Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 106532 / HA ZA 03-1993
Datum vonnis: 7 april 2004
in het bevoegdheidsincident in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE GROENE WEG B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hedel,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek te Arnhem,
advocaat mr. N.C.M. Koch te Breda,
1. de vennootschap onder firma
BIOLOGISCHE SLAGERIJ X V.O.F.,
gevestigd en kantoorhoudende te Nijmegen,
2. X,
wonende te A, zaakdoende te Nijmegen,
3. Y,
wonende te A, zaakdoende te Nijmegen,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
procureur en advocaat mr. R.J. Verweij te Nijmegen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “De Groene Weg” en “X c.s.”.
Het verloop van de procedure
Na het uitbrengen van de dagvaarding zijn de volgende processtukken gewisseld:
? een akte van de zijde van De Groene Weg;
? een incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van de zijde van X c.s.;
? een incidentele conclusie van antwoord van de zijde van De Groene Weg.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.
Het geschil in de hoofdzaak
1. De Groene Weg vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de hoofdelijke veroordeling van X c.s. tot betaling aan haar van een bedrag van € 17.375,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 15.049,65 vanaf 21 augustus 2003 tot aan de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van X c.s. in de proceskosten. Dit bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 15.049,65, buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.301,40 en een bedrag aan rente berekend tot en met 21 augustus 2003 ad € 786,71.
2. De Groene Weg stelt daartoe - kort gezegd - dat zij Biologische Slagerij Peter X V.O.F. (verder: de slagerij) in de periode van mei 2001 tot en met februari 2003 goederen en diensten heeft geleverd voor een bedrag van € 15.049,65, maar dat de slagerij hiervoor, ondanks sommaties, nimmer heeft betaald. X en Y zijn firmanten van de slagerij.
Het geschil in het incident
3. Voor alle weren hebben X c.s. gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van het onderhavige geschil kennis te nemen, met veroordeling van De Groene Weg in de proceskosten. Zij voert hiertoe aan dat tussen partijen een arbitrageovereenkomst bestaat op grond waarvan een arbitragecollege bij uitsluiting bevoegd is kennis te nemen van dit geschil.
4. De Groene Weg voert gemotiveerd verweer.
De beoordeling van het geschil in het incident
5. Bij de beoordeling van haar bevoegdheid gaat de rechtbank er als vaststaand van uit dat in artikel 28, eerste lid, van het tussen partijen gesloten franchisecontract is bepaald: Alle geschillen uit deze overeenkomst of uit nadere overeenkomsten voortvloeiende, ook die, welke slechts door één der partijen of hun rechtsopvolgers als zodanig mochten worden aangemerkt, zullen worden beslist door een arbitragecollege van 3 personen die door de respectievelijke voorzitters van de B.D.-Vereniging, Studiecentrum Kraaybeekerhof en door de Landbouwvoorlichtingsdienst ten behoeve van de biologische landbouw, worden aangewezen.
6. Het geschil in het incident spitst zich toe op de vraag hoe bovenstaand arbitraal beding moet worden uitgelegd.
7. Volgens X c.s. heeft de levering van de goederen en diensten op grond waarvan De Groene Weg betaling vordert, plaatsgevonden op grond van het franchisecontract. Daarom vloeit, aldus X c.s., het geschil in de hoofdzaak voort uit de franchiseovereenkomst. In ieder geval merken zij het als zodanig aan, waardoor uitsluitend een arbitragecollege bevoegd is kennis te nemen van dit geschil en de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren.
8. De Groene Weg betwist dit. Zij meent dat het geschil in de hoofdzaak gaat om de betaling van geleverde goederen en niet om een geschil dat voortvloeit uit de tussen partijen gesloten franchiseovereenkomst. In artikel 12 van het franchisecontract is alleen sprake van een afnameverplichting van X c.s. Volgens De Groene Weg is de rechtbank bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen, omdat het arbitraal beding niet van toepassing is op deze situatie.
9. De Groene Weg heeft niet betwist dat de goederen en diensten aan gedaagde sub 1. geleverd zijn ingevolge het franchisecontract, zodat de rechtbank daar in het vervolg van uit zal gaan.
