Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 104818 / KG ZA 03-658
Datum vonnis: 29 december 2003
X,
wonende te Z,
eiser bij dagvaarding van 20 oktober 2003,
procureur mr. J.M.J. Huver,
advocaat mr. M. Stokdijk te Arnhem,
Y,
wonende te Z,
gedaagde,
procureur mr. C.G.Th. van Ouwerkerk.
Het verloop van de procedure
De eiser -hierna te noemen: X- heeft de gedaagde -hierna te noemen: Y- ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd zoals is weergegeven in de dagvaarding. De raadslieden van de partijen hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Zijdens X zijn producties in het geding gebracht. Ter zitting is afgesproken om de verdere behandeling van de zaak aan te houden om de partijen in de gelegenheid te stellen hun geschil in onderling overleg te beslechten. De partijen zijn daar uiteindelijk niet in geslaagd. Bij brief van 16 december 2003 van de raadsvrouw van X, en bij brief van 18 december 2003 van de raadsman van Y wordt daarom -ten slotte- om vonnis gevraagd.
1. X is eigenaar van het perceel met woning en verdere opstallen plaatselijk bekend G te Z -hierna te noemen: G - kadastraal bekend als gemeente Z sectie I nummer 60. Perceel G ligt, gezien vanaf de openbare weg G, achter het hierna te noemen perceel van Y en grenst niet aan enige openbare weg. Y is eigenaar van het naburige perceel met woning en verdere opstallen plaatselijk bekend W te Z, -hierna te noemen: W- dat kadastraal bekend is als gemeente Z sectie I nummer 1031 of 61.
2. Ten laste van het perceel W en ten behoeve van het perceel G is bij ruilverkavelingakte van 15 december 1966 een erfdienstbaarheid gevestigd om over de weg die is gelegen op het perceel W te komen van en te gaan naar de openbare weg (G). In de ruilverkavelingakte is W aangeduid met nummer 04152 en W met nummer 04150.
3. Over de erfdienstbaarheden van uitweg die bij de ruilverkavelingakte zijn gevestigd staat in de ruilverkavelingakte vermeld:
“Voorts verklaarden comparanten dat (…) de na te noemen erfdienstbaarheden (…) zijn komen vast te staan en wel ten behoeve van de hierna in de eerste kolom vermelde kavels en ten laste van de hierna in de tweede kolom vermelde kavels. De aard van het zakelijk recht is aangegeven achter de hierna onder a, b, en c genoemde bijzonderheden, te weten
a) De aanduiding “oud” in de kolom “bijzonderheden” betekent dat de erfdienstbaarheid wordt gevestigd zoals de thans bestaande terreinstoestand dit aangeeft.
b) Voor zover de aanduiding “oud” ontbreekt en voor zover niet anders is vermeld wordt de betreffende erfdienstbaarheid gevestigd om langs de kortste weg te kunnen komen van en te gaan naar de openbare weg.
c) Voor zover niet anders is vermeld worden de erfdienstbaarheden van
uitweg gevestigd op een strook ter breedte van vier meter waarbij
de eventueel aanwezige halve sloot niet is inbegrepen (…)
In de gemeente Z:
04152 ____04150_____oud_____”
4. Gezien vanaf de openbare weg (G) staat aan het begin van de hiervóór onder 2 bedoelde weg op het perceel W -hierna te noemen: de weg- waarover ten behoeve van het perceel G bij de ruilverkavelingakte een erfdienstbaarheid van uitweg is gevestigd, over de breedte van de weg een afsluitbaar toegangshek -hierna te noemen: hek 1- met een bedieningspaal. De doorgang van de weg is, als gevolg van hek 1 en de bedieningspaal, ter hoogte van hek 1 en de bedieningspaal 3,35 meter breed. Verder naar achteren, in de richting van het perceel G staat op de onder 2 bedoelde weg, in de lengterichting ervan, ook een hek. Als gevolg van dat hek -hierna te noemen: hek 2- is de doorgang op de weg ter hoogte van hek 2 op het meest smalle punt 2,85 meter breed. Aan het einde van de onder 2 bedoelde weg, op de erfgrens van de percelen W en G staat over de breedte van de weg een afsluitbaar toegangshek -hierna te noemen: hek 3- met een doorgang die 3,10 meter breed is.
