behoeve van de verkopers een bankgarantie gesteld voor 10% van de koopsom.
1.4 Op 1 oktober 2003 heeft het transport van de woning niet plaatsgevonden omdat de ING het echtscheidingsvonnis en
-convenant niet had ontvangen van X c.s.. Omdat de benodigde gegevens niet compleet waren, kon de ING de hypotheekstukken niet naar de notaris zenden. X heeft op 2 oktober 2003 schriftelijk aan de ING verklaard nimmer gehuwd te zijn geweest en abusievelijk daarvan melding te hebben gemaakt in de bijlage bij hun hypotheekaanvraag. Na deze verklaring is de ING overgegaan tot verificatie van de door X c.s. aangeleverde bescheiden.
1.5 Bij brief van 8 oktober 2003 heeft de ING aan Karo Advies, voor zover relevant, het volgende laten weten:
“Naar aanleiding van uw verzoek een hypothecaire geldlening te verstrekken aan bovengenoemde aanvragers, delen wij u mede aan dit verzoek niet te kunnen voldoen. Dit op basis van de volgende gegevens:
- Het tijdelijk dienstverband van mevrouw wordt volgens telefonische opgave van de werkgever, niet verlengd. Het inkomen vervalt na december 2003. Hierdoor ontstaat een tekort op de woonquote.
- De werkgeversverklaring ( van X; rechtbank) is voor ons niet afdoende verifieerbaar.”
1.6 X c.s. zijn op 10 oktober 2003 schriftelijk door (de makelaar van)de verkopers van de woning in gebreke gesteld en nog 8 dagen in de gelegenheid gesteld aan hun verplichtingen voortvloeiend uit de koopovereenkomst te voldoen. Bij brief van 22 oktober 2003 hebben de verkopers van de woning, na het ongebruikt verstrijken van de gegeven termijn, de koopovereenkomst met X c.s. terstond buitengerechtelijk ontbonden en de bankgarantie opgeëist. De verkopers hebben zich wel bereid verklaard, afhankelijk van de uitslag van het onderhavige geding, de woning alsnog aan X c.s. te willen verkopen.
1.7 Bij brief van 24 oktober 2003 hebben X c.s. de ING gesommeerd haar verplichtingen uit hoofde van de hypothecaire geldlening onverkort na te komen. De ING heeft niet aan de sommatie voldaan.
2.1 X c.s. vorderen, samengevat weergegeven, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de ING te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis haar verplichtingen uit hoofde van de met X c.s. gesloten overeenkomst van geldlening zoals vastgelegd in de hypotheekofferte van 23 april 2003 na te komen, op straffe van een dwangsom.
2.2. X stelt ter onderbouwing hiervan dat de ING toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen de partijen gesloten hypotheekovereenkomst, waardoor X c.s. schade lijden. De hypotheekovereenkomst is definitief tot stand gekomen nadat door X aan alle in de hypotheekofferte gestelde voorbehouden is tegemoet gekomen door toezending van de benodigde bescheiden. Niets staat aan nakoming van de overeenkomst door de ING in de weg.
3. De ING heeft als verweer gevoerd dat tussen haar en X c.s. slechts een voorwaardelijke overeenkomst van hypothecaire geldlening is gesloten, te weten onder de (opschortende) voorwaarde dat de door/namens X c.s. - tijdig- aan te leveren gegevens naar genoegen van de ING zouden zijn. X c.s. zijn met de aanlevering van de gegevens in gebreke gebleven. Pas vanaf 6 oktober 2003 - de dag van ontvangst van de laatste, nog noodzakelijke verklaring van X van 2 oktober 2003 dat hij nimmer gehuwd was geweest - kon tot verificatie van de benodigde informatie van X c.s. worden overgegaan. Uit de verificatie is de ING gebleken dat er sprake was van een aantal zodanige ernstige obstakels respectievelijk onvolkomenheden ten aanzien van de beide werkgeversverklaringen van X c.s. dat hypotheekverstrekking door de ING niet verantwoord is geacht. Door X is dan ook niet voldaan aan de opschortende voorwaarden voor verstrekking van de hypothecaire geldlening, zodat nimmer een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
De beoordeling van het geschil
4. De spoedeisendheid vloeit voort uit de stellingen van X c.s.
5. Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding op 3 november 2003 is in verband met gerezen twijfels aan X c.s. verzocht om uiterlijk dinsdag 11 november 2003 aan de voorzieningenrechter en aan de ING te hebben toegezonden:
a) kopieën van giro-afschriften vanaf mei 2003 tot 3 november 2003 waaruit ontvangst van het salaris door X blijkt over die periode, en
b) een verklaring van de werkgever van X, de heer K, met uitleg waarom in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel staat vermeld dat zijn onderneming Precall Gelderland op 5 augustus 2003 is opgeheven, en
c) overige bewijsstukken waarmee het bestaan van Precall Gelderland wordt aangetoond.
