ECLI:NL:RBARN:2004:AO7458

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BOPZ 04/038
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ

Op 8 maart 2004 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf van een persoon in een psychiatrisch ziekenhuis, ingediend door de officier van justitie op 25 februari 2004. De rechtbank heeft de betrokkene, haar advocaat mr. P. Schadd-de Boer, en de behandelaar mw. A. H. gehoord op 1 maart 2004. Na de zitting heeft de behandelaar een behandelingsplan aan de rechtbank en de advocaat gefaxt, waarop de advocaat op 8 maart 2004 heeft gereageerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens, maar dat er op dat moment geen concrete aanleiding was voor opname in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank oordeelde dat het gevaar dat de betrokkene kan veroorzaken, kan worden afgewend door het stellen van voorwaarden, zoals opgenomen in het behandelingsplan. De betrokkene heeft zich bereid verklaard om deze voorwaarden na te leven.

Gelet op de minder ingrijpende aard van de voorwaardelijke machtiging, heeft de rechtbank besloten om geen machtiging tot voortgezet verblijf te verlenen, maar in plaats daarvan een voorwaardelijke machtiging. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie afgewezen en de beschikking is gegeven door mr. F.J.F. Gerard, rechter, in tegenwoordigheid van griffier S.A. Gerritsen.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector familierecht
kenmerk: BOPZ 04/038
datum uitspraak: 8 maart 2004
Beschikking BOPZ (voorwaardelijke machtiging)
Het verzoek en de procedure
De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, ingekomen op 25 februari 2004, verzocht om het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van de in het dictum genoemde persoon in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij het verzoek zijn over-gelegd de door de Wet BOPZ voor-geschreven stukken.
De rechter heeft op 1 maart 2004 gehoord de betrokkene, de advocaat van de betrokkene, mr. P. Schadd-de Boer, en de (waarnemer van de) behandelaar, de casemanager mw. A. H.
Mw. H. heeft na de zitting het behandelingsplan aan de recht-bank en aan de advocaat gefaxt. Een kopie daarvan is aan deze beschikking gehecht. Bij brief, ingekomen op 8 maart 2004, heeft de advocaat hierop gereageerd.
De beoordeling
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en de door haar verkregen inlichtingen tot de overtuiging gekomen dat de betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens. Zij is thans thuis, voor een opname in een psychiatrisch ziekenhuis bestaat geen concrete aanleiding. Niettemin zal de stoornis - ook na verloop van de geldig-heidsduur van de lopende machtiging - de betrokkene gevaar doen veroorzaken. Dat gevaar kan slechts door tussen-komst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis worden afgewend door het stellen en naleven van voor-waarden. Die voorwaarden zijn opgenomen in het behandelingsplan (onder IV). De betrokkene heeft zich bereid verklaard tot het naleven van deze voorwaarden.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande een voorwaardelijke machtiging geïndiceerd. Zij zal dan ook niet, zoals verzocht, een machtiging tot voortgezet verblijf verlenen, maar een voorwaardelijke machtiging. De rechtbank ziet, mede gelet op het minder ingrijpende karakter van de voorwaardelijke machtiging, niet voldoende aanleiding om alvorens deze te verlenen eerst nog, met toepassing van art. 8a Wet BOPZ, haar gevoelen hieromtrent aan de officier van justitie kenbaar te maken en de behandeling op een later tijdstip voort te zetten.
Op grond van de toepasselijke bepalingen van de Wet BOPZ wordt daarom als volgt beslist.
De beslissing
De rechtbank
verleent een voorwaardelijke machtiging met betrekking tot:
M,
geboren op X,
adres: X,
met als voorwaarde dat zij zich onder behandeling stelt van de behandelaar overeen-komstig het aangehechte behandelingsplan,
zulks voor de duur van zes maanden,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven op 8 maart 2004 door mr. F.J.F. Gerard , rechter, in tegenwoordigheid van S.A. Gerritsen, griffier.
de griffier de rechter