ECLI:NL:RBARN:2004:AO3240

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/1253
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.H. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming horeca op aangrenzend perceel en overgangsrechtelijke situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 6 februari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen Safe Investments Real Estate B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, met betrekking tot de verlening van een bouwvergunning voor de bouw van een horecazaal en appartementen op de Eerste Walstraat in Nijmegen. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, stelde dat de horecazaal ook op een aangrenzend perceel mocht worden uitgeoefend, omdat het adres op de adressenlijst van horecalocaties stond. De rechtbank oordeelde echter dat de adressen Eerste Walstraat 41 tot en met 49 niet op deze lijst stonden en dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank concludeerde dat de stellingen van eiseres niet konden worden gevolgd en verklaarde het beroep ongegrond.

De rechtbank behandelde ook de vraag of het gebruik van het perceelsgedeelte als horecaruimte op grond van het (gebruiks)overgangsrecht was toegestaan. De rechtbank oordeelde dat het overgangsrecht geen bouwtitel opleverde voor de aangevraagde bouwvergunning. De bestaande horecazaal viel onder het bouwovergangsrecht, maar dit bood geen soelaas voor eiseres, omdat er geen sprake was van een gedeeltelijke vernieuwing of verandering van het gebouw. De rechtbank concludeerde dat verweerder op goede gronden had overwogen dat een vrijstelling op grond van de WRO niet mogelijk was, omdat er geen goede ruimtelijke onderbouwing voorhanden was ten tijde van het bestreden besluit.