Aan de ING is verzocht om op gelijke wijze een kopie toe te zenden van haar begeleidende brief bij de door haar uitgebrachte offerte van 23 april 2003 via Karo Advies aan X. Inhoudelijke reacties op elkaars stukken dienden uiterlijk vrijdag 14 november 2003 door de voorzieningenrechter te zijn ontvangen.
6. Van X c.s. heeft de voorzieningenrechter de verzochte stukken niet ontvangen, noch hebben X c.s. gereageerd op de brief van de ING van 11 november 2003. De ING heeft in genoemde brief aangegeven dat de begeleidende brief bij de offerte niet meer in het dossier van Karo Advies zit maar is vernietigd om ruimte in het dossier te besparen. Om die reden kan de ING niet voldoen aan toezending ervan. Nu de inhoud van deze brief niet is weersproken, is voldoende aannemelijk geworden dat de begeleidingsbrief wel bij de offerte aan Karo Advies is toegezonden, zodat hiervan verder zal worden uitgegaan.
7. Door ondertekening door X c.s. van de hypotheekofferte van 23 april 2003 is door X c.s. met de ING een overeenkomst van geldlening onder een aantal (gebruikelijke) voorbehouden gesloten. Om aan die voorbehouden te voldoen dienden uiterlijk één maand voor de transportdatum van 1 oktober 2003 bepaalde stukken - zie rechtsoverweging 1.2 - in het bezit van de ING zijn. X c.s. hebben hier niet tijdig aan voldaan. Immers, pas ná 1 oktober 2003 hebben zij middels een verklaring de door hen zelf veroorzaakte vergissing rechtgezet dat X gehuwd zou zijn geweest. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is echter het ontbreken van een dergelijk stuk niet van dien aard dat daarop het verlenen van een hypotheek zou mogen afketsen; dit zou anders zijn geweest bij het ontbreken van stukken ten aanzien van de essentiële inkomensgegevens. Door het stellen van de bankgarantie bij de verkopers van de woning is bovendien bij X c.s. door de ING het vertrouwen gewekt dat het wel goed zat met de hypotheekverstrekking. X c.s. hadden geen reden om hieraan te twijfelen. Voorshands is dan ook aannemelijk dat tussen partijen een definitieve overeenkomst tot geldleen tot stand is gekomen nu aan alle relevante voorbehouden is voldaan door X c.s. en is de ING in beginsel verplicht tot nakoming van de daaruit voor haar voortvloeiende verplichtingen. Desondanks is de vordering van X c.s. niet toewijsbaar en wel op grond van het navolgende.
8. Tijdens de behandeling ter zitting is bij de voorzieningenrechter ernstige twijfel gerezen over de juistheid van de werkgeversverklaring van X, opgesteld door zijn werkgever de heer K namens Precall Gelderland. Niet alleen de uitschrijving uit het Handelsregister van Precall Gelderland met ingang van 5 augustus 2003 heeft tot die twijfel aanleiding gegeven, maar ook het feit dat X met ingang van 1 mei 2003 bij Precall Gelderland in dienst is getreden, terwijl Precall Gelderland pas op 16 mei 2003 - volgens het Handelsregister - is gestart. X heeft hiervoor geen sluitende verklaring kunnen geven. X c.s. hebben verder geen gebruik gemaakt van de hen geboden mogelijkheid om aan de hand van bewijsstukken de gerezen twijfels weg te nemen. Daarbij komt nog dat inmiddels vast staat dat Y, in weerwil van de op 24 maart 2003 door haar werkgever afgelegde intentieverklaring, vanaf 8 december 2003 geen verlenging van haar arbeidscontract krijgt, waardoor haar inkomensbestanddeel ten behoeve van de hypotheek naar verwachting zal komen te vervallen. Of zij daarna nog aanspraak kan maken op één jaar WW-uitkering doet daar niets aan af. Bovendien is het vanwege haar ziekte op dit moment nog niet zeker hoe snel zij weer deel kan gaan uitmaken van de arbeidsmarkt, waardoor zij weer inkomen zal genereren. X c.s. hebben onvoldoende de juistheid van de door hun aan de ING gezonden loonstroken aangetoond. Gelet op al deze omstandigheden is het naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om van de ING te verlangen dat zij de tussen partijen gesloten overeenkomst tot het verstrekken van een hypothecaire geldlening aan X c.s. nakomt. De vorderingen van X c.s. zullen dan ook worden afgewezen.
9. X c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
1. wijst af de gevraagde voorzieningen;
2. veroordeelt X c.s. in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de ING bepaald op € 703,- salaris procureur en € 205,- voor verschotten;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.M. Goldhoorn in het openbaar uitgesproken op 24 november 2003.
de griffier de voorzieningenrechter