10. De rechtbank overweegt het volgende. Gesteld, noch gebleken is dat ten tijde van het tot stand komen van de franchiseovereen- komst is onderhandeld of gesproken over het arbitragebeding. Het gaat hier kennelijk om een beding dat De Groene Weg standaard opneemt in haar franchiseovereenkomsten. Partijen hebben zich bij het aangaan van de overeenkomst, voor wat betreft het arbitraal beding, blijkbaar beperkt tot de (impliciete) afspraak dat het arbitraal beding, zoals dat op schrift was gesteld door De Groene Weg, tussen hen zou gelden. Bij de beantwoording van de vraag wat partijen in de gegeven situatie over en weer van elkaar mochten verwachten, komt het in dit geval dan ook met name aan op de bewoordingen van het beding, bezien in verband met de overige tekst van de franchiseovereenkomst.
11. Uit de tekst van het arbitraal beding volgt in de eerste plaats dat alle geschillen die voortvloeien uit de franchiseovereenkomst, of uit nadere overeenkomsten, moeten worden voorgelegd aan het arbitragecollege. Anders dan X c.s. menen is het niet zo dat ieder geschil over een levering die in het kader van de uitvoering van de franchiseovereenkomst heeft plaatsgevonden, zonder meer kan worden aangemerkt als een geschil voortvloeiend uit die overeenkomst, omdat de franchiseovereenkomst de raamovereenkomst vormt waarbinnen overeenkomsten met betrekking tot de leveringen als zelfstandige overeenkomsten worden afgesloten. Het is ook niet zo dat de leveringen kunnen worden aangemerkt als “nadere overeenkomsten” in de hier bedoelde zin omdat het, gezien de bewoordingen van het arbitraal beding, hier kennelijk gaat om nadere overeenkomsten met betrekking tot het franchisecontract.
12. Door de gedetailleerde bepalingen in de franchiseovereenkomst zal er echter wel snel sprake zijn van een geschil dat voortvloeit uit deze overeenkomst. De franchiseovereenkomst bevat onder meer gedetailleerde regels over de leveringen. Zo is de franchisenemer gehouden de door zijn bedrijf te verkopen waren uitsluitend in te kopen bij franchisegever De Groene Weg en is de franchisenemer verplicht f 0,06 per verkochte kilo vlees aan de franchisegever af te dragen. Het is dan ook niet uit te sluiten dat het geschil in de hoofdzaak inhoudelijk betrekking zal hebben op de franchiseovereenkomst. Vooralsnog is dat echter niet duidelijk, nu X c.s nog geen inhoudelijk verweer hebben gevoerd.
13. X c.s. beroepen zich ook op de zinsnede “ook die, welke slechts door één der partijen of hun rechtsopvolgers als zodanig mochten worden aangemerkt”. In deze redactie slaat het woord “die” op alle geschillen die voortvloeien uit de franchiseovereenkomst. Aldus komt het erop neer dat de partij die van mening is dat het geschil dat zij met de ander heeft voortvloeit uit de franchiseovereenkomst, kan verlangen dat het wordt voorgelegd aan het arbitragecollege. Het is weliswaar voorstelbaar dat het de bedoeling is geweest te bepalen dat ook de vraag of er een nadere overeenkomst met betrekking tot het franchisecontract tot stand is gekomen aan het arbitragecollege moet worden voorgelegd, maar dan had het beding strikter moeten worden geformuleerd.
14. Nu het beding in deze bewoordingen is opgesteld en er geen aanknopingspunten zijn om te oordelen dat partijen bij de totstandkoming van de franchiseovereenkomst een andere uitleg aan het beding hebben willen geven, mochten X c.s. ervan uitgaan dat zij een geschil met De Groene Weg, indien zij dat aanmerkten als een “geschil voortvloeiend uit de franchiseovereenkomst” mochten voorleggen aan het arbitragecollege.
15. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank de vordering van X c.s. in het incident toewijzen en zich onbevoegd verklaren van de zaak kennis te nemen. De Groene Weg zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De rechtbank, recht doende in het incident:
verklaart zich onbevoegd om van de zaak kennis te nemen,
veroordeelt De Groene Weg in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van X c.s. begroot op € 330,00 aan griffierecht en € 390,00 aan salaris procureur,
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Vaessen en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2004.