ECLI:NL:RBARN:2004:AO5032
Rechtbank Arnhem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot doorhaling van conservatoir beslag op onroerende zaak
In deze zaak heeft eiser X, wonende te A, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschappen J.J.P. VAN REE BEHEER B.V. en BOUWBEDRIJF J.J.P. VAN REE B.V., gevestigd te Ede, met als doel de doorhaling van een conservatoir beslag dat op zijn onroerende zaak is gelegd. Het beslag werd gelegd door Van Ree c.s. in het kader van een procedure bij de Rechtbank Utrecht, waarin zij een verklaring voor recht vorderden met betrekking tot schadeplichtigheid van X. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem heeft op 30 januari 2004 uitspraak gedaan in deze zaak.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de procedure bij de Rechtbank Utrecht niet kan worden aangemerkt als de 'hoofdzaak' in de zin van artikel 700 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit omdat de vordering van Van Ree c.s. niet gericht is op het verkrijgen van een executoriale titel, maar op een verklaring voor recht. X stelde dat hij een groter belang heeft bij de opheffing van het beslag, omdat hij anders niet kan voldoen aan zijn leveringsverplichting aan de koper van zijn onroerende zaak.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het conservatoir beslag opgeheven dient te worden, omdat de vordering van Van Ree c.s. niet kan worden aangemerkt als een eis in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter heeft Van Ree c.s. veroordeeld om binnen één dag na betekening van het vonnis zorg te dragen voor de doorhaling van het beslag in de registers van het kadaster. Tevens zijn Van Ree c.s. hoofdelijk veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van X zijn begroot op € 703,= voor salaris procureur en € 288,70 voor verschotten.