De rechtbank besloot het beroep ongegrond te verklaren, wat betekent dat de eerdere beslissing van het college van burgemeester en wethouders om de bouwvergunning te weigeren, in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door mr. F.H. de Vries, in aanwezigheid van griffier mr.drs. C.M. van der Vlies.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 03/1253
Uitspraak
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
Safe Investments Real Estate B.V., eiseres,
gevestigd te Nijmegen, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder,
alsmede
A, B en de vereniging van eigenaren X-straat, belanghebbenden, wonende, casu quo gevestigd te Nijmegen, vertegenwoordigd door mr. J.P. Hoegee, partijen ex artikel 8:26 van de Awb.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 13 mei 2003.
2. Procesverloop
Bij besluit van 9 december 2002 is namens verweerder aan eiseres een bouwvergunning verleend voor de bouw van een horecazaal en drie appartementen op het perceel kadastraal bekend, gemeente Nijmegen, sectie B, nrs. 540, 541 en 3896, plaatselijk bekend, Eerste Walstraat 41 tot en met 49, onder gelijktijdige verlening van vrijstelling ingevolge artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: WRO).
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het daartegen (tijdig) ingediende bezwaar van belanghebbenden gegrond verklaard, het eerder genoemde besluit herroepen, geweigerd vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan ingevolge de artikelen 15, 17 en 19 van de WRO en alsnog afwijzend beslist op de aanvraag om bouwvergunning.
Tegen dit besluit is namens eiseres (tijdig) beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Belanghebbenden hebben zich doen stellen als partij in het geding en een uiteenzetting ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 23 januari 2004. Eiseres heeft zich aldaar doen vertegenwoordigen door haar directeur G.J. Wouters, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. S.G. Blasweiler, ambtenaar der gemeente. Belanghebbende A is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. J.P. Hoegee, advocaat te Nijmegen, tevens optredend als gemachtigde van de overige belanghebbenden.
3. Overwegingen
Het bouwplan voorziet - na algehele sloop - in de herbouw van de panden Eerste Walstraat 41 tot en met 49. Het betreft een drietal bovenwoningen (nrs. 41, 45 en 49), een benedenwoning (nr. 47) en een voormalige benedenwoning (nr. 43), die reeds vele jaren in gebruik is als horecazaal bij- en intern verbonden mét een café aan de Smetiusstraat 17. Het gedeelte op de begane grond zal grotendeels worden ingericht als horecazaal ten behoeve van genoemd café en overigens als entreehal voor de op de hogere verdiepingen gelegen appartementen.
Partijen verschillen allereerst van mening over het antwoord op de vraag of de oprichting van de horecaruimte op de begane grond zich verdraagt met het bestemmingsplan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge het geldende bestemmingsplan ‘Stadscentrum Kerngebied I 1998’ (verder: het bestemmingsplan) rust op de betreffende percelen de bestemming ‘Gemengde doeleinden II’. Ingevolge hoofdstuk III, categorie 1 onder 2 A sub 1, van de planvoorschriften - voor zover hier van belang - zijn de aldus bestemde gronden op de begane grond (tevens) bestemd voor horecadoeleinden, voor zover het adres voorkomt op de ‘adressenlijst horecalocaties’ zoals opgenomen in de bijlage bij de planvoorschriften. Vaststaat dat de adressen Eerste Walstraat 41 tot en met 49 niet voorkomen op deze lijst.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat met de vermelding van het adres Smetiusstraat 17 op deze lijst tevens de begane grond van de panden Eerste Walstraat 41 tot en met 49 geacht moeten worden te zijn aangewezen als horecalocatie, nu deze ruimte ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan (en geruime tijd daarvoor) reeds in gebruik was voor horecadoeleinden en als zodanig onderdeel vormde van het café aan de Smetiusstraat 17. Deze ruimte kent ook geen eigen ingang, maar heeft alleen een uitgang aan de Eerste Walstraat, hetgeen verklaart waarom in het bestemmingsplan geen separate aanduiding is opgenomen, aldus eiseres. Eiseres heeft in dit verband nog een aantal andere horecalocaties genoemd, waarvan uitsluitend de adressen waar zich de ingang bevindt op de horecalijst zijn vermeld, terwijl zij een uitgang hebben aan een ander adres dat niet op de lijst voorkomt.
De rechtbank kan eiseres in haar standpunt niet volgen. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is vooreerst genoegzaam komen vast te staan dat alleen de voormalige benedenwoning aan de Eerste Walstraat 43 als horecaruimte in gebruik is genomen en niet tevens de benedenwoning op nr. 47. Nu de beoogde horecaruimte blijkens de bouwtekeningen deels ook is geprojecteerd op het perceel Eerste Walstraat 47, moet worden geoordeeld dat het bouwplan in zoverre reeds hierom in strijd is met het bestemmingsplan.
Wat betreft de bestaande horecaruimte aan het adres Eerste Walstraat 43 overweegt de rechtbank dat in de bepalingen van het bestemmingsplan, noch in de toelichting daarbij, een aanknopingspunt ten gunste van het door eiseres verdedigde standpunt kan worden gevonden. De "adressenlijst horecalocaties" is opgesteld na een inventarisatie van bestaande horecabedrijven en hierbij is de onderhavige horecazaal kennelijk niet betrokken. De rechtbank acht onvoldoende aanleiding aanwezig voor de veronderstelling van eiseres dat zulks abusievelijk achterwege is gebleven. In de plantoelichting wordt immers ten aanzien van het gebied waarin de betreffende percelen zijn gelegen opgemerkt dat uitbreiding van de horecafunctie in het horecagebied Smetiusstraat niet gewenst is. Voorts wordt ten aanzien van de wijze van bestemmen met behulp van een adressenlijst aangegeven dat daardoor verdere groei van de horecabedrijven buiten het zogenaamde accentgebied - waarvan de betreffende percelen geen onderdeel uitmaken - niet mogelijk is. Ten slotte is expliciet aangegeven dat op adressen die niet voorkomen op deze lijst geen horeca aanwezig mag zijn c.q. worden gevestigd.
Gezien het vorenstaande moet worden geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Hieraan kan niet afdoen hetgeen eiseres omtrent de genoemde andere horecabedrijven heeft aangevoerd, reeds omdat niet is gebleken dat daarbij, zoals in casu, een oorspronkelijk tot woonruimte bestemd perceel bij het betreffende bedrijf is gevoegd.
Eiseres heeft subsidiair aangevoerd dat het gebruik van het perceelsgedeelte als horecaruimte op grond van het (gebruiks)overgangsrecht is toegestaan, zodat de met het oog daarop ingediende bouwaanvrage niet in strijd is met het bestemmingsplan.
De rechtbank kan ook dit standpunt niet delen. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijv. de uitspraken van 15 november 1999, AB 2000/87 en 3 april 2000, AB 2000/252) volgt dat voor de vraag of voor een bouwplan bouwvergunning kan worden verleend uitsluitend de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan, inclusief het (bouw)overgangsrecht, van belang zijn. De omstandigheid dat een met het bestemmingsplan strijdig gebruik krachtens het (gebruiks)overgangsrecht is toegestaan, verschaft geen titel voor een bouwvergunning ten dienste van dat gebruik.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting merkt de rechtbank in dit verband nog op dat de bestaande horecazaal, nu deze als gevolg van de daaraan vóór de totstandkoming van het bestemmingsplan getroffen voorzieningen ook in bouwkundig opzicht strijdig is met het bestemmingsplan, in zoverre onder het bouwovergangsrecht valt. Zulks kan eiseres evenwel niet baten, reeds omdat in casu niet sprake is van een gedeeltelijke vernieuwing of verandering, noch van een calamiteit, zoals in de planvoorschriften bedoeld. De omstandigheid dat de huidige horecazaal in civielrechtelijke zin deel uitmaakt van het café aan de Smetiusstraat 17 maakt dit niet anders, omdat in planologisch opzicht sprake is van algehele vernieuwing van het gebouwde op het perceel Eerste Walstraat 43.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ten slotte op goede gronden overwogen dat een vrijstelling op grond van artikel 19, lid 1 of 2, van de WRO niet mogelijk is, omdat ten tijde van het bestreden besluit een goede ruimtelijke onderbouwing voor het plan niet voorhanden was.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit geen doel treffen.
Het beroep dient mitsdien ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. F.H. de Vries als rechter en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2004 , in tegenwoordigheid van mr.drs. C.M. van der Vlies als griffier.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: