ECLI:NL:RBARN:2004:AO9935
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wettelijke rente over WAO-uitkering en rechtmatigheid van besluiten
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.A.C. van Etten, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) van 19 april 2000, waarin haar bezwaren tegen eerdere besluiten ongegrond zijn verklaard. Eiseres had eerder een WAO-uitkering aangevraagd, die op 23 januari 2002 werd toegekend met terugwerkende kracht tot 1 januari 1994. Eiseres stelde dat zij recht had op wettelijke rente vanaf 1 januari 1994, terwijl verweerder stelde dat de rente pas vanaf 1 oktober 1997 vergoed diende te worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtmatigheid van eerdere besluiten, waaronder de weigering van een WAO-uitkering, vaststaat door eerdere uitspraken van de rechtbank. Eiseres had geen hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van 2 augustus 1995, waarin de weigering van de WAO-uitkering was bevestigd. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit dat aanleiding geeft tot vergoeding van wettelijke rente. De rechtbank oordeelt dat de toekenning van wettelijke rente vanaf 1 oktober 1997 niet onterecht is en dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit niet slagen.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van mr. M.G.J. Litjens, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 mei 2004. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden binnen 6 weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.