ECLI:NL:RBARN:2004:AP0131
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.H.M. Delnooz-Engels
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid na wachttijd in het kader van de WAO
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 10 mei 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. Kraag, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 18 december 2003, waarin haar werd meegedeeld dat zij per 10 januari 2002 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat het UWV niet de vereiste zorgvuldigheid in acht had genomen bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres voor een WAO-uitkering.
De rechtbank oordeelde dat de stellingen van het UWV, dat er geen beoordeling meer plaatsvond na een wachttijd van 52 weken indien er al een beoordeling had plaatsgevonden na 4 weken, onjuist waren. De rechtbank benadrukte dat de artikelen 19 en 43a van de WAO verschillende criteria en toetsingskaders hebben, en dat de beoordeling van de wachttijd uitsluitend aan de hand van de in artikel 19 genoemde criteria dient te gebeuren. Aangezien er geen inhoudelijke beoordeling had plaatsgevonden van de aanvraag van eiseres voor een WAO-uitkering per 10 januari 2002, kon het besluit van het UWV niet in stand blijven.
De rechtbank heeft het UWV ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 322 zijn vastgesteld, en heeft bepaald dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 31 moet vergoeden. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.