5. Op de plaats van hek 1 heeft sinds 1976 een toegangshek gestaan. Hek 1 is (onlangs) voorzien van een mechanisme om het op afstand met een afstandsbediening te kunnen openen en sluiten. X beschikt niet over een afstandsbediening van hek 1. Hij maakt gebruik van de bedieningspaal om hek 1 te openen en te sluiten. Hek 2 is (onlangs) geplaatst op de plek waar voordien, eveneens in de lengterichting van de weg, één of meer struiken stonden. Hek 3 is (onlangs) geplaatst ter vervanging van een hek dat enkele meters terug (naar de openbare weg toe) over de breedte van de weg was gesitueerd. Hek 3 heeft geen mechanisme om het op afstand te kunnen bedienen. Hek 3 wordt handmatig geopend en gesloten. De weg -waarover de erfdienstbaarheid wordt uitgeoefend- is gedeeltelijk onverhard.
6. X heeft het perceel G verkocht. De overdracht staat gepland op of omstreeks 8 januari 2004.
1. Kort weergegeven vordert X, voor zover mogelijk versterkt met dwangsommen en uitvoerbaar bij voorraad:
a. primair veroordeling van Y om hek 3 te verwijderen en de weg vrij te houden van obstakels, met uitzondering van hek 1; subsidiair veroordeling van Y om hek 3 te vervangen door een op afstand bedienbaar hek dat partijen gezamenlijk uitzoeken en betalen, en waarvan de plaatsing eveneens in overleg zal dienen te geschieden;
b. veroordeling van Y om tegen vergoeding van de kostprijs aan X twee afstandsbedieningen ter hand te stellen ter bediening van hek 1;
c. Y te veroordelen om alle obstakels te verwijderen die een doorgang op de weg van 4 meter in de breedte belemmeren;
d. Y te gebieden om toe te staan dat X op eigen kosten op het onverharde gedeelte van de weg een grindlaag aanbrengt;
e. veroordeling van Y in de proceskosten.
2. Als grondslag van het gevorderde voert X aan dat hij als gevolg van de hekken, en door het feit dat de weg gedeeltelijk onverhard is, onrechtmatig gehinderd wordt in de uitoefening van de ten behoeve van zijn perceel gevestigde erfdienstbaarheid van uitweg. X stelt in verband met de verkoop van zijn perceel een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen te hebben.
3. Y voert gemotiveerd verweer tegen het gevorderde, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.
De motivering van de beslissing
1. Voorop staat dat Y als eigenaar van het perceel W bevoegd is om dat perceel af te sluiten. Deze bevoegdheid kan hem niet geheel worden ontnomen. Wel kan die bevoegdheid worden ingeperkt. De inperking mag slechts zover gaan dat er aan Y nog een redelijk uitvoerbare afsluitmogelijkheid wordt gelaten. Daarop gelet is het Y toegestaan om zowel een toegangshek te hebben op of bij de grens met de openbare weg (hek 1) als op of bij de grens met het perceel G (hek 3).
2. Door de erfdienstbaarheid van uitweg ten behoeve van het perceel G mag Y zijn perceel niet zodanig afsluiten dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid onmogelijk wordt. Daarbij heeft te gelden dat het moeten openen en sluiten van een hek, via een knop op een bedieningspaal zoals bij hek 1, of handmatig zoals bij hek 3, in beginsel moet worden geaccepteerd door de gerechtigde tot de erfdienstbaarheid.
3. Y heeft hek 1 (laten) voorzien van een mechanisme om het via een afstandsbediening te kunnen openen en sluiten. Ter zitting heeft Y niet verklaard dat het onmogelijk is om twee extra afstandsbedieningen voor hek 1 te verkrijgen. Daarop gelet en omdat X de kosten van de twee extra afstandsbedieningen wil vergoeden aan Y, kan niet gezegd worden dat de afgifte aan X van twee afstandsbedieningen Y geen redelijk uitvoerbare afsluiting laat van zijn perceel. De vordering tot afgifte van twee afstandsbedieningen voor hek 1 zal daarom worden toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter er vanuit gaat dat als de overdracht van het perceel G ten tijde van de afgifte van de afstandsbedieningen reeds heeft plaatsgehad, X de van Y te ontvangen afstandsbedieningen vervolgens zal afgeven aan zijn rechtsopvolger in de eigendom van het perceel G. De gevorderde afgiftetermijn zal worden verlengd zoals hierna vermeld, om Y in staat te stellen ondanks mogelijke levertermijnen bij bestelling van de afstandsbedieningen, uitvoering te kunnen geven aan de veroordeling tot afgifte. Ambtshalve zal de gevorderde dwangsom worden gemaximeerd.
