ECLI:NL:RBARN:2004:AO6975
Rechtbank Arnhem
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Bouwstop voor woonark in verband met verankering en vergunningplicht
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 22 maart 2004, gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwstop voor een woonark. Verzoekers, [X] en [Y], hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal, dat hen op 28 januari 2004 had aangesproken om de bouw van hun woonboot onmiddellijk te staken. Dit besluit volgde op de constatering dat de bouwwerkzaamheden zonder de vereiste bouwvergunning waren uitgevoerd. De verzoekers stelden dat het besluit in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur, met name het evenredigheidsbeginsel, en dat de woonark niet als een bouwwerk kon worden aangemerkt.
De voorzieningenrechter overwoog dat de woonark, ondanks dat deze drijvend is, door de wijze van verankering met sputpalen als plaatsgebonden moet worden beschouwd. Dit betekent dat de woonark onder de definitie van 'bouwen' valt zoals vastgelegd in de Woningwet. De voorzieningenrechter verwees naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin een vergelijkbare situatie was beoordeeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het bestuursorgaan hadden moeten doen afzien van het opleggen van de bouwstop.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en werd vastgesteld dat de verzoekers zonder bouwvergunning handelden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestuursorgaan terecht had gehandeld door de bouwstop op te leggen, en dat er geen rechtsmiddelen openstonden tegen deze uitspraak.