4. Uit het hiervóór onder 2 overwogene volgt dat het handmatig moeten openen en sluiten van een hek in beginsel niet heeft te gelden als een onrechtmatige belemmering in de uitoefening van de erfdienstbaarheid van uitweg. Daarop gelet en omdat partijen er niet in geslaagd zijn om in onderling overleg hun geschil te beslechten, zal -mede met het oog op mogelijke executiegeschillen- het subsidiair onder a gevorderde worden afgewezen. Daarbij heeft meegewogen dat overleg tussen Y en X ook niet zinvol meer is omdat X binnenkort geen eigenaar van het perceel G zal zijn.
5. X stelt zich op het standpunt dat de erfdienstbaarheid van uitweg uitgeoefend moet kunnen worden over een breedte van vier meter. Hij beroept zich daarbij op de hiervóór aangehaalde tekst van het onder punt c in de ruilverkavelingakte bepaalde. Y is van mening dat met betrekking tot de erfdienstbaarheid van uitweg in dit geval alleen de hiervóór aangehaalde tekst uit het onder a in de ruilverkavelingakte bepaalde van toepassing is.
6. Mede omdat niet de gehele ruilverkavelingakte in het geding is gebracht kan niet zonder nader onderzoek, welk onderzoek het kader van een kort geding te buiten gaat, beoordeeld worden of de erfdienstbaarheid op grond van het zakenrecht uitgeoefend moet kunnen worden over een breedte van vier meter. Het onder c gevorderde kan daarom niet worden toegewezen. Vraag is vervolgens of er sprake is van een anderszins onrechtmatige belemmering in de uitvoering van de erfdienstbaarheid. Aannemelijk is dat de doorgang van 2,85 meter, de meest smalle doorgang op de weg ter hoogte van hek 2, te smal kan zijn voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid. Omdat X niet, althans onvoldoende heeft aangegeven waarom ook de doorgang van hek 3 te smal is voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid, zal er in dit kort geding vanuit worden gegaan dat voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid van uitweg de doorgang op de weg ten minste 3,10 meter breed moet zijn, te weten de breedte van de doorgang van hek 3. Y zal daarom veroordeeld worden om alle obstakels, waaronder begrepen (gedeelten van) hek 2, die de doorgang op de weg smaller maken dan 3,10 meter, te verwijderen. De gevorderde dwangsom zal ambtshalve worden gemaximeerd.
7. Gebleken is dat de weg jarenlang (gedeeltelijk) onverhard is geweest. Thans is onvoldoende aannemelijk dat X, of diens rechtsopvolger, een spoedeisend belang heeft bij verharding van de weg. Het sub d gevorderde zal daarom worden afgewezen.
8. Nu geen van de partijen grotendeels in het ongelijk is gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
1. veroordeelt Y om binnen vier weken na betekening van dit vonnis te overhandigen aan X, tegen vergoeding van de kostprijs ervan, twee afstandsbedieningen waarmee het hek dat hiervóór is aangeduid als hek 1, op afstand kan worden geopend en gesloten;
1. veroordeelt Y om aan X een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag gerekend tot een hele dag, dat Y geheel of gedeeltelijk geen uitvoering geeft aan de hiervóór onder 1 gegeven veroordeling, met een maximum van in totaal € 25.000,00;
3. veroordeelt Y om binnen twee weken na betekening van dit vonnis alle obstakels te verwijderen -waaronder begrepen (gedeelten van) de hekken die hiervóór zijn aangeduid als hek 2 en 3- die de uitweg op het perceel W te Z ten behoeve van perceel G te Z smaller maken dan 3,10 meter;
1. veroordeelt Y om aan X een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag gerekend tot een hele dag, dat Y geheel of gedeeltelijk geen uitvoering geeft aan de hiervóór onder 3 gegeven veroordeling, met een maximum van in totaal € 25.000,00;
2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3. weigert het anders of meer gevorderde;
4. compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Drabbe en in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.J. Daggenvoorde in het openbaar uitgesproken op 29 december 2003.